100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Het sociologische speelveld, de essentie - Inleiding in de sociologie

Rating
-
Sold
1
Pages
42
Uploaded on
14-02-2025
Written in
2024/2025

Geslaagd in eerste zit met 18/20. Samenvatting van inleiding in de sociologie zowel het boek als notities. H1-6.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
February 14, 2025
Number of pages
42
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

1. Op ontdekkingstocht door bekend gebied? Over de eigen aard van de samenleving
 Sociologie heeft te maken met het sociale en de logica (‘Logie’ = kunde) = studie van de samenleving
 Sociologie relatief recent +- 200 jaar
-> Micro : klein = het niveau van de individuen
-> Meso : midden = het niveau van de instellingen en organisaties
-> Macro : groot = breder nadenken over de grotere structuren
 Emmanuel Joseph Sieyès: = franse abt -> gebruikte term sociologie vr het eerst
 probeerde nieuwe discipline te creëren -> die nadacht over samenleving
 bekend door boek Qu’est-ce que le tiers état? -> klaagt onderdrukking derde stand aan die niet
vertegenwoordigd worden in de maatschappij
 nieuw concept: volkssoevereiniteit
 heeft sociologie als discipline uitgevonden, ook emancipatiewetenschap genoemd -> een
normatieve benadering van de wetenschap (wetenschap gebruiken als instrument om norm te
behalen)
 Auguste Comte = wetenschapsfilosoof (1830) = wordt dr traditionele wetenschapsgeschiedenis als
uitvinder sociologie gezien
 nieuwe poging sociologie te definiëren: (her)uitvinding van de term sociologie
 begin beschrijvende, empirische wetenschap van de samenleving volgens Comte
-> Sieyès keek nr samenleving vanuit politiek standpunt: hij vond sociologie een leer die een
rechtvaardige en revolutionaire inrichting van de samenleving voorschreef (rechten 3 e stand)
 1789: rond Franse revolutie: sociologie = normatieve benadering van de saenleving gedreven dr
ideële voorstelling van hoe samenleving hoort te zijn
 1830: sociologie = empirische benadering: ent zoals natuurkundigen moeten sociologen
samenleving bestuderen dmv objectieve neutrale en empirische observaties
 sociologie 2x uitgevonden: terminologie(normatieve kant) + terminologie wordt heruitgevonden met
doel op wetenschappelijke manier te benaderen (positivistische, empirische benadering)
1.1. een beeld van een titel
 Sociologisch speelveld = fundamenteel sociologische verhouding tussen de samenleving, sociale
spelregels, maatschappelijke spelers en het spel
 Samenlevingsspel = speelveld afgebakend door lijnen, binnen lijnen spelers, buiten speelveld zij
die niet mee kunnen spelen en zij die die uitgesloten worden van het spel dr overtredingen
 Spelregels = niet allemaal even dwingend,
-> inbreuk op regels -> scheidsrechter -> bestraft naargelang ernst (gradatie in straffen)
-> sommige regels ook vr interpretatie vatbaar, andere logisch -> als nrml beschouwd
-> in maatschappelijk leven: geboden en verboden, rechter -> boete, gevangenis,…
-> in samenleving gelden geen vereisten om v regel te spreken (regel als regel erkend -> geldt)
(andere regels voor andere plaatsen)
 Posities =
-> aantal en soort posities variëren bij versch opstelling team
-> verzameling van posities niet immuun voor de tijd -> veranderen doorheen de tijd dr versch
factoren (sociale rollen en machtsverhoudingen evolueren en passen zich aan doorheen de tijd)
-> samenleving bestaat uit versch posities met eigentaakverdeling
=> je positie in de samenleving wordt door iemand anders opgedragen (mag niet geassocieerd worden
met functie)


 Rollen = gepaard met posities = manier van invulling van je positie

, -> we hebben bepaalde verwachtingen v vb. beroepen, hebben bep rol
 Status = hoe samenleving kijkt nr positie heeft te maken met status
-> lage positie = minder zichtbaar, lager inkomen, arbeidsomstandigheden,… => lage status
=> maar alle spelers zijn nodig in samenleving vr goede werking
 Interageren en communiceren: belangrijk -> zonder informatie uit te wisselen en communicatie
moeilijk resultaat te verkrijgen
 Formele en informele leiders: taakverdeling en hiërarchie tussen posities
-> formele leiders: via officiële kanalen op hun positie gekomen, niet altijd beste leiders
-> informele leiders: niet officiële leider maar soms meer imapct/gezag => conflicten = normaal
 Belangrijk dat speler zich nuttig maken -> officiële doel spel = winnen
-> vaak ook andere motieven -> eigen maatschappelijk status verbeteren (maar sommigen doen
job puur vr plezier)
 Ruimte rond speelveld:
-> Mensen achter de schermen bepalen vaak hoe deelnemers spel zich gedragen
-> tribune = ideale plaats socioloog, neutrale waarnemers kijken met nodige afstand -> hebben
ook eigen sympathieën en antipathieën (vaak onbewust) -> maar moeten wel volledige
beschrijving situatie leveren en die kunnen analyseren en verklaren
 hedendaagse wetenschappers moeten zich uitspreken over positionaliteit -> = voorkeuren,
ervaringen,… die invloed kunnen hebben op neutraliteit onderezoek
 Sociale werkelijkheid = veel complexer en minder duidelijk afgebakend -> we moeten ons aan
regels houden maar dat sluit vrijheid niet uit -> pas vrijheid als er spelregels zijn -> spelregels
zorgen vr zekerheid en voorspelbaarheid die mensen nodig hebben om te leven -> mensen
bezitten vrijheid om regels te volgen of te overtreden
1.2. Het dagelijkse leven door de sociologische lens
 Onze eerste waarnemingen -> geven werkelijkheid niet altijd goed weer
 We kijken door sociologische lens naar de structuren v/d samenleving (= spec manier v kijken)
-> socioloog: dmv surveys, observaties, interviews
-> belangrijk dat we begrijpen wat we zien en aan waarneming een betekenis kunnen geven
-> sociologen geven samenleving betekenis door hun opleiding en ervaring in de soc wet.
 Sociologische lens alleen nuttig als die gehanteerd wordt dr iem die waarnemingen kan
interpreteren -> iem die sociologische verbeelding bezit “Sociological imagination”Mills
 Charles Wright Mills = kritische socioloog
 Sociologische verbeelding = het vermogen om te begrijpen dat iemands individuele
ervaringen in verband staan met maatschappelijke krachten ne de ruimere historische
context
 sprak over sociological imagination: nadenken over hoe je een betere samenleving kan
construeren door gebruik te maken van 3 componenten
 Door geschiedenis (land, instelling,…)op macro, meso en soms micro niveau, is nodig om
verbeelding ten volle late spelen -> hoe kwam samenleving tot stand en hoe verandert ze
 Biografie: welke mensen bevolken een samenleving, (mensen met eigenheden, zwakten,
sterkten)(activistisch, pacifistisch)
 Sociale structuur: manier waarop mensen met elkaar samenwerken op alle mog plaatsen ->
die structuren ontleden -> hoe werken maatschappelijke instituties, wat zijn dominante
instituties, hoe houden ze de maatschappelijke orde in stand
 Belangrijke voorwaarde om van sociologische verbeelding te spreken

, = “The sociological imagination necessitates above all, being able to think ourselves,
away from the familiar routines of our daily lives in order to look anew”
 Sociologische kennis biedt nieuwe perspectieven, nr de relaiteit kijken vanuit
verschillende posities -> multiperspectiviteit (veel wisselen tuss perspectieven)
 Ervaring van de dagelijkse werkelijkheid moet vanuit ruimere historische en sociale
context bekeken worden -> afstand nemen
1.2.1. Selectieve waarneming
 Routineus denken (common sense) en handelen (gedrag) maken deel uit v/h dagelijkse leven
-> ze lijken waarheid uit te schijnen en houden ons staande in verschillende situaties
-> maar common sense zorgt ervoor dat we info uit sociale context gaan reduceren, ordenen en
interpreteren vanuit ons eigen standpunt => onze waarneming wordt selectief
 Verklarende kenmerken van selectieve waarneming
 Fysische en sociale beperkingen:
-> fysische = we kunnen niet overal aanwezig zijn, sociale = we kunnen niet alles en er
iedereen kennen
-> we kijken vanuit een bep positie nr de samenleving en missen veel informatie
 Belangen:
-> ied verdedigt versch belangen (verhaal hangt af naargelang positie verteller)
-> eigen interpretatie hangt af van eigen positie en belangen (versch belangen, versch
reactie)
 Kennis en informatie:
-> onze waarneming geberut vanuit de kennis die we al hebben
-> de informatie die je hebt over een persoon of toestand is bepalend vr wat je waarneemt
-> andere kennis = op andere conclusie komen (alleen met heel stevige kennis kan je
routineus denken doorbreken)
-> onderwijs belangrijk: soort onderwijs invloed op xenofobie en dergelijke
 Voorkeuren en afkeuren:
-> onze voorkeuren en afkeuren zijn sociaal bepaald (niet aangeboren)
-> bepaald dr opvoeding, gezin, school, op straat, verenigingen,…
-> Socialisatieproces = een proces waarbij een individu zich in de omgang met anderen de
cultuur van zijn omgeving eigen maakt
-> sociale voorkeuren en afkeuren worden beïnvloedt door ieders opvatting op esthetisch en
ethisch vlak, deze ethische en esthetische categorieën verschillen in tijd en ruimte (=
cultureel bepaald en afhankelijk van de sociale context
1.2.2. Referentiekaders
= Het geheel van normen, waarden, overtuigingen, en ervaringen die mensen gebruiken om de
wereld om hen heen te interpreteren en te beoordelen. Dit kader vormt als het ware een lens
waardoor mensen kijken en het helpt hen om situaties, gedragingen, en gebeurtenissen te
begrijpen en betekenis te geven
 Kenmerken:
 Vormt een geheel = alle waarnemingen gebeuren vanuit hetzelfde referentiekader
 Stabiel, maar niet onveranderlijk -> je kan ze bijsturen maar dat kost tijd en ervaring
 Zoveel referentiekaders als individuen:
 Gedeelde referentiekaders: wnr groepen mensen in dezelfde omstandigheden werken of
opgroeien -> soortgelijke ervaringen -> gelijkende referentiekaders

, -> maakt deel uit van cultuurpatronen = kenmerkende combinaties v waarden, normen
(cultuurelementen) vr een bepaalde groep Vb. jeugdcultuur, arbeiderscultuur
 Verscheidenheid aan referentiekaders -> versch reacties op zelfde gebeuren -> zijn die versch
werkelijkheden relevant?
 Zakelijke werkelijkheid en beleefde werkelijkheid even grote invloed op ons:
Theorema: ‘If people define situations as real, they become real in their consequences’
 Pygmalioneffect
= Mensen kunnen handelen vanuit een verkeerde perceptie v een situatie - > die perceptie kan
uiteindelijk realiteit worden door hun gedrag (oorspronkelijk beeld klopt niet -> hun acties
zorgen ervoor dat het toch werkelijk wordt) (vb. denken dat iem je niet mag)
 Onze subjectieve waarnemingen hebben dus invloed op sociale situaties en hoe die zich
ontwikkelen
 Vooroordelen -> leveren andere illustratie (geïnformeerde mensen minder vooroordelen dan
onwetende)
-> meer informatie maakt het vaak erger -> wie onbevooroordeeld is wordt in zijn openheid en
tolerantie bevestigd, bevooroordeelden worden gesterkt in hun vooroordelen
 Stereotypes = min of meer gefixeerde en vereenvoudigde voorstelling over andere groepen die
in een bepaalde groep gangbaar zijn, zonder dat ze op feiten gebaseerd zijn
 Kenmerken: vereenvoudiging, vertekening, veralgemening
 Ze weerspiegelen eerder de overtuigingen en aannames van de groep die de stereotypes
hanteert dan de realiteit van de groep waarop het stereotype betrekking heeft
 Negatieve stereotypes -> maatschappelijke impact -> leidt tot ontmenselijking
 Hulpmiddel bij het bestendigen v vooroordelen en machtsposities
 Soms als als karakteristieken aan het naamwoord geplakt
 DUS:
-> belangrijk om sociale bril af te zetten -> maakt waarnemingen selectief + voedt vooroordelen
en stereotypering
-> sociologie streeft nr onbevooroordeelde, neutrale beeldvorming v maatschappelijke realiteit
waarbij we afstand moeten nemen van de ingenestelde routines uit het dagelijkse leven
1.2.3. Over sport
 Sport als sociale constructie: Sport wordt niet enkel gezien als een fysieke activiteit, maar ook
als een sociaal fenomeen dat cultuur, waarden, en normen weerspiegelt. Het is een vorm van
sociale interactie en draagt bij aan identiteitsvorming en groepsdynamiek.
 Sociale functies van sport: Sport heeft verschillende functies in de samenleving. Het bevordert
sociale cohesie doordat het mensen bij elkaar brengt en gemeenschappen vormt, maar kan ook
bijdragen aan sociale uitsluiting of competitie tussen groepen.
 Normen en waarden in sport: Sport weerspiegelt vaak bredere maatschappelijke normen en
waarden, zoals fair play, doorzettingsvermogen en teamwork, maar kan ook negatieve kanten
hebben, zoals overmatige nadruk op winnen, competitie of uitsluiting op basis van klasse,
gender of etniciteit.
 Sport en sociale stratificatie: Sport kan ongelijkheden in de samenleving weerspiegelen, zoals
klasseverschillen, etnische verdelingen of genderongelijkheid. De toegang tot bepaalde sporten
en de manier waarop verschillende groepen deelnemen, zijn vaak beïnvloed door sociale en
economische factoren.
$11.43
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
rosaverrote

Get to know the seller

Seller avatar
rosaverrote Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
2
Last sold
2 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions