Inleiding in de filosofie
Belangrijk:
- Index (terminologie)
- Vergelijken van visies van filosofen over gelijkaardige onderwerpen (zelf zoeken)
INLEIDING
Plato’s grot
- Filosofie vertrekt vanuit de verwondering
o Begint in eerste instantie vanuit een ervaring van betekenis verlies
Dingen die evident zijn worden problematisch (de gewone betekenis van het
dagelijkse leven komt onder druk te staan)
o Alles is een voorwerp van verwondering
Werkelijkheid gescheurd door de realiteit (zie Plato)
o Verschillende vormen
Dramatisch: terugtrekken
Productief: uitdrukking geven aan ervaring (kunstwerk)
Theoretisch: kritische houding ten opzichte van die ervaring
o Actief: doet een filosoof
- Plato: in het boek ‘de staat’: allegorie van de grot
Vertrekt vanuit idee dat mensen gevangen zijn in grot (vastgeketend) en
staren naar een wand, achter hen een lichtbron
Achter die muur lopen mensen heen en weer met voorwerpen (hiervan zien
wij schaduwen op die wand)
Vraag aan hun wat is echt -> antwoord: de schaduw (weet niet dat het
schaduwen zijn van voorwerpen)
Iemand bevrijdt een van die gevangen (met geweld), en meegesleurd buiten
de grot
Andere, echte realiteit getoond
Persoon gaat terug naar zijn lotgenoten en verteld hen dat hun werkelijkheid
niet de echte is
Reactie: filosoof willen vermoorden -> motie van geweld
o Allegorie problematisch
o Antwoord wat de werkelijkheid is op basis van zintuiglijkheid is niet de echte
werkelijkheid
De wereld is vooral geordende structuur
- Wat wij werkelijkheid noemen is niet DE werkelijkheid
o De real is iets wat wij als mensen niet ervaren omdat wij een sluier over de
werkelijkheid leggen -> symbolic, dat castreert de realiteit
o Wat wij ervaren is niet de werkelijkheid, maar de structuur die voor ons werd
bepaald -> symbolische orde gaan aanvoelen als werkelijkheid
Hussel
- Realiteit is wetenschappelijk en wij leven in een subjectieve weergave
- Leefwereld is secundair tegen de werkelijkheid van de wetenschap
,Niche: 3 fasen
- Kameel: ?
- Leeuw: kan niet creaties vormen
- Kind: finale vorm van de mens
o In deze wereld is er enkel het spel waar je wording, vernietiging en creatie ziet maar
altijd zonder schuld -> vuur: creëert en vernietigd, zoals een kind?
Kind speelt met lego-> bouwen iets en bouwen en dan maakt hij het kapot
met evenveel plezier
Volwassenen: zetten lego op de kast -> iets definitief verworven <-> kind
Filosofie en ideologie
Filosofie = wetenschap
- Houden zich aan afspraken
- Peer review
- Argumentatie voor (hypo)thesen
- Technische vocabularium
- Stelling poneren en beargumenteren
Verwondering blijft in het spel
- Filosofie stelt zich open
- Ruimte voor kritiek en vragen
- Verwondering alleen is niet voldoende, maar keert steeds terug
Vs ideologie
- Definitieve zekerheden die het bestaan ordenen (filosofie constante kwetsbaarheid)
o Geen plaats voor verwondering en kritiek
Filosofie vooruitgang? -> ja bv Marx,…, verfijning van denken
Maar geeft indruk dat dat niet is -> denkt altijd van vooraf te herbeginnen
- Conservatief
,Historiciteit van de filosofie
Geschiedenis is bepalend op hoe een vraag gesteld en beantwoord wordt -> spatio-temporele
context (ruimte en tijd)
Filosofie is wezenlijk historisch
- Hegel: de geest
- De filosofische vragen en antwoorden zijn altijd de uitdrukking van een welbepaalde
tijdsgeest
- Zonder de geschiedenis van de filosofie zou er waarschijnlijk geen enkel filosofische
probleem bestaan
- Goede kennis van geschiedenis van wijsbegeerte noodzakelijk voor functioneren van filosoof
- De interpretatie van historische ‘feiten’ of leerstellingen is zelf ook aan historische evolutie
onderhevig
Historiseren van object en subject (degene die object interpreteert)
Subject historisch -> verandert interpretatie van object
->> geen objectieve maatstaf
Niet enkel rekening houden met historische context van het object, maar ook aan dat van het subject
Risico van relativisme -> geen vaste juiste interpretaties -> geen objectieve waarheid
DEEL I: DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
Wereldbeelden
De bril die uw opheeft over de werkelijkheid, kan deze nooit afzetten
Voor ons gekozen, we zijn daarin geworpen -> Slechts gedeeltelijk expliciteerbaar -> blinde vlekken
Veranderlijk:
- Revoluties
- Avant-garde (voorlopers)
- Baan brekend werk
Wijsbegeerte vs wereldbeeld
- Conservatief-legitimerend
- Kritisch-progressief
, HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINEN DE ANTIEKE BESTAANSHORIZON
1.1. het ontstaan van de wijsgerige rationaliteit (oudheid)
mythes gebruiken als verklaringsmethode
- niet kritisch
- normatief
- gelegitimeerd
1.1.1. van mythos naar logos
1940 Wilhelm -> verschuiving van mythen naar rationaliteit
mensen hebben beroep gedaan op mythen om ervaringen de verklaren (mondeling doorgegeven)
Cultuurschok 6de eeuw
- Contact vreemde volkeren (antropomorfisme)
o Kolonies in klein Azië
o Verschillende volkeren, verschillende goden -> kritiek op antropomorfisme
o Eigen wereldbeeld in vraag stellen -> betekenis verlies
- Mondelinge naar schriftelijke cultuur
- Kritiek op mythe
Mythos -> mytho-logie -> logos
Desacralisering natuur
- Het goddelijke wordt eruit gehaald
Bv. Rivier is geen god meer, maar wordt attribuut van Poseidon,…
- Goden gaan ver van ons wonen op Olympia
- Natuur vrij -> niet meer verklaren vanuit het goddelijke
Grieken geïnteresseerd in het weten omwille van het weten -> theoria (nieuwe houding)
Griekse wonder is dat allemaal samen -> theoria + desacralisering + …
1.1.2. natuurfilosofen: het ontstaan van de kosmologie
Filosofie ontstaat als natuurfilosofie
- Uitgangspunt: Natuur is mooi (mooi = kosmos)
Gedesacraliseerd natuur als phusis
- Natuur bekijken als iets wat op zichzelf groeit (= phusis)
- Groeien is iets wat je op jezelf doet
Natuur = organisme
- Organisme bestaat uit zichzelf
- Organisme dat schoon is
- Schoonheid ligt in de orde
Belangrijk:
- Index (terminologie)
- Vergelijken van visies van filosofen over gelijkaardige onderwerpen (zelf zoeken)
INLEIDING
Plato’s grot
- Filosofie vertrekt vanuit de verwondering
o Begint in eerste instantie vanuit een ervaring van betekenis verlies
Dingen die evident zijn worden problematisch (de gewone betekenis van het
dagelijkse leven komt onder druk te staan)
o Alles is een voorwerp van verwondering
Werkelijkheid gescheurd door de realiteit (zie Plato)
o Verschillende vormen
Dramatisch: terugtrekken
Productief: uitdrukking geven aan ervaring (kunstwerk)
Theoretisch: kritische houding ten opzichte van die ervaring
o Actief: doet een filosoof
- Plato: in het boek ‘de staat’: allegorie van de grot
Vertrekt vanuit idee dat mensen gevangen zijn in grot (vastgeketend) en
staren naar een wand, achter hen een lichtbron
Achter die muur lopen mensen heen en weer met voorwerpen (hiervan zien
wij schaduwen op die wand)
Vraag aan hun wat is echt -> antwoord: de schaduw (weet niet dat het
schaduwen zijn van voorwerpen)
Iemand bevrijdt een van die gevangen (met geweld), en meegesleurd buiten
de grot
Andere, echte realiteit getoond
Persoon gaat terug naar zijn lotgenoten en verteld hen dat hun werkelijkheid
niet de echte is
Reactie: filosoof willen vermoorden -> motie van geweld
o Allegorie problematisch
o Antwoord wat de werkelijkheid is op basis van zintuiglijkheid is niet de echte
werkelijkheid
De wereld is vooral geordende structuur
- Wat wij werkelijkheid noemen is niet DE werkelijkheid
o De real is iets wat wij als mensen niet ervaren omdat wij een sluier over de
werkelijkheid leggen -> symbolic, dat castreert de realiteit
o Wat wij ervaren is niet de werkelijkheid, maar de structuur die voor ons werd
bepaald -> symbolische orde gaan aanvoelen als werkelijkheid
Hussel
- Realiteit is wetenschappelijk en wij leven in een subjectieve weergave
- Leefwereld is secundair tegen de werkelijkheid van de wetenschap
,Niche: 3 fasen
- Kameel: ?
- Leeuw: kan niet creaties vormen
- Kind: finale vorm van de mens
o In deze wereld is er enkel het spel waar je wording, vernietiging en creatie ziet maar
altijd zonder schuld -> vuur: creëert en vernietigd, zoals een kind?
Kind speelt met lego-> bouwen iets en bouwen en dan maakt hij het kapot
met evenveel plezier
Volwassenen: zetten lego op de kast -> iets definitief verworven <-> kind
Filosofie en ideologie
Filosofie = wetenschap
- Houden zich aan afspraken
- Peer review
- Argumentatie voor (hypo)thesen
- Technische vocabularium
- Stelling poneren en beargumenteren
Verwondering blijft in het spel
- Filosofie stelt zich open
- Ruimte voor kritiek en vragen
- Verwondering alleen is niet voldoende, maar keert steeds terug
Vs ideologie
- Definitieve zekerheden die het bestaan ordenen (filosofie constante kwetsbaarheid)
o Geen plaats voor verwondering en kritiek
Filosofie vooruitgang? -> ja bv Marx,…, verfijning van denken
Maar geeft indruk dat dat niet is -> denkt altijd van vooraf te herbeginnen
- Conservatief
,Historiciteit van de filosofie
Geschiedenis is bepalend op hoe een vraag gesteld en beantwoord wordt -> spatio-temporele
context (ruimte en tijd)
Filosofie is wezenlijk historisch
- Hegel: de geest
- De filosofische vragen en antwoorden zijn altijd de uitdrukking van een welbepaalde
tijdsgeest
- Zonder de geschiedenis van de filosofie zou er waarschijnlijk geen enkel filosofische
probleem bestaan
- Goede kennis van geschiedenis van wijsbegeerte noodzakelijk voor functioneren van filosoof
- De interpretatie van historische ‘feiten’ of leerstellingen is zelf ook aan historische evolutie
onderhevig
Historiseren van object en subject (degene die object interpreteert)
Subject historisch -> verandert interpretatie van object
->> geen objectieve maatstaf
Niet enkel rekening houden met historische context van het object, maar ook aan dat van het subject
Risico van relativisme -> geen vaste juiste interpretaties -> geen objectieve waarheid
DEEL I: DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
Wereldbeelden
De bril die uw opheeft over de werkelijkheid, kan deze nooit afzetten
Voor ons gekozen, we zijn daarin geworpen -> Slechts gedeeltelijk expliciteerbaar -> blinde vlekken
Veranderlijk:
- Revoluties
- Avant-garde (voorlopers)
- Baan brekend werk
Wijsbegeerte vs wereldbeeld
- Conservatief-legitimerend
- Kritisch-progressief
, HOOFDSTUK 1: WIJSBEGEERTE BINEN DE ANTIEKE BESTAANSHORIZON
1.1. het ontstaan van de wijsgerige rationaliteit (oudheid)
mythes gebruiken als verklaringsmethode
- niet kritisch
- normatief
- gelegitimeerd
1.1.1. van mythos naar logos
1940 Wilhelm -> verschuiving van mythen naar rationaliteit
mensen hebben beroep gedaan op mythen om ervaringen de verklaren (mondeling doorgegeven)
Cultuurschok 6de eeuw
- Contact vreemde volkeren (antropomorfisme)
o Kolonies in klein Azië
o Verschillende volkeren, verschillende goden -> kritiek op antropomorfisme
o Eigen wereldbeeld in vraag stellen -> betekenis verlies
- Mondelinge naar schriftelijke cultuur
- Kritiek op mythe
Mythos -> mytho-logie -> logos
Desacralisering natuur
- Het goddelijke wordt eruit gehaald
Bv. Rivier is geen god meer, maar wordt attribuut van Poseidon,…
- Goden gaan ver van ons wonen op Olympia
- Natuur vrij -> niet meer verklaren vanuit het goddelijke
Grieken geïnteresseerd in het weten omwille van het weten -> theoria (nieuwe houding)
Griekse wonder is dat allemaal samen -> theoria + desacralisering + …
1.1.2. natuurfilosofen: het ontstaan van de kosmologie
Filosofie ontstaat als natuurfilosofie
- Uitgangspunt: Natuur is mooi (mooi = kosmos)
Gedesacraliseerd natuur als phusis
- Natuur bekijken als iets wat op zichzelf groeit (= phusis)
- Groeien is iets wat je op jezelf doet
Natuur = organisme
- Organisme bestaat uit zichzelf
- Organisme dat schoon is
- Schoonheid ligt in de orde