Public health
Public health ➔ Het bevorderen van de volksgezondheid en gelijke kansen op gezondheid, door
collectieve interventies gericht op gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering of
ziektepreventie
Een officiële Engelse definitie van public health is 'the science and art of preventing disease,
prolonging life and promoting health through the organized efforts of society' (Acheson 1988).
De drie P's van volksgezondheid:
- Prevention (preventie)
- Protection (bescherming)
- Promotion (promotie)
Dit zijn de kernfuncties van de volksgezondheid. De meeste loopbanen in de volksgezondheid hebben
te maken met het voorkomen van ziekten, verwondingen of sterfgevallen, het beschermen van
kwetsbare groepen en het bevorderen van levensstijlen, acties en wetten die de gezondheid en
veiligheid kunnen verbeteren.
Veel factoren beïnvloeden samen de gezondheid van individuen en gemeenschappen. Of mensen
gezond zijn of niet, wordt bepaald door hun omstandigheden en omgeving. Factoren zoals waar we
wonen, de toestand van onze omgeving, genetica, ons inkomen en opleidingsniveau en onze relaties
met vrienden en familie hebben allemaal een aanzienlijke invloed op de gezondheid, terwijl de meer
algemeen beschouwde factoren zoals toegang tot en gebruik van gezondheidszorg vaak een minder
grote invloed hebben.
De determinanten van gezondheid omvatten:
- Sociale en economische omgeving
- Fysieke omgeving
- Individuele kenmerken en gedragingen van de persoon.
,De context van het leven van mensen bepaalt hun gezondheid, en daarom is het ongepast om
individuen de schuld te geven van hun slechte gezondheid of hen te belonen voor hun goede
gezondheid. Het is onwaarschijnlijk dat individuen veel van de determinanten van gezondheid
rechtstreeks kunnen beïnvloeden.
- Inkomen en sociale status ➔ een hoger inkomen en sociale status zijn gekoppeld aan een betere
gezondheid. Hoe groter de kloof tussen de rijkste en armste mensen, hoe groter de verschillen in
gezondheid.
- Opleiding V een laag opleidingsniveau is gekoppeld aan een slechte gezondheid, meer stress en
minder zelfvertrouwen.
- Fysieke omgeving ➔ veilig water en schone lucht, gezonde werkplekken, veilige huizen,
gemeenschappen en wegen dragen allemaal bij aan een goede gezondheid. Werkgelegenheid en
arbeidsomstandigheden - mensen met een baan zijn gezonder, vooral degenen die meer controle
hebben over hun arbeidsomstandigheden.
- Sociale ondersteuningsnetwerken ➔ meer steun van familie, vrienden en gemeenschappen is
gekoppeld aan een betere gezondheid.
- Cultuur ➔ gewoonten en tradities en de overtuigingen van de familie en gemeenschap hebben
allemaal invloed op de gezondheid.
- Genetica ➔ erfelijkheid speelt een rol bij het bepalen van levensduur, gezondheid en de kans op
het
ontwikkelen van bepaalde ziekten.
- Persoonlijk gedrag en copingvaardigheden ➔ evenwichtig eten, actief blijven, roken, drinken en
hoe
we omgaan met de stress en uitdagingen van het leven hebben allemaal invloed op de gezondheid.
- Gezondheidsdiensten ➔ toegang tot en gebruik van diensten die ziekten voorkomen en
behandelen beïnvloeden de gezondheid.
- Geslacht ➔ mannen en vrouwen lijden op verschillende leeftijden aan verschillende soorten
ziekten.
In de afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor een nieuwe definitie van het begrip
‘gezondheid’. De oude definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), ‘gezondheid is een
toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van
ziekte of gebrek’, voldoet niet meer. Deze definitie zou namelijk medicaliserend, te statisch en te veel
op ziekte gericht zijn. Ook zou deze definitie te weinig handelingsperspectief bieden aan mensen die
ziek zijn.
Gezondheid wordt omschreven als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in
het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven (Huber et al., 2011).
Overheidsinstituten die zich in Nederland bezighouden met de volksgezondheid zijn onder andere:
- Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Hulpmiddelen bij onderzoek en beleid zijn onder meer:
- Nationale Atlas Volksgezondheid
- Nationaal Kompas Volksgezondheid.
Iedere vier jaar publiceert het RIVM de Volksgezondheid Toekomst Verkenning.
5 stelselwetten zorgstelsel:
1. Zorgverzekeringswet
Deze regelt: het recht op zorg vanuit de basiszorgverzekering, de plicht van mensen een
, basiszorgverzekering af te sluiten, de plicht van zorgverzekeraars iedereen toe te laten tot de
basiszorgverzekering,de financiering van de basiszorgverzekering.
2. Wet langdurige zorg (Wlz)
Deze regelt: de zorg voor mensen die blijvend 24-uurszorg en permanent toezicht nodig hebben,
het recht op zorg voor mensen met een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), het
recht op zorg aan huis of in een instelling, de verplichting voor zorgkantoren om regionaal
voldoende zorg in te kopen of pgb's te verstrekken.
3. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Deze regelt: de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning,
huishoudelijke hulp, dagbesteding, begeleiding en kortdurend verblijf in een zorginstelling,
beschermd wonen voor mensen met psychosociale problemen, de ondersteuning van
mantelzorgers en vrijwilligers door gemeenten, geen recht op zorg, maar is bedoeld als aanvulling
op wat mensen niet zelf kunnen.
4. Jeugdwet
Deze regelt: de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor jeugdzorg, hulp en zorg bij opgroei- en
opvoedingsproblemen, psychosociale en psychiatrische problemen van jeugdigen,
niet het recht op zorg, maar is bedoeld als aanvulling op wat jeugdige en gezin niet zelf kunnen.
5. Wet publieke gezondheid (Wpg)
Deze regelt: de organisatie van publieke gezondheidszorg, de bestrijding van infectieziekten, de
opsporing van ziekten via bevolkingsonderzoek, de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor
jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering.
Diabetes
Glucose krijgt het lichaam binnen via het eten van koolhydraten (suikers en zetmeel).
Dit wordt verteerd, en in de darm opgenomen in het bloed.
Hypoglykemie ➔ te lage glucosespiegel
Hyperglycemie ➔ te hoge glucosespiegel
Pancreas ➔ alvleesklier
2 functies:
- Exocrien ➔ productie pancreassap voor de vertering
- Endocrien ➔ productie hormonen glucagon, insuline en somatostatine
Eilandjes van Langerhans ➔ cellen van de endocriene pancreas, vormen 1% van alle pancreascellen.
* Alfa cellen ➔ produceren glucagon, glucagon verhoogd glucosespiegel
* Bèta cellen ➔ produceren insuline, insuline verlaagt glucosespiegel
* Delta cellen ➔ produceren somatostatine, bewaart balans
Als de bloedglucose te hoog wordt (na het eten) gaan de Bèta cellen insuline produceren.
Er is een overvloed aan glucose, het lichaam gaat over op anabolisme (bouw, groei, opslag).
- Glucose wordt opgenomen in de cellen
- Glucose wordt verbruikt om ATP te maken
- Glucose wordt omgezet naar glycogeen in de lever en skeletspieren (glycogenese)
- Glucose bevordert de opnamen van aminozuren in de cellen
- Glucose bevordert aanmaak en opslag van vetzuren
, - Glucose remt de gebruik van voorraden
- Glucose voorkomt afbraak van eiwitten en vetten wordt voorkomen
Als de bloedglucose te laag wordt gaan de Alfa cellen glucagon produceren.
Er is een schaarste aan glucose, het lichaam gaat over op katabolisme (voorraden afbreken).
- Glucagon stimuleert het gebruik van de glycogeen voorraad in lever en spieren (glycogenolyse)
- Glucagon stimuleert de aanmaak van glucose in de lever (gluconeogenese)
- Glucagon stimuleert de afbraak van vetzuren
Diabetes mellitus type 1
Pathofysiologie
De witte bloedcellen (T-cellen), vallen de Bètacellen aan. Waarschijnlijk door een combinatie van
genetische aanleg en omgevingsfactoren, valt de T-cel de Bètacel aan (auto-immuunziekte).
Hierdoor kan er geen insuline meer aangemaakt worden. Door een tekort aan insuline ontstaat er
een hyperglykemie. Wat zorgt voor polydipsie (dorst), polyurie (plassen), glucosurie (glucose in
urine), afvallen en polyfagie (eten).
De cellen krijgen geen glucose meer en gaan dus andere cellen verbranden om aan hun energie te
komen (eiwitten en vetten), hierdoor val je af.
De nieren kunnen deze grote hoeveelheid glucose niet aan, waardoor er glucose in de urine komt.
Glucose is een osmotische stof, waardoor er ook veel water bij de urine komt.
Bij de verbranding van vetten ontstaan ketonen (zuur), bij een langdurige verbranding van vetten kan
het bloed te zuur worden (diabetische ketoacidose).
Symptomen
* Veel dorst (polydipsie)
* Veel plassen (polyurie)
* Afvallen zonder dat daar een reden voor is
* Ziek en beroerd voelen
* Veel honger hebben (polyfagie), of juist helemaal niet
* Wazig zien
* Misselijk zijn of overgeven
Het HbA1c geeft een globaal beeld van de gemiddelde glucosespiegel gedurende een voorafgaande
periode van ongeveer twee maanden. Nederlands onderzoek heeft laten zien dat de HbA1c-waarde
alleen geen goede afspiegeling is van de complexiteit van de glucoseregulatie. Daarom moet naast de
HbA1c-waarde de glucosedagcurve een even grote rol spelen bij de beoordeling van de
glucoseregulatie
Diabetes mellitus type 2
Pathofysiologie
Ontstaat waarschijnlijk door een combinatie van leefstijl en genetische aanleg.
Bij diabetes type 2 wordt er nog wel insuline aangemaakt in de pancreas, maar de lichaamscellen
reageren hier niet of minder op (insulineresistentie).
De bètacellen moeten meer insuline produceren om de glucose levels op pijl te houden omdat de
weefsels insulineresistent zijn (hyperinsulinemie). De bètacellen houden dit niet lang vol, waarna de
glucosespiegels toenemen (hyperglycemie). Een dieet zou hierbij een uitweg kunnen bieden.
Het kan ook zijn dat de bètacellen het compleet begeven, waarna we subcutane insuline toediening
nodig is.
Diabetes type 2 kan verminderen of verdwijnen door leefstijlaanpassing.
De nieren kunnen deze grote hoeveelheid glucose niet aan, waardoor er glucose in de urine komt.
Glucose is een osmotische stof, waardoor er ook veel water bij de urine komt.