DOELGROEPEN 2
H1: PERSONEN MET EEN VISUELE BEPERKING
1.1. TERMINOLOGIE
Blind= mensen met een totaal verlies van gezichtsvermogen
De term ‘persoon met een visuele beperking’ is weinig zeggend. Een goede waarneming
bestaat uit kleurenzicht, gezichtsscherpte, accommoderen, contrastgevoeligheid, licht-donker
adaptatie, dieptezicht, oogbeweging, gezichtstherapie en gezichtsveld.
We stellen dat de oftalmologische en etiologische (aard en lokalisatie) classificaties uitgaan van
een ‘stoornis’, terwijl de functionele classificatie uitgaat van een ‘beperking’.
1.1.1. OFTALMOLOGISCHE INDELING
= gebaseerd op het vaststellen of meten van het visuele waarnemingsvermogen.
- Ernstige stoornissen (in gezichtsscherpte en gezichtsveld) bij één of beide deze
aspecten maken dat iemand wordt beschouwd als een persoon met een visuele
beperking.
1.1.1.1. GEZICHTSCHERPTE OF VISUS
= maakt het mogelijk om de details en vormen van objecten te onderscheiden.
Gezichtsscherpte wordt bepaald door de grootte van het kleinste object dat op een bepaalde
afstand duidelijk gezien kan worden. Hierbij spelen grootte en afstand van het object een rol
en bepalen zo de grootte van het netvliesbeeld.
Ogen worden afzonderlijk en samen getest. We meten het beeld van veraf en dichtbij.
Onderzoek gebeurt aan de hand van verschillende grootte van letters en figuren te tonen.
Vaak worden E figuren in allerlei richtingen gedraaid (veel gebruikt meetinstrument).
De gezichtsscherpte of visus wordt dus uitgedrukt in een
breuk:
De afstand waarop iemand een voorwerp scherp kan zien
De afstand waarop iemand met een normaal gezichtsvermogen dit voorwerp kan zien.
Voorbeelden:
- Iemand met een normale gezichtsscherpte heeft een visus van 6/6 of 1.
- De breuk 1/6 betekent dat de persoon pas op 1 meter afstand ziet wat een normaal ziende op 6
meter kan zien.
Voor het meten van de visus van heel jonge kinderen of kinderen met meervoudige
beperkingen, gebruikt men een geautomatiseerd auto- en photorefractometer. Deze
geeft indicatie tot ernst van de problemen. Het is nodig om deze test later te herhalen voor
zekerheid. Bij kleuters gebruikt ook een leeskaart met figuurtjes in plaats van letters.
- Blind= wanneer de gezichtsscherpte van het beste oog, met correctie door bril of
lenzen, op afstand minder dan 1/20 is. Deze persoon heeft meestal nog wel visuele
mogelijkheden, maar moet waarschijnlijk braille leren”.
Gezichtsscherpte met Gezichtsveld
optimale brilcorrectie
Matig 3/10 – 1/10 20° rond het centrale fixatiepunt
slechtziend of minder
Ernstig 1/10 – 1/20
slechtziend
Blind 1/20 of minder 10° rond het centrale fixatiepunt
of minder
- Iemand die met correctie van een bril of lenzen optimaal ziet is niet slechtziend
1.1.1.2. GEZICHTSVELD/GEZICHTSVLAK
Het gezichtsveld is het totale gebied dat overzien kan worden als men het hoofd en de ogen
volkomen stilhoudt. Gezichtsvelden van beide ogen overlappen elkaar voor een deel.
,We zien enkel scherp in het centrale gezichtsveld, dankzij de gele vlek in het centrale deel
van ons netvlies. Hierin liggen de kegeltjes waarmee we kleuren en scherp daglicht zien. Met
de rest van ons netvlies zien we onscherp, dit is ons perifeer gezichtsveld.
Het perifeer gezichtsveld dient als een waarschuwingsapparaat en is noodzakelijk voor
oriëntatie. Bij het waarnemen van iets belangrijks, draaien we onze ogen en valt het beeld op
de gele vlek = zorgt voor scherp zien.
Het meten van het gezichtsveld gebeurt met een perimeter (tonometer, OCT-scan, hoornvlies scanner) en
wordt afzonderlijk bepaald voor elk oog.
(Een koepel met centraal een spiegeltje waarop de persoon zijn blik moet fixeren.
Ondertussen beweegt een lichtje door de koepel. De persoon geeft aan wanneer hij
het lichtje waarneemt, zonder ernaar te zoeken. Het meten van het gezichtsveld
met een perimeter vraagt concentratie en een goede medewerking en is daarom
pas vanaf de leeftijd van 6 jaar met enige betrouwbaarheid uit te voeren.µ
Normale gezichtsveld is in horizontale projectie 160° en in verticale
projectie 130°. Het gezichtsveld blind persoon = 10° of minder gemeten
met een correctie van een bril of lenzen.
1.1.2. ETHI
OLOGISCHE INDELING: VOLGENS LOKALISATIE VAN LETSEL
Visuele stoornissen kunnen ook ingedeeld worden naar de plaats waar stoornis zich
voordoet. Plaats waar het gelokaliseerd wordt kan verschillende gevolgen hebben.
Het visuele systeem omvat beide ogen, de gezichtsbanen en het optisch centrum
in de hersenen. Twee soorten visuele stoornissen:
1. Stoornissen die zich voordoen in de ogen/oogspieren of oculaire stoornissen OVS.
(Maculadegeneratie, Ablatio retina: netvliesloslating, Retinitis pigmentosa: kokerzicht, Cataract, Glaucoom)
2. Stoornissen die zich voordoen in de gezichtsbanen of het optisch centrum in de hersenen,
ook wel
Cerebrale visusstoornissen CVS/ cerebrale visuele inperking CVI genoemd.
1.1.3. FUNCTIONELE INDELING
Deze begeleiding baseert zich op het resterend gezichtsvermogen en biedt
aangrijpingspunten voor een juiste begeleiding.
Binnen de functionele indeling wordt gekeken naar wat iemand kan, door onderscheid te maken
tussen:
- Personen die geen enkele visuele reactie tonen.
- Personen met minimale visuele reacties. De mogelijkheid bestaat om door
medisch ingrepen of door stimulering van het visueel systeem tot enige
verbetering te komen in het visueel functioneren.
- Personen die zich visueel kunnen oriënteren en toch stoornissen vertonen in
gezichtsscherpte, gezichtsveld of kleurzicht.
➔ Het visueel profiel omvat alle aspecten die te maken hebben met het zien en de
slechtziendheid van een persoon. Dit profiel omvat onder andere ziekten of
aandoeningen, functionele stoornissen, de moeilijkheden die iemand ervaart
bij het uitvoeren van handelingen als gevolg van visuele stoornissen,
participatie en omgevingsfactoren.
1.2. ETHIOL
OGIE
Om de oorzaken van blindheid of slechtziendheid te begrijpen is het belangrijk te kijken naar
lokalisatie van letsel. Naast de locatie zijn er nog tal diverse zaken die leiden tot een visuele
,beperking.
- Erfelijke factoren (retinitis pigmentosa)
- Problemen tijdens zwangerschap (toxoplasmose)
- Problemen rondom de geboorte (zuurstoftekort, prematuriteit)
- Verwonding, vergiftiging en veroudering
- Chronische ziekten (diabetes mellitus, nierziekten en vaatafwijkingen)
- Tumoren in het netvlies
- Neurologische ziekten (multiple sclerose)
- Hersenletsel na trauma
Voornaamste oogziekten die kunnen leiden tot slechtziendheid en blindheid:
- Glaucoom: een aandoening waarbij verhoogde oogdruk kan leiden tot schade
aan de oogzenuw en uiteindelijk tot slechtziendheid of blindheid.
- Leeftijdsgebonden maculadegeneratie: een aandoening waarbij het
centrale deel van het netvlies (macula) beschadigd raakt.
- Diabetische retinopathie: aandoening waarbij de bloedvaten in het netvlies
raken beschadigd als gevolg van diabetes, ook dit leidt tot slechtziendheid of
blindheid.
- Cataract: de ooglens wordt troebel, wat leidt tot een verminderd zicht en uiteindelijk
blindheid.
- Netvliesloslating: een aandoening waarbij het netvlies losraakt van de
achterkant van het oog, er is een plotseling verlies van het gezichtsvermogen in
het desbetreffende oog.
Twee oorzaken van slechtziendheid en/of blindheid:
1.2.1. CERE
BRALE VISUELE INPERKING CVI
CVI is een verzamelnaam voor visuele beperkingen die worden veroorzaakt door schade of
letsel aan de hersenen. Men heeft het moeilijk om visuele informatie te verwerken en
interpreteren, ondanks normaal functionerende ogen. Geen genezing.
Cerebrale visuele inperking veroorzaakt moeilijkheden bij identificeren van kleuren,
onderscheiden van details, begrijpen van bewegingen/diepte of gezichten herkennen. Het
zorgt voor problemen bij visuele waarneming.
1.2.2. ALBIN
ISME
Albinisme is een erfelijke aandoening waarbij onvoldoende pigment wordt aangemaakt in de
huid, ogen en haren. Een afwijking in de ontwikkeling van het netvlies leidt tot een verminderd
gezichtsvermogen en lichtgevoeligheid.
1.3. PREV
ALENTIE
Moeilijk om een juist beeld te verkrijgen van het aantal personen met een visuele handicap.
Schatting van 25 tot 27 miljoen blinden in de wereld. Daarvan vinden we 75% terug in het
zuiden.
1.3.1. OND
ERSTEUNING VANUIT HET WERKVELD
Diensten en voorzieningen die in functie staan van deze doelgroep:
Kind en Gezin, Medisch: Oogarts, optometrist, Vroegbegeleiding, thuisbegeleiding, Onderwijs: type 6Centrum
voor visuele revalidatie, Brailleliga, blindenzorg licht en liefde, Dienst ondersteuningsplan (DOP) of bijstand
organisaties: ondersteuning bij vraagverheldering en aanvraag.
1.3.2. VISU
ELE BEPERKING EN ORTHOPEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
Een goed visueel vermogen is van belang bij betrekking tussen mens en omgeving.
Blindheid heeft een impact op de volledige ontwikkeling, geen andere zintuigen biedt
dezelfde complexiteit aan informatie als het zicht.
Bij aangeboren blindheid is er geen voorstellingsvermogen aanwezig, bij verworven
, blindheid verdwijnt het visueel geheugen na enige jaren.
➔ Visuele beperking heeft invloed op de cognitieve, sociaal-emotionele,
communicatieve en motorische ontwikkeling van kind en bedreigt de ontwikkeling
van dialogisch opvoedingsproces tussen ouder en kind.
1.4. ORTHO
PEDAGOGISCHE VRAAG EN AANBOD
1.4.1. MOTORISCHE ONTWIKKELING
1.4.1.1.VRAAG MOTORISCHE ONTWIKKELING
De motorische ontwikkeling verloopt bij kinderen met een visuele stoornis anders.
Achterstanden in de motorische ontwikkeling worden verklaard vanuit een gebrek aan
stimulerende prikkels die het kind uitlokken om te exploreren.
Daarnaast bestaat de kans op het ontwikkelen van stereotiepe bewegingen, namelijk
blindismen. Het zijn regelmatig en onbewust herhaalde bewegingen. Deze bewegingen
kunnen een manier zijn van spanning uiten of dienen om de omgeving te verkennen of om
informatie te verkrijgen over de ruimte om hen heen.
1.1.4.2. AANBOD MOTORISCHE ONTWIKKELING (Visies op blindismen)
De gedragstherapeutische visie ziet blindisme als een vorm van tics. Dit zijn
motorische en vocale explosies van gedrag. Opvallend is dat ze meer voorkomen bij
vermoeidheid, spanning en opwinding.
Bij de osteopatische benadering wordt blindisme gezien als een uitlaatklep te veel aan
prikkels te verminderen.
Tot slot is er ook mindfulness, waarbij meditatie wordt toegepast om het bewustzijn
van de stereotiepe bewegingen te vergroten en rust te vinden.
In de begeleiding van kinderen met een visuele beperking is het doel om de functie van
stereotiepe bewegingen te begrijpen en eventueel alternatieven te zoeken. Belangrijk is om
te weten dat blindisme niet altijd een behandeling nodig heeft en wenselijk is.
1.4.2. SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELING
1.4.2.1.VRAAG EMOTIONELE ONTWIKKELING
Voornaamste risico’s
1.4.2.1.1. Gebrek aan wederzijds visueel contact of ogentaal (Glimlachen en oogcontact
zijn basis van een opvoeder kind relatie. Wanneer oogcontact wegvalt, verloopt
interactie anders en minder spontaan. Contacten kunnen gehinderd worden door dat
persoon zijn oor wendt en/of het ontbreken van oogcontact.)
1.4.2.1.2. Blindheidsmasker (Kunnen geen gelaatsuitdrukkingen imiteren, spieren rond
ogen en wenkbrauwen minder ontwikkeld.)
1.4.2.1.3. Meer auditieve spelen – verbale koord (Het kind probeert de visuele verbinding
te compenseren met verbaal en auditief gerichte communicatie. Het praat en
vraagt dan aan één stuk door, zo weet het dat de opvoeder nabij is en aandacht
toont.)
1.4.2.1.4. Gebrek aan vertrouwen (Ze hebben moeilijkheden om lichaamstaal en
gezichtsuitdrukkingen te interpreteren. Het uiten van boosheid is moeilijk omdat ze
zich te afhankelijk voelen van hun verzorgingsfiguren.)
Er zijn verschillende uitdagingen waar personen met een visuele beperking op botsen, zo
hebben ze slechts een beperkte toegang tot visuele informatie (gezichtsuitdrukkingen),
hebben ze moeilijkheden (vrienden maken) bij het initiëren van contact en hebben ze een
beperkte toegang tot visuele communicatiehulpmiddelen (emoji’s, video’s).
AANBOD SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING
Personen met een visuele beperking kunnen emoties begrijpen en uitdrukken door middel
van andere zintuigen. Ze kunnen iemands stemintonatie, ademhaling, lichaamstaal of geur
opvangen en interpreteren om emoties te begrijpen. Sommige kunnen ook over emoties
leren aan de hand van braille of vergrote afbeeldingen.
H1: PERSONEN MET EEN VISUELE BEPERKING
1.1. TERMINOLOGIE
Blind= mensen met een totaal verlies van gezichtsvermogen
De term ‘persoon met een visuele beperking’ is weinig zeggend. Een goede waarneming
bestaat uit kleurenzicht, gezichtsscherpte, accommoderen, contrastgevoeligheid, licht-donker
adaptatie, dieptezicht, oogbeweging, gezichtstherapie en gezichtsveld.
We stellen dat de oftalmologische en etiologische (aard en lokalisatie) classificaties uitgaan van
een ‘stoornis’, terwijl de functionele classificatie uitgaat van een ‘beperking’.
1.1.1. OFTALMOLOGISCHE INDELING
= gebaseerd op het vaststellen of meten van het visuele waarnemingsvermogen.
- Ernstige stoornissen (in gezichtsscherpte en gezichtsveld) bij één of beide deze
aspecten maken dat iemand wordt beschouwd als een persoon met een visuele
beperking.
1.1.1.1. GEZICHTSCHERPTE OF VISUS
= maakt het mogelijk om de details en vormen van objecten te onderscheiden.
Gezichtsscherpte wordt bepaald door de grootte van het kleinste object dat op een bepaalde
afstand duidelijk gezien kan worden. Hierbij spelen grootte en afstand van het object een rol
en bepalen zo de grootte van het netvliesbeeld.
Ogen worden afzonderlijk en samen getest. We meten het beeld van veraf en dichtbij.
Onderzoek gebeurt aan de hand van verschillende grootte van letters en figuren te tonen.
Vaak worden E figuren in allerlei richtingen gedraaid (veel gebruikt meetinstrument).
De gezichtsscherpte of visus wordt dus uitgedrukt in een
breuk:
De afstand waarop iemand een voorwerp scherp kan zien
De afstand waarop iemand met een normaal gezichtsvermogen dit voorwerp kan zien.
Voorbeelden:
- Iemand met een normale gezichtsscherpte heeft een visus van 6/6 of 1.
- De breuk 1/6 betekent dat de persoon pas op 1 meter afstand ziet wat een normaal ziende op 6
meter kan zien.
Voor het meten van de visus van heel jonge kinderen of kinderen met meervoudige
beperkingen, gebruikt men een geautomatiseerd auto- en photorefractometer. Deze
geeft indicatie tot ernst van de problemen. Het is nodig om deze test later te herhalen voor
zekerheid. Bij kleuters gebruikt ook een leeskaart met figuurtjes in plaats van letters.
- Blind= wanneer de gezichtsscherpte van het beste oog, met correctie door bril of
lenzen, op afstand minder dan 1/20 is. Deze persoon heeft meestal nog wel visuele
mogelijkheden, maar moet waarschijnlijk braille leren”.
Gezichtsscherpte met Gezichtsveld
optimale brilcorrectie
Matig 3/10 – 1/10 20° rond het centrale fixatiepunt
slechtziend of minder
Ernstig 1/10 – 1/20
slechtziend
Blind 1/20 of minder 10° rond het centrale fixatiepunt
of minder
- Iemand die met correctie van een bril of lenzen optimaal ziet is niet slechtziend
1.1.1.2. GEZICHTSVELD/GEZICHTSVLAK
Het gezichtsveld is het totale gebied dat overzien kan worden als men het hoofd en de ogen
volkomen stilhoudt. Gezichtsvelden van beide ogen overlappen elkaar voor een deel.
,We zien enkel scherp in het centrale gezichtsveld, dankzij de gele vlek in het centrale deel
van ons netvlies. Hierin liggen de kegeltjes waarmee we kleuren en scherp daglicht zien. Met
de rest van ons netvlies zien we onscherp, dit is ons perifeer gezichtsveld.
Het perifeer gezichtsveld dient als een waarschuwingsapparaat en is noodzakelijk voor
oriëntatie. Bij het waarnemen van iets belangrijks, draaien we onze ogen en valt het beeld op
de gele vlek = zorgt voor scherp zien.
Het meten van het gezichtsveld gebeurt met een perimeter (tonometer, OCT-scan, hoornvlies scanner) en
wordt afzonderlijk bepaald voor elk oog.
(Een koepel met centraal een spiegeltje waarop de persoon zijn blik moet fixeren.
Ondertussen beweegt een lichtje door de koepel. De persoon geeft aan wanneer hij
het lichtje waarneemt, zonder ernaar te zoeken. Het meten van het gezichtsveld
met een perimeter vraagt concentratie en een goede medewerking en is daarom
pas vanaf de leeftijd van 6 jaar met enige betrouwbaarheid uit te voeren.µ
Normale gezichtsveld is in horizontale projectie 160° en in verticale
projectie 130°. Het gezichtsveld blind persoon = 10° of minder gemeten
met een correctie van een bril of lenzen.
1.1.2. ETHI
OLOGISCHE INDELING: VOLGENS LOKALISATIE VAN LETSEL
Visuele stoornissen kunnen ook ingedeeld worden naar de plaats waar stoornis zich
voordoet. Plaats waar het gelokaliseerd wordt kan verschillende gevolgen hebben.
Het visuele systeem omvat beide ogen, de gezichtsbanen en het optisch centrum
in de hersenen. Twee soorten visuele stoornissen:
1. Stoornissen die zich voordoen in de ogen/oogspieren of oculaire stoornissen OVS.
(Maculadegeneratie, Ablatio retina: netvliesloslating, Retinitis pigmentosa: kokerzicht, Cataract, Glaucoom)
2. Stoornissen die zich voordoen in de gezichtsbanen of het optisch centrum in de hersenen,
ook wel
Cerebrale visusstoornissen CVS/ cerebrale visuele inperking CVI genoemd.
1.1.3. FUNCTIONELE INDELING
Deze begeleiding baseert zich op het resterend gezichtsvermogen en biedt
aangrijpingspunten voor een juiste begeleiding.
Binnen de functionele indeling wordt gekeken naar wat iemand kan, door onderscheid te maken
tussen:
- Personen die geen enkele visuele reactie tonen.
- Personen met minimale visuele reacties. De mogelijkheid bestaat om door
medisch ingrepen of door stimulering van het visueel systeem tot enige
verbetering te komen in het visueel functioneren.
- Personen die zich visueel kunnen oriënteren en toch stoornissen vertonen in
gezichtsscherpte, gezichtsveld of kleurzicht.
➔ Het visueel profiel omvat alle aspecten die te maken hebben met het zien en de
slechtziendheid van een persoon. Dit profiel omvat onder andere ziekten of
aandoeningen, functionele stoornissen, de moeilijkheden die iemand ervaart
bij het uitvoeren van handelingen als gevolg van visuele stoornissen,
participatie en omgevingsfactoren.
1.2. ETHIOL
OGIE
Om de oorzaken van blindheid of slechtziendheid te begrijpen is het belangrijk te kijken naar
lokalisatie van letsel. Naast de locatie zijn er nog tal diverse zaken die leiden tot een visuele
,beperking.
- Erfelijke factoren (retinitis pigmentosa)
- Problemen tijdens zwangerschap (toxoplasmose)
- Problemen rondom de geboorte (zuurstoftekort, prematuriteit)
- Verwonding, vergiftiging en veroudering
- Chronische ziekten (diabetes mellitus, nierziekten en vaatafwijkingen)
- Tumoren in het netvlies
- Neurologische ziekten (multiple sclerose)
- Hersenletsel na trauma
Voornaamste oogziekten die kunnen leiden tot slechtziendheid en blindheid:
- Glaucoom: een aandoening waarbij verhoogde oogdruk kan leiden tot schade
aan de oogzenuw en uiteindelijk tot slechtziendheid of blindheid.
- Leeftijdsgebonden maculadegeneratie: een aandoening waarbij het
centrale deel van het netvlies (macula) beschadigd raakt.
- Diabetische retinopathie: aandoening waarbij de bloedvaten in het netvlies
raken beschadigd als gevolg van diabetes, ook dit leidt tot slechtziendheid of
blindheid.
- Cataract: de ooglens wordt troebel, wat leidt tot een verminderd zicht en uiteindelijk
blindheid.
- Netvliesloslating: een aandoening waarbij het netvlies losraakt van de
achterkant van het oog, er is een plotseling verlies van het gezichtsvermogen in
het desbetreffende oog.
Twee oorzaken van slechtziendheid en/of blindheid:
1.2.1. CERE
BRALE VISUELE INPERKING CVI
CVI is een verzamelnaam voor visuele beperkingen die worden veroorzaakt door schade of
letsel aan de hersenen. Men heeft het moeilijk om visuele informatie te verwerken en
interpreteren, ondanks normaal functionerende ogen. Geen genezing.
Cerebrale visuele inperking veroorzaakt moeilijkheden bij identificeren van kleuren,
onderscheiden van details, begrijpen van bewegingen/diepte of gezichten herkennen. Het
zorgt voor problemen bij visuele waarneming.
1.2.2. ALBIN
ISME
Albinisme is een erfelijke aandoening waarbij onvoldoende pigment wordt aangemaakt in de
huid, ogen en haren. Een afwijking in de ontwikkeling van het netvlies leidt tot een verminderd
gezichtsvermogen en lichtgevoeligheid.
1.3. PREV
ALENTIE
Moeilijk om een juist beeld te verkrijgen van het aantal personen met een visuele handicap.
Schatting van 25 tot 27 miljoen blinden in de wereld. Daarvan vinden we 75% terug in het
zuiden.
1.3.1. OND
ERSTEUNING VANUIT HET WERKVELD
Diensten en voorzieningen die in functie staan van deze doelgroep:
Kind en Gezin, Medisch: Oogarts, optometrist, Vroegbegeleiding, thuisbegeleiding, Onderwijs: type 6Centrum
voor visuele revalidatie, Brailleliga, blindenzorg licht en liefde, Dienst ondersteuningsplan (DOP) of bijstand
organisaties: ondersteuning bij vraagverheldering en aanvraag.
1.3.2. VISU
ELE BEPERKING EN ORTHOPEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
Een goed visueel vermogen is van belang bij betrekking tussen mens en omgeving.
Blindheid heeft een impact op de volledige ontwikkeling, geen andere zintuigen biedt
dezelfde complexiteit aan informatie als het zicht.
Bij aangeboren blindheid is er geen voorstellingsvermogen aanwezig, bij verworven
, blindheid verdwijnt het visueel geheugen na enige jaren.
➔ Visuele beperking heeft invloed op de cognitieve, sociaal-emotionele,
communicatieve en motorische ontwikkeling van kind en bedreigt de ontwikkeling
van dialogisch opvoedingsproces tussen ouder en kind.
1.4. ORTHO
PEDAGOGISCHE VRAAG EN AANBOD
1.4.1. MOTORISCHE ONTWIKKELING
1.4.1.1.VRAAG MOTORISCHE ONTWIKKELING
De motorische ontwikkeling verloopt bij kinderen met een visuele stoornis anders.
Achterstanden in de motorische ontwikkeling worden verklaard vanuit een gebrek aan
stimulerende prikkels die het kind uitlokken om te exploreren.
Daarnaast bestaat de kans op het ontwikkelen van stereotiepe bewegingen, namelijk
blindismen. Het zijn regelmatig en onbewust herhaalde bewegingen. Deze bewegingen
kunnen een manier zijn van spanning uiten of dienen om de omgeving te verkennen of om
informatie te verkrijgen over de ruimte om hen heen.
1.1.4.2. AANBOD MOTORISCHE ONTWIKKELING (Visies op blindismen)
De gedragstherapeutische visie ziet blindisme als een vorm van tics. Dit zijn
motorische en vocale explosies van gedrag. Opvallend is dat ze meer voorkomen bij
vermoeidheid, spanning en opwinding.
Bij de osteopatische benadering wordt blindisme gezien als een uitlaatklep te veel aan
prikkels te verminderen.
Tot slot is er ook mindfulness, waarbij meditatie wordt toegepast om het bewustzijn
van de stereotiepe bewegingen te vergroten en rust te vinden.
In de begeleiding van kinderen met een visuele beperking is het doel om de functie van
stereotiepe bewegingen te begrijpen en eventueel alternatieven te zoeken. Belangrijk is om
te weten dat blindisme niet altijd een behandeling nodig heeft en wenselijk is.
1.4.2. SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELING
1.4.2.1.VRAAG EMOTIONELE ONTWIKKELING
Voornaamste risico’s
1.4.2.1.1. Gebrek aan wederzijds visueel contact of ogentaal (Glimlachen en oogcontact
zijn basis van een opvoeder kind relatie. Wanneer oogcontact wegvalt, verloopt
interactie anders en minder spontaan. Contacten kunnen gehinderd worden door dat
persoon zijn oor wendt en/of het ontbreken van oogcontact.)
1.4.2.1.2. Blindheidsmasker (Kunnen geen gelaatsuitdrukkingen imiteren, spieren rond
ogen en wenkbrauwen minder ontwikkeld.)
1.4.2.1.3. Meer auditieve spelen – verbale koord (Het kind probeert de visuele verbinding
te compenseren met verbaal en auditief gerichte communicatie. Het praat en
vraagt dan aan één stuk door, zo weet het dat de opvoeder nabij is en aandacht
toont.)
1.4.2.1.4. Gebrek aan vertrouwen (Ze hebben moeilijkheden om lichaamstaal en
gezichtsuitdrukkingen te interpreteren. Het uiten van boosheid is moeilijk omdat ze
zich te afhankelijk voelen van hun verzorgingsfiguren.)
Er zijn verschillende uitdagingen waar personen met een visuele beperking op botsen, zo
hebben ze slechts een beperkte toegang tot visuele informatie (gezichtsuitdrukkingen),
hebben ze moeilijkheden (vrienden maken) bij het initiëren van contact en hebben ze een
beperkte toegang tot visuele communicatiehulpmiddelen (emoji’s, video’s).
AANBOD SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING
Personen met een visuele beperking kunnen emoties begrijpen en uitdrukken door middel
van andere zintuigen. Ze kunnen iemands stemintonatie, ademhaling, lichaamstaal of geur
opvangen en interpreteren om emoties te begrijpen. Sommige kunnen ook over emoties
leren aan de hand van braille of vergrote afbeeldingen.