College 1: Digitale Beelddetectoren
Je hebt 3 soorten digitale beeld-detectoren :
- A: Computeted Radiology (CR): Forsorplaten-systeem
- B: Charged Coppled Device (CCD)
- C: Digital Radiology (DR): flatpanel detector (FPD): je hebt de indirecte conversie en de
directe conversie.
Als eerste kwam de A versie, oftewel de Computeted Radiology (CR), daarna de rest. In ziekenhuizen
kun je zien met welk apparaat je te maken hebt.
De Computeted Radiology (CR)
Bij A wordt er gebruik gemaakt van fosforplaten. Die worden eruit gehaald als die belicht zijn. Dat
lees je dan uit. Het zijn oude en dikke monitoren. Dit kun je vergelijken met oude cassettes.
In dit proces is er GEEN sprake van het foto-elektrisch effect, het lijkt er alleen erg op. Er is namelijk
sprake van excitatie en geen ionisatie.
De valentieband ligt het dichtstbij de atoomkern, daar is die het stabielst. Om van de valentieband
naar de geleidingsband toe te voeren heb je energie nodig. Je stopt een foton erin, die wordt belicht,
elektronen gaan vanuit de valentieband naar de geleidingsband. Normaal valt die elektron dan terug
waar een energieverschil vrijkomt in de vorm van zichtbaar licht. Als het meteen gebeurd heeft het
geen zin. De electron-trap houdt het elektron vast maar je hebt weer meer energie nodig om die
eruit te halen.
, De elektron valt terug doordat je laser stralen erop uit laat, dan valt die weer terug op de
valentieband. Hoe meer röntgen, hoe meer elektronen, hoe meer electron-traps, hoe meer licht er
wordt uitgezonden. Hiermee kun je je het contrast mee bepalen.
Fluorecentie is dat de elektronen direct terugvallen in de valentieband. In de grondtoestand zit het
elektron, er komt daarna energie toevoer bij, de elektron valt in de electron-trap, er komt daarna
weer energie bij, valt dan weer terug op de grondtoestand. Hier maken we geen gebruik van.
Fosforrecentie doen we wel. Het moment wanneer je de elektron terug wilt laten vallen kunnen we
zelf bepalen.
Binnen een kwartier tot uur moet je het uitlezen anders is alle informatie verdwenen.
Je hebt 3 soorten digitale beeld-detectoren :
- A: Computeted Radiology (CR): Forsorplaten-systeem
- B: Charged Coppled Device (CCD)
- C: Digital Radiology (DR): flatpanel detector (FPD): je hebt de indirecte conversie en de
directe conversie.
Als eerste kwam de A versie, oftewel de Computeted Radiology (CR), daarna de rest. In ziekenhuizen
kun je zien met welk apparaat je te maken hebt.
De Computeted Radiology (CR)
Bij A wordt er gebruik gemaakt van fosforplaten. Die worden eruit gehaald als die belicht zijn. Dat
lees je dan uit. Het zijn oude en dikke monitoren. Dit kun je vergelijken met oude cassettes.
In dit proces is er GEEN sprake van het foto-elektrisch effect, het lijkt er alleen erg op. Er is namelijk
sprake van excitatie en geen ionisatie.
De valentieband ligt het dichtstbij de atoomkern, daar is die het stabielst. Om van de valentieband
naar de geleidingsband toe te voeren heb je energie nodig. Je stopt een foton erin, die wordt belicht,
elektronen gaan vanuit de valentieband naar de geleidingsband. Normaal valt die elektron dan terug
waar een energieverschil vrijkomt in de vorm van zichtbaar licht. Als het meteen gebeurd heeft het
geen zin. De electron-trap houdt het elektron vast maar je hebt weer meer energie nodig om die
eruit te halen.
, De elektron valt terug doordat je laser stralen erop uit laat, dan valt die weer terug op de
valentieband. Hoe meer röntgen, hoe meer elektronen, hoe meer electron-traps, hoe meer licht er
wordt uitgezonden. Hiermee kun je je het contrast mee bepalen.
Fluorecentie is dat de elektronen direct terugvallen in de valentieband. In de grondtoestand zit het
elektron, er komt daarna energie toevoer bij, de elektron valt in de electron-trap, er komt daarna
weer energie bij, valt dan weer terug op de grondtoestand. Hier maken we geen gebruik van.
Fosforrecentie doen we wel. Het moment wanneer je de elektron terug wilt laten vallen kunnen we
zelf bepalen.
Binnen een kwartier tot uur moet je het uitlezen anders is alle informatie verdwenen.