Succesvol communicatieonderzoek:
- Respondent moet beschikken over info
- Respondent moet rol begrijpen (nauwkeurige info leveren)
- Respondent is gemotiveerd (nut inzien, vrij voelen, goede band met
onderzoeker, introductie)
o Prettig en bevredigend gevoel
o Nuttig en geen tijdverspilling (belang onderzoek, verwachtingen)
Non response
- Toevallig: respondent en non-respondent verschillen niet op belangrijke
variabelen
- Systematisch: wel verschillen op belangrijke variabelen, geeft
vertekend beeld
Minimaliseren door: call-back, nieuwe subpopulatie (+willekeurige
steekproef, vooroordeel), vervangen non-respondenten.
Probing: stimuleren van volledige antwoorden geven
- Begrip en interesse tonen
- Vraag herhalen wanneer onduidelijk
- Stiltes laten vallen zodat tijd om nadenken
- Antwoorden herhalen
- Afwisselen met neutrale vragen
- Vragen om verduidelijking
Communicatieonderzoek:
- Voordelen: veelzijdig, doorvragen bij abstracte info concreet maken,
dieper ingaan op overtuigingen, bij onbewuste info
- Nadelen: niet juiste info beschikken, geen mening hebben, vraag
verkeerd interpreteren, afhankelijk van meewerking
Observatieonderzoek:
- Voordelen: als lastig verwoorden, originele info dus minder bias, alles
zelf vastleggen, eigen omgeving respondent, non-verbale info, minder
invloed op gedrag
- Nadelen: tijd en locatie, duur en langzaam, geen meningen en
attitudes, niet verleden
Gedragsobservatie
- Lichaamstaal: houding, gezichtsuitdrukking
, - taalkundig gedrag: stopwoord
- extra taalkundig: manier waarop iets zeggen
- ruimtelijke relaties: omgaan met omgeving
niet-gedragsobservaties
- opname analyse: terugkijken
- analyse van fysieke omstandigheden
- procesactiviteit analyse: beweging door tijd
steekproef: lagere kosten, nauwkeuriger, sneller
aselecte steekproef: willekeurig, even grote kans
- simple random sampling: gelijke kans selectie
- complex random sampling: wanneer simple: te duur, niet alle
elementen beschikbaar of leidt tot verspilling info
o gestratificeerd: uitsluitende subgroepen, intern gelijk en extern
anders. Uit iedere groep elementen selecteren.
Proportioneel: grootte in steekproef = grootte in populatie
Disproportioneel: niet evenredig
o Systematisch: elk zoveelste element selecteren, begin is random
o Cluster: bestaande groepen, intern anders extern gelijk, random
paar groepen selecteren
o Dubbele steekproeftrekking: eerst steekproef voor info, daarna
nog steekproef voor verder onderzoek
niet-aselecte steekproef: niet willekeurig, op basis van criteria, focus op
specifieke groep
- Gemakkelijke: je onderzoekt wie je maar makkelijk kan vinden
- Doelgericht: vooraf bepaalde criteria
o Gericht: elementen selecteren criteria
o Quota: verdeling in steekproef gelijk aan quota
o Sneeuwbal: random selectie, doorsturen gelijksoortigen
onbeperkte steekproef: willekeurig en onafhankelijk (een sluit ander niet uit).
Beperkte steek: criteria, niet willekeurig.
Modererend: variabele beïnvloed verband tussen OV en AV, zoeken naar
causaliteit door kijken wanneer wel en niet effect gevonden.
Mediërend: variabele laat verband tussen twee variabelen zien, zoeken naar
causaliteit door onderliggend proces bestuderen.