Bloedname = een ingreep waarbij bloed wordt opgenomen door middel van:
Een naald uit een ader (venapunctie)
Een lancet uit onderhuidse capillaire venen (capillaire punctie)
Een arteriële punctie
Bij een perifeer veneuze bloedafname (venapunctie) praten we over een proefpunctie
waarbij we meer te weten willen komen over:
Een diagnose
Een evolutie van een ziekte
Een behandeling
Bij een evacuerende punctie spreken we over:
Een aderlating (bv bloedgever)
Een wisseltransfusie (bv pasgeborene met extreem hoge bilirubinewaarden)
Bloed stolt snel nadat het is afgenomen van het lichaam, daarom worden er stollingremmers
toegevoegd aan de bloedtubes, waarbij verschillende soorten zijn (ook soorten die weer
ongedaan gemaakt kunnen worden). Bloedtubes zijn ook vacuüm getrokken zodat de
verhouding bloed / anticoagulans (antistollingsmiddelen) in evenwicht blijft.
Soorten bloedtubes:
1. bloedtubes zonder anticoagulantia = serumtube
Deze bevatten een stollingsactivatie onder de vorm van poeder, deze doorzichtige gel dient als
serumseperator om serum en plasma van elkaar te scheiden.
2. bloedtubes met anticoagulantia:
EDTA (hematologie) → wordt vooral gebruikt voor onderzoek op alle soorten cellen
waarbij de morfologie van de cellen intact blijft. De verhouding bloedcellen/plasma blijft
ongeveer hetzelfde. Omdat calcium geblokkeerd wordt, zal hier geen stollingscascade
plaatsvinden. Deze tube nooit als eerste gebruiken wegen mogelijk kapot springen van de
cellen tegen de wand. Onderzoeken: cytologisch onderzoek (bv telling) en immuno-
hematologie omvat (bloedgroep, resusfactor, antistoffen).
Natriumcitraat (stolling) → de bloedstolling wordt afgeremd door citraat, in het
labo wordt dan weer calcium toegevoegd om het effect van citraat op te heffen. Deze
bloedtubes worden gebruikt om de bloedstolling na te gaan. Je mag de tube ook nooit als
eerste gebruiken (weefseltromboplastine kan interferen) en moeten altijd volledig gevuld
worden omdat de verhouding bloed/citraat perfect moet zijn. Onderzoeken: sedimentatie
(bezinkingssnelheid van RBC), bloedstollingstesten.
Heparine (lithium) → de vorming van trombine wordt afgeremd. Onderzoeken: de
bloedgassen en pH van de pasgeborenen (capillair of veneus).
Een naald uit een ader (venapunctie)
Een lancet uit onderhuidse capillaire venen (capillaire punctie)
Een arteriële punctie
Bij een perifeer veneuze bloedafname (venapunctie) praten we over een proefpunctie
waarbij we meer te weten willen komen over:
Een diagnose
Een evolutie van een ziekte
Een behandeling
Bij een evacuerende punctie spreken we over:
Een aderlating (bv bloedgever)
Een wisseltransfusie (bv pasgeborene met extreem hoge bilirubinewaarden)
Bloed stolt snel nadat het is afgenomen van het lichaam, daarom worden er stollingremmers
toegevoegd aan de bloedtubes, waarbij verschillende soorten zijn (ook soorten die weer
ongedaan gemaakt kunnen worden). Bloedtubes zijn ook vacuüm getrokken zodat de
verhouding bloed / anticoagulans (antistollingsmiddelen) in evenwicht blijft.
Soorten bloedtubes:
1. bloedtubes zonder anticoagulantia = serumtube
Deze bevatten een stollingsactivatie onder de vorm van poeder, deze doorzichtige gel dient als
serumseperator om serum en plasma van elkaar te scheiden.
2. bloedtubes met anticoagulantia:
EDTA (hematologie) → wordt vooral gebruikt voor onderzoek op alle soorten cellen
waarbij de morfologie van de cellen intact blijft. De verhouding bloedcellen/plasma blijft
ongeveer hetzelfde. Omdat calcium geblokkeerd wordt, zal hier geen stollingscascade
plaatsvinden. Deze tube nooit als eerste gebruiken wegen mogelijk kapot springen van de
cellen tegen de wand. Onderzoeken: cytologisch onderzoek (bv telling) en immuno-
hematologie omvat (bloedgroep, resusfactor, antistoffen).
Natriumcitraat (stolling) → de bloedstolling wordt afgeremd door citraat, in het
labo wordt dan weer calcium toegevoegd om het effect van citraat op te heffen. Deze
bloedtubes worden gebruikt om de bloedstolling na te gaan. Je mag de tube ook nooit als
eerste gebruiken (weefseltromboplastine kan interferen) en moeten altijd volledig gevuld
worden omdat de verhouding bloed/citraat perfect moet zijn. Onderzoeken: sedimentatie
(bezinkingssnelheid van RBC), bloedstollingstesten.
Heparine (lithium) → de vorming van trombine wordt afgeremd. Onderzoeken: de
bloedgassen en pH van de pasgeborenen (capillair of veneus).