Algemene biologie en
weefselleer
8. Zenuwweefsel
8.1 Introductie
Het zenuwstelsel:
100 miljard zenuwcellen (neuronen): lange uitlopers
Glia cellen (groter aantal): korte uitlopers (isoleren de zenuwcellen)
- Ondersteunen, beschermen, metabole ondersteuning van
neuronen
Verbinding tussen twee zenuwcellen (met synaptische
spleet) Contact tussen zenuwcellen = synaps
Centraal zenuwstelsel: hersenen + ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel: zenuwen (werken samen met BW) + ganglia
(kleine centra van zenuwcellen)
Neuronen: reageren op stimuli door verandering van elektrische
potentiaal
- Actiepotentiaal of zenuwimpuls
- Doorgeven van informatie aan andere neuronen, spieren of
klieren
Functie: creëren, analyseren, identificeren en integreren van
informatie:
- Stabiliseren van interne condities (bv. Bloeddruk, bloedglucose)
- Reguleren van voeding, voortplanting, zelfverdediging
Zenuwen kunnen afferent of efferent zijn
Efferent: zorgt voor een effect
Afferent: brengt informatie zodat er iets gaat gebeuren
, 8.2 Neuronen
= ‘de zenuwcel’
Functies:
- Ontvangen, doorgeven, verwerken van stimuli
- Triggeren van celactiviteiten
- Productie + vrijstellen van neurotransmitters
Samenstelling:
- Dendrieten (korte uitsteeksels): ontvangen van
stimuli
- Perikaryon/cellichaam: stofwisselingscentrum
- Axon: genereren en geleiden van zenuwimpulsen
(kan heel lang zij, op einde axon)
Terminale vertakking (telodendron/eindboompje)
= axonuiteinden
Eindknopjes (synapsen/verbredingen)
Vormen/grootte: multipolair (axon + meerdere dendrieten) (meest
frequent), bipolair (1 axon + 1 dendriet), pseudo-unipolair (1 uitloper
van het perikaryon splitst in axon & dendriet)
Perikaryon
Bevat de nucleus
- Rond
- Groot
- Prominente nucleolus (nucleolus zit vol met ribosomen)
- Fijn verdeeld chromatine = intense synthese activiteit
Cytoplasma
- Goed ontwikkeld RER
- Polyribosomen: structurele proteïnen en export proteïnen
(=neurotransmitters)
- Nissl lichaampjes of substantie = RER + vrije ribosomen (veel
Nissl in grote zenuwen)
- GC: meerdere parallella lagen van cisternae rond de nucleus
- Neurofilamenten (intermediaire filamenten)
- Microtubulen
Metabool centrum
Impulsontvangst op het oppervlak
Dendrieten
Kort, groot aantal, boomvormig vertakt
Ontvangst van signalen
weefselleer
8. Zenuwweefsel
8.1 Introductie
Het zenuwstelsel:
100 miljard zenuwcellen (neuronen): lange uitlopers
Glia cellen (groter aantal): korte uitlopers (isoleren de zenuwcellen)
- Ondersteunen, beschermen, metabole ondersteuning van
neuronen
Verbinding tussen twee zenuwcellen (met synaptische
spleet) Contact tussen zenuwcellen = synaps
Centraal zenuwstelsel: hersenen + ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel: zenuwen (werken samen met BW) + ganglia
(kleine centra van zenuwcellen)
Neuronen: reageren op stimuli door verandering van elektrische
potentiaal
- Actiepotentiaal of zenuwimpuls
- Doorgeven van informatie aan andere neuronen, spieren of
klieren
Functie: creëren, analyseren, identificeren en integreren van
informatie:
- Stabiliseren van interne condities (bv. Bloeddruk, bloedglucose)
- Reguleren van voeding, voortplanting, zelfverdediging
Zenuwen kunnen afferent of efferent zijn
Efferent: zorgt voor een effect
Afferent: brengt informatie zodat er iets gaat gebeuren
, 8.2 Neuronen
= ‘de zenuwcel’
Functies:
- Ontvangen, doorgeven, verwerken van stimuli
- Triggeren van celactiviteiten
- Productie + vrijstellen van neurotransmitters
Samenstelling:
- Dendrieten (korte uitsteeksels): ontvangen van
stimuli
- Perikaryon/cellichaam: stofwisselingscentrum
- Axon: genereren en geleiden van zenuwimpulsen
(kan heel lang zij, op einde axon)
Terminale vertakking (telodendron/eindboompje)
= axonuiteinden
Eindknopjes (synapsen/verbredingen)
Vormen/grootte: multipolair (axon + meerdere dendrieten) (meest
frequent), bipolair (1 axon + 1 dendriet), pseudo-unipolair (1 uitloper
van het perikaryon splitst in axon & dendriet)
Perikaryon
Bevat de nucleus
- Rond
- Groot
- Prominente nucleolus (nucleolus zit vol met ribosomen)
- Fijn verdeeld chromatine = intense synthese activiteit
Cytoplasma
- Goed ontwikkeld RER
- Polyribosomen: structurele proteïnen en export proteïnen
(=neurotransmitters)
- Nissl lichaampjes of substantie = RER + vrije ribosomen (veel
Nissl in grote zenuwen)
- GC: meerdere parallella lagen van cisternae rond de nucleus
- Neurofilamenten (intermediaire filamenten)
- Microtubulen
Metabool centrum
Impulsontvangst op het oppervlak
Dendrieten
Kort, groot aantal, boomvormig vertakt
Ontvangst van signalen