Nominaal en reëel
● Nominale rente = geeft de jaarlijkse toename van het spaargeld weer in procenten.
- Bijvoorbeeld: op spaarrekening €100, in een jaar tijd krijg je 5% nominale
rente, dan wordt je geld op je spaarrekening na een jaar €105.
● Inflatie = geeft aan hoeveel procent de prijzen van goederen en diensten in een land
gemiddeld zijn gestegen.
- Bijvoorbeeld: bij een inflatie van 5%, zijn alle goederen en diensten met 5%
gestegen in prijs.
● Deflatie = geeft aan hoeveel procent de prijzen van goederen en diensten in een
land gemiddeld zijn gedaald
● Reële rente = geeft de verandering van de koopkracht van het spaargeld, dus
eigenlijk is de reële rente de nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie.
- Bijvoorbeeld: je rente op je spaarrekening is 5% en de inflatie is ook 5%,
dan is de koopkracht van het spaargeld gelijk gebleven. De verandering van
de koopkracht is. De reële rente is nul.
Indexcijfer
Indexcijfer = een verhoudingsgetal waarmee je een reeks getallen duidelijker kunt
aangeven en getallen eenvoudiger kunt vergelijken.
- In het basisjaar wordt het indexcijfer altijd 100 gesteld.
- Basisjaar = jaar waarmee je vergelijkt
- Bijvoorbeeld: 2014: indexcijfer 100, 2018 indexcijfer 150, dan zijn de goederen en
diensten gemiddeld met 50% gestegen.
- Voorbeeld 2: Amira stort op 1 januari 2018 € 3000 op een spaarrekening. Zij krijgt
jaarlijks 3% rente. De prijzen stijgen jaarlijks met 2%. In tabel:
1 januari 2018 1 januari 2019
(basis)
Indexcijfer nominaal spaarbedrag 100 103
Prijsindexcijfer (van goederen en diensten) 100 102
Amira kan met haar spaarbedrag op 1 januari 2019 meer kopen dan op 1 januari
2018. Want het spaargeld is meer gestegen (3%) dan de prijzen van de goederen en
diensten in de winkels (2%).
- Formule om de indexcijfer te bereken:
𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑗𝑎𝑎𝑟 𝑥
𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 𝑏𝑎𝑠𝑖𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
x 100 = indexcijfer jaar 𝑥
- Formule om de infexcijfer van de reële inkomen te bereken:
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 (𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑎𝑙) 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛
Indexcijfer reële inkomen = 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥
x 100
𝑁𝐼𝐶
RIC = 𝑃𝐼𝐶
x 100
Nominaal (NIC) = verandering uitgedrukt in geld
Reëel (RIC) = verandering uitgedrukt in koopkracht
, 7.2 Ondernemingen in de tijd
Investeren en innovatie
Iedere ondernemer moet eerst investeren om geld te verdienen.
- Investeren is een voorbeeld van ruilen over de tijd. Investeren levert in principe
rendement op, het kan positief zijn maar ook negatief.
- Innovatie is een vorm van investeren.
Innovatie = vernieuwing van producten, productieprocessen of kapitaalgoederen.
Soorten innovatie
Innovatie betekent vernieuwing. Er zijn verschillende soorten innovaties:
- productinnovatie: product wordt vernieuwd.
- procesinnovatie: de manier (proces) waarop het product wordt gemaakt, wordt
vernieuwd.
- arbeidsbesparende innovatie: vernieuwen van arbeidsorganisatie, bijvoorbeeld
ervoor zorgen dat er minder mensen hoeven te werken (machines).
- kapitaal innovatie: het kapitaal (productiemiddelen) dat wordt gebruikt, vernieuwen.
Ruilen over de tijd
Bedrijven ruilen over de tijd: ze investeren nu geld in nieuwe kapitaalgoederen die in de
toekomst een goed rendement moeten opleveren.