OEFENING 1:
Tijdens de koopjesperiode lees je het volgende op een uitstalraam : “Alles –30%”
a) Hoeveel betaal je dan voor een trui die oorspronkelijk €100 kost?
30
=€
Je betaalt deze trui €30 minder, want 30% van €100 = €100 x 100 30
Of €100 x 0,70 = €70
b) Hoeveel betaal je voor een broek die oorspronkelijk €40 kost?
30
=€ 12
30% van €40 = €40 x 100
Deze broek kost nu €(40 – 12) = €28
Of €40 x 0,70 = €28
OEFENING 2:
Veronderstel dat de prijs van een bepaald goed het laatste jaar gestegen is van €2300 tot
€2750.
Met hoeveel procent is de prijs gestegen?
Om deze vraag te beantwoorden, berekenen we eerst de toename van de prijs : + €450
Vervolgens rekenen we uit hoeveel deze toename is, relatief ten opzichte van de
oorspronkelijke prijs (€2300) 450/2300 = 0,1957 of 19,57%
2750−2300
∗100=19 ,57 %
OF algemeen : procentuele wijziging : 2300
OEFENING 3:
Een ondernemer stelt vast dat zijn verkoopcijfers het laten afweten: vorig jaar verkocht hij
nog gemiddeld 1500 stuks per maand, nu nog slechts 1350.
Met hoeveel procent is de verkoop teruggevallen?
Ook hier kijken we naar de wijziging (in dit geval een afname) in de verkoop, en drukken
deze uit relatief t.o.v. de oorspronkelijke verkoop.
Wijziging = 1350 – 1500 = – 150 stuks een daling met 150 stuks
Tijdens de koopjesperiode lees je het volgende op een uitstalraam : “Alles –30%”
a) Hoeveel betaal je dan voor een trui die oorspronkelijk €100 kost?
30
=€
Je betaalt deze trui €30 minder, want 30% van €100 = €100 x 100 30
Of €100 x 0,70 = €70
b) Hoeveel betaal je voor een broek die oorspronkelijk €40 kost?
30
=€ 12
30% van €40 = €40 x 100
Deze broek kost nu €(40 – 12) = €28
Of €40 x 0,70 = €28
OEFENING 2:
Veronderstel dat de prijs van een bepaald goed het laatste jaar gestegen is van €2300 tot
€2750.
Met hoeveel procent is de prijs gestegen?
Om deze vraag te beantwoorden, berekenen we eerst de toename van de prijs : + €450
Vervolgens rekenen we uit hoeveel deze toename is, relatief ten opzichte van de
oorspronkelijke prijs (€2300) 450/2300 = 0,1957 of 19,57%
2750−2300
∗100=19 ,57 %
OF algemeen : procentuele wijziging : 2300
OEFENING 3:
Een ondernemer stelt vast dat zijn verkoopcijfers het laten afweten: vorig jaar verkocht hij
nog gemiddeld 1500 stuks per maand, nu nog slechts 1350.
Met hoeveel procent is de verkoop teruggevallen?
Ook hier kijken we naar de wijziging (in dit geval een afname) in de verkoop, en drukken
deze uit relatief t.o.v. de oorspronkelijke verkoop.
Wijziging = 1350 – 1500 = – 150 stuks een daling met 150 stuks