Leer uit boek P.6-14
1
,Hoofdstuk 2: Spraakklankstoornissen: algemeen kader
2.1 Definitie en prevalentie van spraakklankstoornissen
Wat zijn spraakklankstoornissen:
- Spraakklankstoornissen:
Spraakklankstoornissen (SKS) is dus een overkoepelende term die verwijst naar
elk probleem of combinatie van problemen met perceptie, motorische productie
of fonologische regels van spraakklanken en spraaksegmenten (met inbegrip
van de fonotactische regels van een taal).
De prevalentie van spraakklankstoornissen:
- De prevalentie van SKS verwijst naar het percentage kinderen dat op een
bepaald moment SKS heeft.
- Op jonge leeftijd komen SKS vaak voor:
o De prevalentie bij 3-jarigen is bijna 16%
o Bij lagereschoolkinderen ligt het prevalentiecijfer lager: tussen 4 à 6%
o Bij scholieren en volwassenen 0,5 à 2%, dus ze vertonen nog kenmerken
van SKS.
o SKS zouden vaker voorkomen bij jongens dan bij meisjes, met een
geschatte ratio tussen 1.5:1.0 en 1.8:1.0
- Deze vaststelling is echter om meerdere redenen discutabel:
o De prevalentie van SKS staat in functie van de leeftijd en neemt af.
o Zie boek P.16
2
,2.2 Classificatie van SKS
Op basis van wat wordt het classificatiesysteem opgedeeld:
- Etiologie; medische diagnose
- Linguïstische indeling
- Psycholinguïstisch model
2.2.1 Voorgaande classificatie van SKS op basis van etiologie
De voorgaande classificatie op basis van etiologie:
- De logopedie is ontstaan in Europa vanuit een aantal medische disciplines (NKO,
foniatrie, neurologie,…) is men logopedische stoornissen in het algemeen en
SKS in het bijzonder gaan beschouwen als aandoeningen die veroorzaakt
worden door organische afwijkingen.
- Hieruit volgt een indeling van SKS gebaseerd op de oorzaak van de stoornis, er
zijn 5 types:
o Dyslalieën:
Dyslalieën worden vaak functionele spraakklankstoornissen genoemd.
Er is vaak geen duidelijke etiologie aan te geven en zijn de problemen
allicht ontstaan op basis van foutief, niet of onvoldoende leren.
o Dysglossieën:
Bij dysglossieën is een afwijking ter hoogte van de articulatieorganen de
voornaamste oorzaak van de spraakproblemen.
Bvb. schisis-problematiek, tandafwijkingen of een tekort tongriempje.
o Spraakapraxie:
Bij spraakapraxie ontstaan er door een aangeboren of verworven
programmeringsstoornis problemen met het willekeurig initiëren en
uitvoeren van spraakbewegingen.
o Dysartieën:
Dysartieën is dat een slechte werking van één of meer van de craniale
zenuwen aanleiding kan geven tot problemen met de aansturing van de
articulatoren, waardoor een dysartrie ontstaat.
o Dysaudie:
Dysaudie is wanneer een SKS het gevolg is van een gehoorproblematiek.
Jarenlang de classificatie wordt nu niet meer gebruikt
2.2.2 Voorgaande classificatie van SKS op basis van een linguïstische indeling
Voorgaande classificatie op basis van linguïstische indeling:
- Fonetische stoornissen:
Het kind blijkt niet in staat om één of meerdere spraakklanken van de
moedertaal correct te vormen die het, gezien zijn/haar leeftijd, wel zou moeten
kunnen. Deze spraakproblemen kunnen functioneel zijn van aard, dus waarbij
geen duidelijk aanwijsbare oorzaak is, of kunnen het gevolg zijn van één of
andere organische of structurele belemmering (bv. schisis).
- Fonologische stoornissen:
3
, Hierbij heeft het kind geen problemen bij de vorming van de moedertaalklanken
op zich, maar wel bij het gebruiken en het contrasteren in woorden.
Fonologische regels zijn foutief, niet of onvoldoende geleerd.
Oudere classificatie, niet fout
2.2.3 Huidige classificatie van SKS op basis van een psycholinguïstisch model
Huidige classificatie op basis van een psycholinguïstisch model:
- Dit is de meest recente, Vlaamse classificatie kwam tot stand naar aanleiding
van het ontwikkelen van het SpraakKlankOnderzoek (SKO).
- Deze onderverdeling is op basis van spraakkarakteristieken werd aangevuld met
een etiologische typering.
- We onderscheiden 5 types SKS:
o Fonologische stoornissen:
Vertraagde Fonologische Ontwikkeling (VFO)
Atypische Fonologische Stoornis (AFS)
Inconsistente Fonologische Stoornis (IFS)
o Neurogene SKS:
Spraakontwikkelingsdyspraxie (SOD)
Dysartrische SKS (D-SKS)
o Structurele SKS (S-SKS)
o Andere niet-organische SKS (ANO-SKS) / enkelvoudige SKS (E-SKS)
o SKS samengaand met gehoorproblemen (A-SKS)
- In de logopedische werkveld worden echter een aantal termen uit voorgaande
classificaties gebruikt, de oudere terminologie moet ook gekend zijn:
4
,2.3 Impact van SKS
2.3.1 Interpersoonlijke effecten van SKS
Interpersoonlijke effecten van SKS:
- Studies tonen aan dat de omgeving, van kleuter tot volwassene, vaak negatieve
attitudes heeft ten aanzien van personen met SKS.
o Ze worden aanzien als minder aanvaard, minder vriendelijk, minder
geliefd, minder verstandig, meer geïsoleerd, bang, gespannen,..
o Binnen het ICF-model valt dit binnen ‘externe factoren’
- De graad en opvallendheid van de stoornis en de mate van onverstaanbaarheid
trekken het meest de aandacht en lokken bij de omgeving dan ook de meeste
negatieve gedragingen (bestraffing) uit.
o Kinderen gaan dit vaak op een opelijke en directe manier uiten, later
gebeurt dit vaak subtieler.
o Nabootsen, vermijden, verwerpen, uitsluiten, negeren, medelijden,
overbeschermen en ongeduld zijn allemaal bestraffingen door de
omgeving, geassocieerd met SKS.
o Angst bij de ouders van kinderen met een SKS kan aanleiding geven tot
overbescherming.
o Ongeduld komt vaak voort uit het niet of slecht begrijpen van het kind. Dit
is een kenmerk dat zowel door ouders als door andere volwassenen vaak
vertoond wordt.
o Binnen het ICF-model valt dit binnen ‘externe factoren’
- Minder aan bod in klas, minder interactie/vriendjes/feestjes, …
o Binnen het ICF-model valt dit binnen ‘participatieproblemen’
- Minder oefenkansen voor taal/spraak
o Binnen het ICF-model valt dit binnen ‘functies’ en ‘activiteiten’
2.3.2 Sociaal- emotionele effecten van SKS
Sociaal-emotionele effecten van SKS:
- Kind kan gefrustreerd raken
o Dit kan leiden tot een laag zelfbeeld:
Het kind voelt zich anders, sociaal aangepast en niet geapprecieerd.
o Kan een gevolg hebben tot gedragsafwijkingen:
Agressie, pesten en plagen, veel snoepen,… Minder inzet op school
o Er ontstaan soms gevoelens van angst, vrees, schuld en schaamte,…
o Ontkenning van SKS
o Binnen het ICF-model behoort dit tot ‘persoonlijke factoren’
5
, 2.3.3 Rol van de logopedist
De rol van de logopedist:
- De meest zekere weg om negatieve ervaringen te vermijden is een vroege en
effectieve logopedische therapie starten.
- Veel van de hoger beschreven problemen kunnen voorkomen of verminderd
worden door als logopedist bij de omgeving (ouders, leerkrachten)
bewustwording, begrip en aanvaarding te bewerkstelligen.
o Negatieve attitudes leiden immers meestal tot negatieve
gedragsconsequenties.
o Daarom moeten positieve reacties van alle betrokkenen aangemoedigd
worden.
6