100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Bedrijfseconomie Theorievragen

Rating
-
Sold
-
Pages
5
Uploaded on
06-01-2020
Written in
2019/2020

bijkomende samenvatting bij mijn 3 andere samenvattingen die nodig zijn voor bedrijfseconomie in Hotelmanagement. (samenvatting 1, samenvatting 2, formules)

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H1-6
Uploaded on
January 6, 2020
Number of pages
5
Written in
2019/2020
Type
Summary

Subjects

Content preview

Bedrijfseconomie – Theorievragen

1. Wat is het verschil tussen een managementcontract en een franchisecontract?
 Bij een franchisecontract moet de hoteleigenaar zelf instaan voor het personneel,
terwijl dit bij een managementcontract niet moet

2. Bespreek mij de wet van het afnemend grensnut. (=marginaal nut)
 Het grensnut van een goed daalt, naarmate men een grotere hoeveelheid van het
goed ter beschikking heeft.
 Bijvoorbeeld: als je voor de eerste keer naar een 2 sterrenrestaurant gaat, is het
fenomenaal. Als je er al 6 keer bent geweest, dan is het extra nut eraf. Het grensnut
daalt.

3. Wat is het verschil tussen micro- en macro-economie.
 Marco-economie gaat over de economie in het groot (BBP, begroting, invoer- en
uitvoer…), terwijl micro-economie eerder over economie in het klein gaat (vb. de
hotelsector). Hier wordt bijvoorbeeld gesproken over het consumenten- en
producentengedrag.

4. Wat is het verschil tussen een douaneunie en een gemeenschappelijke markt?
 Bij een douaneunie is er geen vrij verkeer van arbeid, goederen, diensten en
kapitaal, terwijl dit bij een gemeenschappelijke markt wel zo is. Hier heeft men
dus wel een vrij verkeer van arbeid, goederen, diensten en kapitaal.

5. Bespreek de verschillen tussen Europese Commissie, Europese Raad en het Europees
Parlement.
 Europese Commissie zorgt voor het dagdaagelijkse bestuur van Europa. Zij kijken
de wetgeving na bij de 28 lidstaten en geven advies waar nodig. Er zijn 28
commissarissen (1 per lidstaat), in België is dit Marianne Thyssen.
 De Europese Raad is een raad van staats- en regeringsleiders die de algemene
beleidslijnen leiden. De Raad van de EU (vroeger: Raad van Ministers) is het
beslissingsorgaan en de Europese Commissie kijkt dit na. Twee maal per jaar
wordt een nieuwe voorzitter gekozen.
 Het Europees Parlement is gevestigd in Brussel en Straatsburg. Het Parlement
heeft een beperkte wetgevende bevoegdheid. Europese Commissarissen komen
een examen afleggen bij het Europees Parlement. Indien er problemen zijn
gesignaleerd heeft het Europees Parlement de macht om de commissie (alle 28
commissarissen!) naar huis te sturen.

6. Wat is het verschil tussen een devaluatie en een revaluatie?
 Een devaluatie is een waardevermindering van de munt door de overheid, terwijl
het bij een revaluatie om een waardevermeerdering gaat.

7. Wat is het verschil tussen een inflatie en een deflatie? Geef telkens een voorbeeld.
 Een inflatie is een algemene prijsstijging waardoor er bijvoorbeeld hogere
rentevoeten onstaan. Een deflatie daarentegen is een algemene prijsdaling.
Hierdoor gaan consumenten doen aan uitstel van aankopen en gaan de
rentevoeten heel laag liggen.

, 8. Geef mij de 4 convergentiecriteria die door de opkomst van de Euro werden
vastgelegd.
 Overheidstekortkoming (3% van BBP)
 Schuldgraad (schuld mag slechts 60% van het BBP bedragen, bij ons is deze nu 106%)
 Inflatie: max. 2%
 De rentevoeten mogen niet teveel afwijken van elkaar

9. Geef enkele voordelen van de Euro.
 Er zijn geen wisselkoersen meer
 Er zijn geen transactiekosten meer
 Transparantie/prijsvergelijkingen (je kan makkelijk iets in een ander land kopen
omdat het daar bijvoorbeeld goedkoper is)
 Lage inflatie

10. Wat is een monopolie? Een Oligopolie? Een monopolistische concurrentie?
Volkomen concurrentie? Geef telkens een voorbeeld.
 Monopolie = één aanbieder op de markt en veel vragers. Er is geen concurrentie en
het is weinig transparant. Voorbeeld: NMBS, De Lijn.
 Oligopolie = grote bedrijven die de markt zwaar beïnvloeden/beheersen.
Voorbeeld: social media, telecombedrijven zoals Telenet en Proximus.
 Monopolistische concurrentie = gigantisch veel aanbieders, maar ieder heeft een
apart imago, ze onderscheiden zich van de rest. Voorbeeld: koffiehuisjes, de meeste
hotels.
 Volkomen concurrentie = er zijn veel kopers en verkopers die elk maar een klein
deel van de markt vertegenwoordigen. De kopers en verkopers hebben geen
invloed op de prijs. Er is veel vraag en veel aanbod.

11. Teken een vraagcurve en leg uit.
 Het verband tussen de vraag naar producten en diensten (vb. kamers) en de prijs en
het inkomen.
 Hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag. En omgekeerd: hoe lager de prijs, hoe hoger
de vraag.




12. Teken een aanbodcurve en leg uit.
 Er is een verband tussen prijs en het aanbod van een product of dienst die men ter
beschikking zal stellen.
 Hoe hoger de prijs, hoe meer men geneigd zal zijn om meer aanbod aan te bieden.
$4.18
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
mieke_1234

Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
mieke_1234 Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
4
Member since
5 year
Number of followers
4
Documents
26
Last sold
1 year ago
verkoop van de meeste samenvattingen in Hotelmanagement

Alles is uiterst aandachtig en volledig geschreven. Ik schrijf met heel veel uitleg zodat ik het zelf zeker zou snappen en dat zul jij waarschijnlijk ook doen. Onvolledige samenvatting zet ik niet op Stuvia. Je kan mijn tips en tricks telkens vinden in de beschrijving. Mijn samenvatting worden (zoals ik het gehoord heb) erg goed bevonden en geprefereerd boven andere samenvattingen.

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions