Samenvatting linguïstiek
Hoofdstuk 5: communicatie: linguïstische aspecten
● Communicatie kan verschillende vormen aannemen
● Naargelang medium onderscheid
○ Spraak
○ Schrift
○ Visueel-manueel
● Medium niets meer dan middel
● Taal = systeem van klanken, letters of gebaren die gebruikt worden voor de
uitwisseling van boodschappen
● Taalkunde of linguïstiek = wetenschap die taal bestudeert
● Voor logopedie belangrijk, want helpt karakteriseren communicatiestoornissen
5.1. Taalvorm
● Drie niveaus
○ Klanken
○ Woorden
○ Woordgroepen en zinnen
5.1.1. Fonologie
● Klanken voornaamste studieobject
● Gaat niet over productie, transmissie of perceptie
● Fonologie bestudeert gebruik: welke klanken en klankverschillen gebruikt worden bij
het vormen van woorden met verschillende betekenissen
5.1.1.1. Fonemen en allofonen
● In elke taal beperkt aantal klanken die betekenisonderscheidende functie hebben
● Fonemen = klanken die in bepaalde taal betekenisverschil kunnen signaliseren
● Minimaal paar = twee woorden die maar in 1 klanksegment verschillen
● Allofonen of varianten van eenzelfde foneem (bvb. huig r en tongpunt r) = concrete
uitspraakvarianten van een foneem, dat men in de linguïstiek als een abstractere
eenheid beschouwt
● Vrije allofonen = kunnen in om het even welke context vrij verwisseld worden (ander
voorbeeld: w in België vs Nederland)
● Combinatorische of positionele allofonen = afhankelijk van de context wordt de ene
dan wel de andere variant van een foneem voorkomt —> allofonen staan in
complementaire distributie (bvb. N in oranje)
5.1.1.2. Distinctieve kenmerken
, ● Als twee klanken als fonemen gelden komt dat omdat ze in bepaalde kenmerken van
elkaar verschillen
● Distinctieve kenmerken = kenmerken op basis waarvan we fonemen van elkaar
onderscheiden worden
● Het is mogelijk alle fonemen van een taal te karakteriseren adhv een beperkte set
distinctieve kenmerken
● Ook meer abstracte feature-systemen ontwikkeld (bvb chomsky en Halle), maar voor
klinische doeleinden concrete articulatorische kenmerken het bruikbaarst
● Recent
○ Features niet zomaar vrij met elkaar te combineren tot segmenten
○ Bepaalde features komen vaker samen voor dan andere
● Features georganiseerd in hiërarchische groepen
● Niet-lineaire fonologie = fonologische theorie waarbij elementen hiërarchisch
geordend zijn
○ Oudere benaderingen: lineaire fonologie
○ Klinische relevantie niet lineaire voorlopig beperkt
5.1.1.3. Distributie, syllaben en syllabegrenzen
● Fonologie bestudeert ook in welke posities de te onderscheiden fonemen voorkomen
= distributie
, ● Syllabe = reeks klanksegmenten bestaande uit een vocaal die eventueel
voorafgegaan wordt en/of gevolgd wordt door een of meer consonanten
○ In het Nederlands max drie voor en 4 na
● Fonotactische structuur = traditionele manier om klankstructuren van syllaben te
beschrijven
○ C voor consonanten
○ V voor vocaal
● Open syllaben = eindigen niet op een consonant
● Gesloten syllaben = eindigen op 1 of meer consonanten
● Cluster = combinatie twee of meer consonanten aan begin of einde syllabe
● Sonoriteit klanken belangrijke rol bij opbouw syllabe
● Sonoriteit = helderklinkendheid, mate van akoestische energie, de mate van
resonantie en houdt verband met de graad van openheid van een klank
● Hoe meer een klank met open mondopening wordt gearticuleerd, hoe groter de
sonoriteit
● Sonoriteit van groot naar klein:
○ Vocalen > semivocalen > liquiden > nasalen > fricatieven > occlusieven
● Syllaben meestal zo opgebouwd dat consonanten voor vocaal zich groeperen
volgens toenemende sonoriteit en na vocaal volgens afnemende sonoriteit
○ Uitzonderingen mogelijk, bvb fricatieven en occlusieven die wisselen
● Ook opbouw syllaben in nieuwere niet-lineaire fonologische benaderingen
hiërarchisch voorgesteld
○ Onset = consonanten voor nucleus
○ Nucleus = kern die vocaal is
○ Coda = consonanten na nucleus
○ Rhyme = nucleus + coda
● Syllabegrenzen
○ Maximalisatieprincipe = algemene principe, van opeenvolging consonanten
een zo groot mogelijk aantal met een volgende vocaal moet worden
samengenomen
○ Ambisyllabisch = klanken die zowel tot eerste als tweede syllabe horen
○ Syllabe ≠ lettergreep
■ Syllabe = auditieve eenheid
■ Lettergreep = spellingsovereenkomst
■ Klankgreep synoniem voor syllabe
5.1.1.4. Prosodische verschijnselen
● Prosodische verschijnselen
○ Verschijnselen die te maken hebben met toonhoogte, luidheid en duur
○ Niet aan een klanksegment toe te schrijven → suprasegmenteel
○ Voornaamste
■ Woordaccent
■ Zinsaccent
■ Intonatie
● Woordaccent
Hoofdstuk 5: communicatie: linguïstische aspecten
● Communicatie kan verschillende vormen aannemen
● Naargelang medium onderscheid
○ Spraak
○ Schrift
○ Visueel-manueel
● Medium niets meer dan middel
● Taal = systeem van klanken, letters of gebaren die gebruikt worden voor de
uitwisseling van boodschappen
● Taalkunde of linguïstiek = wetenschap die taal bestudeert
● Voor logopedie belangrijk, want helpt karakteriseren communicatiestoornissen
5.1. Taalvorm
● Drie niveaus
○ Klanken
○ Woorden
○ Woordgroepen en zinnen
5.1.1. Fonologie
● Klanken voornaamste studieobject
● Gaat niet over productie, transmissie of perceptie
● Fonologie bestudeert gebruik: welke klanken en klankverschillen gebruikt worden bij
het vormen van woorden met verschillende betekenissen
5.1.1.1. Fonemen en allofonen
● In elke taal beperkt aantal klanken die betekenisonderscheidende functie hebben
● Fonemen = klanken die in bepaalde taal betekenisverschil kunnen signaliseren
● Minimaal paar = twee woorden die maar in 1 klanksegment verschillen
● Allofonen of varianten van eenzelfde foneem (bvb. huig r en tongpunt r) = concrete
uitspraakvarianten van een foneem, dat men in de linguïstiek als een abstractere
eenheid beschouwt
● Vrije allofonen = kunnen in om het even welke context vrij verwisseld worden (ander
voorbeeld: w in België vs Nederland)
● Combinatorische of positionele allofonen = afhankelijk van de context wordt de ene
dan wel de andere variant van een foneem voorkomt —> allofonen staan in
complementaire distributie (bvb. N in oranje)
5.1.1.2. Distinctieve kenmerken
, ● Als twee klanken als fonemen gelden komt dat omdat ze in bepaalde kenmerken van
elkaar verschillen
● Distinctieve kenmerken = kenmerken op basis waarvan we fonemen van elkaar
onderscheiden worden
● Het is mogelijk alle fonemen van een taal te karakteriseren adhv een beperkte set
distinctieve kenmerken
● Ook meer abstracte feature-systemen ontwikkeld (bvb chomsky en Halle), maar voor
klinische doeleinden concrete articulatorische kenmerken het bruikbaarst
● Recent
○ Features niet zomaar vrij met elkaar te combineren tot segmenten
○ Bepaalde features komen vaker samen voor dan andere
● Features georganiseerd in hiërarchische groepen
● Niet-lineaire fonologie = fonologische theorie waarbij elementen hiërarchisch
geordend zijn
○ Oudere benaderingen: lineaire fonologie
○ Klinische relevantie niet lineaire voorlopig beperkt
5.1.1.3. Distributie, syllaben en syllabegrenzen
● Fonologie bestudeert ook in welke posities de te onderscheiden fonemen voorkomen
= distributie
, ● Syllabe = reeks klanksegmenten bestaande uit een vocaal die eventueel
voorafgegaan wordt en/of gevolgd wordt door een of meer consonanten
○ In het Nederlands max drie voor en 4 na
● Fonotactische structuur = traditionele manier om klankstructuren van syllaben te
beschrijven
○ C voor consonanten
○ V voor vocaal
● Open syllaben = eindigen niet op een consonant
● Gesloten syllaben = eindigen op 1 of meer consonanten
● Cluster = combinatie twee of meer consonanten aan begin of einde syllabe
● Sonoriteit klanken belangrijke rol bij opbouw syllabe
● Sonoriteit = helderklinkendheid, mate van akoestische energie, de mate van
resonantie en houdt verband met de graad van openheid van een klank
● Hoe meer een klank met open mondopening wordt gearticuleerd, hoe groter de
sonoriteit
● Sonoriteit van groot naar klein:
○ Vocalen > semivocalen > liquiden > nasalen > fricatieven > occlusieven
● Syllaben meestal zo opgebouwd dat consonanten voor vocaal zich groeperen
volgens toenemende sonoriteit en na vocaal volgens afnemende sonoriteit
○ Uitzonderingen mogelijk, bvb fricatieven en occlusieven die wisselen
● Ook opbouw syllaben in nieuwere niet-lineaire fonologische benaderingen
hiërarchisch voorgesteld
○ Onset = consonanten voor nucleus
○ Nucleus = kern die vocaal is
○ Coda = consonanten na nucleus
○ Rhyme = nucleus + coda
● Syllabegrenzen
○ Maximalisatieprincipe = algemene principe, van opeenvolging consonanten
een zo groot mogelijk aantal met een volgende vocaal moet worden
samengenomen
○ Ambisyllabisch = klanken die zowel tot eerste als tweede syllabe horen
○ Syllabe ≠ lettergreep
■ Syllabe = auditieve eenheid
■ Lettergreep = spellingsovereenkomst
■ Klankgreep synoniem voor syllabe
5.1.1.4. Prosodische verschijnselen
● Prosodische verschijnselen
○ Verschijnselen die te maken hebben met toonhoogte, luidheid en duur
○ Niet aan een klanksegment toe te schrijven → suprasegmenteel
○ Voornaamste
■ Woordaccent
■ Zinsaccent
■ Intonatie
● Woordaccent