Anatomie & fysiologie
Urinewegen
● hogere urinewegen
○ nier, nierbekken (pyelum), ureter
● lagere urinewegen
○ blaas, urethra, prostaat
○ scrotum, liesregio
functie
● filtratie van bloed → uitscheiding van afvalstoffen
● gelinkt met circulerend volume, bloeddruk en samenstelling van bloed
● gelinkt met reproductief systeem
intraperitoneale organen extraperitoneale organen
● maag primair retroperitoneaal: nieren, bijnieren
● duodenum pars superior, jejunum, ileum,
caecum, colon transversum/sigmoideum secundair retroperitoneaal
● lever, galblaas ● duodenum pars descendens en horizontalis
● milt ● pancreas
● fundus en corpus uteri, ovaria, tubae uterinae ● colon ascendens/descendens
● rectum tot flexura sacralis
● urineblaas
● prostaat
● cervix uteri
● vagina
Nieren
● rechter nier ligt lager door lever
● cortex: filterend deel met glomeruli
○ dikte van cortex zegt iets over functionele capaciteit van nierweefsel
○ bv. nierstenen: blokkade van urineleider → nierinsufficiëntie → verdunning van niercortex
● medulla: transport doorheen tubuli en lis van Henle
retroperitoneaal
● barrière voor infecties: voorkomt verspreiding naar buikholte
● tamponerend: kleine afgesloten holte geeft tegendruk bij bloedingen
● beschermd: ingebed in perirenaal vet en deels afgedekt door onderste ribben
● nadeel: minder duidelijke tekens van infectie (geen peritoneale prikkeling, loslaatpijn …)
1
, Niercirculatie
● 20% van cardiac output
● a. renalis (> aorta) splitst in segmentale arterie en eindarterie
○ aa. interlobair → aa. arcuata → aa. radiata → afferente arteriolen (1 per nefron)
○ nefron → efferente arteriolen → peritubulaire capillairen → vv. radiata → vv. arcuata → vv.
interlobaris → v. renalis
Histologie
● bekleding: urotheel = overgangsepitheel = meerlagig transitioneel epitheel met paraplucellen
● spierlagen
○ extern circulair: ritmische contracties
○ intern longitudinaal: urine in druppels voortgeleiden
■ continu proces: meer drinken → hogere snelheid en grotere druppels
● bindweefsel
spieren
● urinewegen, blaas: glad spierweefsel → onwillekeurig
● bekkenbodem: gestreept skeletspierweefsel → willekeurig
○ ontspannen: urine loslaten
○ opspannen: urineretentie
Urineproductie
urine = water + afvalstoffen
● 1,5 - 2,5 l / dag
○ > 3.5-4 l / dag = polydipsie
○ minstens 800 ml om afvalstoffen kwijt te geraken
● steriel, geel, helder, reukloos
Transport door hoger urinewegen NIET
● onderbroken peristaltiek
○ wanden van kelken duwen het lumen dicht
○ kelk samentrekkingen: 10-12 / min
○ nierbekken samentrekkingen: 4-6 / min
● bolus golf: 2-6 cm / min
○ boven bolus wordt ureter afgeplat
2
, Drukopbouw in hoge urinewegen NIET
● druk wijzigt minder bij lage diurese
● hoge diurese (4-7 ml/min): druk neemt toe
○ ↑ aantal samentrekkingen
○ ↑ kracht van contracties
○ ↑ volume bolus
⇒ max. 5-10 ml/min
Ureter
● lopen op m. psoas en over grote iliacale bloedvaten
● komen langs achter in de blaas thv trigonium: ureterovesicale overgang
● lengte: 25-30 cm
● diameter: 1-3 mm
antirefluxmechanisme: natuurlijk klepsysteem om terugvloei naar de nier te voorkomen
● passief: schuine uitmonding in blaas, zodat er een langer deel in de spierlaag verloopt
○ hoe langer dit stuk, hoe meer de ureter wordt dichtgeduwd bij een volle blaas
● actief: peristaltiek van prevesicale deel van de ureters
Blaas
● ligging: preperitoneaal (retro)
● inhoud: 350-650 ml
● wand: 1-2 mm dik
● urachus = fibreus overblijfsel van verbinding tussen blaas en navelstreng naar placenta
● blaashals = inwendige sfincter
3
, wand
● urotheel = overgangsepitheel = meerlagig transitioneel epitheel met paraplucellen
○ stretching van de blaas: hoe meer opgespannen, hoe dunner de wand
● GAG-laag (glucose-amino glycaan) = elektrostatisch geladen suikerlaag die bepaalde ionen afsluit
van de blaas
○ verdedigingsmechanisme voor reabsorptie van afvalstoffen
Urethra
● vrouw
○ lengte: 4 cm (kort: risico op urineweginfecties)
○ diameter: 8 mm
○ vrij gefixeerd aan vagina voorwand
● man
○ lengte: 18-25 cm
○ diameter: 8-12 mm
urethra compartimenten (man)
● uretra prostatica: 2.5 cm
● membraneuze urethra
● bulbaire urethra
● peniele urethra
Mannelijke genitalia
● inwendig
○ mannelijke accesoire geslachtsklieren: prostaat, zaadblaasjes, ampulla ducti deferentes
■ ductus deferens = kanaal dat vanuit epididymis de zaadcellen afvoert
4
Urinewegen
● hogere urinewegen
○ nier, nierbekken (pyelum), ureter
● lagere urinewegen
○ blaas, urethra, prostaat
○ scrotum, liesregio
functie
● filtratie van bloed → uitscheiding van afvalstoffen
● gelinkt met circulerend volume, bloeddruk en samenstelling van bloed
● gelinkt met reproductief systeem
intraperitoneale organen extraperitoneale organen
● maag primair retroperitoneaal: nieren, bijnieren
● duodenum pars superior, jejunum, ileum,
caecum, colon transversum/sigmoideum secundair retroperitoneaal
● lever, galblaas ● duodenum pars descendens en horizontalis
● milt ● pancreas
● fundus en corpus uteri, ovaria, tubae uterinae ● colon ascendens/descendens
● rectum tot flexura sacralis
● urineblaas
● prostaat
● cervix uteri
● vagina
Nieren
● rechter nier ligt lager door lever
● cortex: filterend deel met glomeruli
○ dikte van cortex zegt iets over functionele capaciteit van nierweefsel
○ bv. nierstenen: blokkade van urineleider → nierinsufficiëntie → verdunning van niercortex
● medulla: transport doorheen tubuli en lis van Henle
retroperitoneaal
● barrière voor infecties: voorkomt verspreiding naar buikholte
● tamponerend: kleine afgesloten holte geeft tegendruk bij bloedingen
● beschermd: ingebed in perirenaal vet en deels afgedekt door onderste ribben
● nadeel: minder duidelijke tekens van infectie (geen peritoneale prikkeling, loslaatpijn …)
1
, Niercirculatie
● 20% van cardiac output
● a. renalis (> aorta) splitst in segmentale arterie en eindarterie
○ aa. interlobair → aa. arcuata → aa. radiata → afferente arteriolen (1 per nefron)
○ nefron → efferente arteriolen → peritubulaire capillairen → vv. radiata → vv. arcuata → vv.
interlobaris → v. renalis
Histologie
● bekleding: urotheel = overgangsepitheel = meerlagig transitioneel epitheel met paraplucellen
● spierlagen
○ extern circulair: ritmische contracties
○ intern longitudinaal: urine in druppels voortgeleiden
■ continu proces: meer drinken → hogere snelheid en grotere druppels
● bindweefsel
spieren
● urinewegen, blaas: glad spierweefsel → onwillekeurig
● bekkenbodem: gestreept skeletspierweefsel → willekeurig
○ ontspannen: urine loslaten
○ opspannen: urineretentie
Urineproductie
urine = water + afvalstoffen
● 1,5 - 2,5 l / dag
○ > 3.5-4 l / dag = polydipsie
○ minstens 800 ml om afvalstoffen kwijt te geraken
● steriel, geel, helder, reukloos
Transport door hoger urinewegen NIET
● onderbroken peristaltiek
○ wanden van kelken duwen het lumen dicht
○ kelk samentrekkingen: 10-12 / min
○ nierbekken samentrekkingen: 4-6 / min
● bolus golf: 2-6 cm / min
○ boven bolus wordt ureter afgeplat
2
, Drukopbouw in hoge urinewegen NIET
● druk wijzigt minder bij lage diurese
● hoge diurese (4-7 ml/min): druk neemt toe
○ ↑ aantal samentrekkingen
○ ↑ kracht van contracties
○ ↑ volume bolus
⇒ max. 5-10 ml/min
Ureter
● lopen op m. psoas en over grote iliacale bloedvaten
● komen langs achter in de blaas thv trigonium: ureterovesicale overgang
● lengte: 25-30 cm
● diameter: 1-3 mm
antirefluxmechanisme: natuurlijk klepsysteem om terugvloei naar de nier te voorkomen
● passief: schuine uitmonding in blaas, zodat er een langer deel in de spierlaag verloopt
○ hoe langer dit stuk, hoe meer de ureter wordt dichtgeduwd bij een volle blaas
● actief: peristaltiek van prevesicale deel van de ureters
Blaas
● ligging: preperitoneaal (retro)
● inhoud: 350-650 ml
● wand: 1-2 mm dik
● urachus = fibreus overblijfsel van verbinding tussen blaas en navelstreng naar placenta
● blaashals = inwendige sfincter
3
, wand
● urotheel = overgangsepitheel = meerlagig transitioneel epitheel met paraplucellen
○ stretching van de blaas: hoe meer opgespannen, hoe dunner de wand
● GAG-laag (glucose-amino glycaan) = elektrostatisch geladen suikerlaag die bepaalde ionen afsluit
van de blaas
○ verdedigingsmechanisme voor reabsorptie van afvalstoffen
Urethra
● vrouw
○ lengte: 4 cm (kort: risico op urineweginfecties)
○ diameter: 8 mm
○ vrij gefixeerd aan vagina voorwand
● man
○ lengte: 18-25 cm
○ diameter: 8-12 mm
urethra compartimenten (man)
● uretra prostatica: 2.5 cm
● membraneuze urethra
● bulbaire urethra
● peniele urethra
Mannelijke genitalia
● inwendig
○ mannelijke accesoire geslachtsklieren: prostaat, zaadblaasjes, ampulla ducti deferentes
■ ductus deferens = kanaal dat vanuit epididymis de zaadcellen afvoert
4