Samenvatting Sociale economie
Je kent enkele basisbegrippen van de economie
Je kan de verschillende vormen van sociale economie verklaren en haar kenmerken
uitleggen
Je kent de werking van de vakbond en de hulpkas
Je kan basisbegrippen uit het arbeidsrecht uitleggen
Je hebt notie van begrippen arbeidswetgeving en kan casussen beantwoorden
Je kent de werking van de VDAB/GTB en hun rol binnen sociale economie
Je begrijpt de sociaal economische uitdagingen van onze samenleving
Je maakt actief kennis met het werkveld van de sociale economie
Je kan theorie toepassen op casussen
Je kan volgende begrippen verklaren: behoeften, schaarse middelen, economisch
principe, schaarse en vrije goederen, economische kringloop, productiefactoren,
welvaart, welzijn en BBP.
Je weet wat de economie onderzoekt
Je weet welke elementen een rol spelen bij keuzegedrag
Je kent het economisch principe en kan dit concreet maken met een eigen
praktijkvoorbeeld
Je kent de drie belangrijkste actoren in de economische kringloop
Je kan een onderscheid maken tussen
vrije/schaarse/consumptie/verbruikers/gebruikers/investerings/kapitaal en
vlottende goederen en illustreren met een voorbeeld
Je benoemt en verklaart de verschillende productiefactoren. je kan een voorbeeld
geven
Je hebt notie van alternatieve meetinstrumenten voor welzijn of welvaart-
Je kent enkele basisbegrippen van de economie
Je kan de verschillende vormen van sociale economie verklaren en haar kenmerken
uitleggen
Je kent de werking van de vakbond en de hulpkas
Je kan basisbegrippen uit het arbeidsrecht uitleggen
Je hebt notie van begrippen arbeidswetgeving en kan casussen beantwoorden
Je kent de werking van de VDAB/GTB en hun rol binnen sociale economie
Je begrijpt de sociaal economische uitdagingen van onze samenleving
Je maakt actief kennis met het werkveld van de sociale economie
Je kan theorie toepassen op casussen
Je kan volgende begrippen verklaren: behoeften, schaarse middelen, economisch
principe, schaarse en vrije goederen, economische kringloop, productiefactoren,
welvaart, welzijn en BBP.
Je weet wat de economie onderzoekt
Je weet welke elementen een rol spelen bij keuzegedrag
Je kent het economisch principe en kan dit concreet maken met een eigen
praktijkvoorbeeld
Je kent de drie belangrijkste actoren in de economische kringloop
Je kan een onderscheid maken tussen
vrije/schaarse/consumptie/verbruikers/gebruikers/investerings/kapitaal en
vlottende goederen en illustreren met een voorbeeld
Je benoemt en verklaart de verschillende productiefactoren. je kan een voorbeeld
geven
Je hebt notie van alternatieve meetinstrumenten voor welzijn of welvaart-