BEWEGINGEN IN THERAPEUTISCHE CONTEXT
2023 - 2024
1
, Examenvraag 1: haemodynamica
= de studie van de mechanische eigenschappen van de bloedstroom in het hart en vaatstelsel.
Q = SV x HR:
VO2 = zuurstofopname
Q = HMV = hartminuutvolume
= hoeveelheid bloed dat wordt weggepompt
SV = slagvolume
= volume bloed dat door hart passeert per slag
HR = hartfrequentie
= aantal slagen per minuut
Bij een parapleeg met een laesie onder T6
Bij veneuze poeling in de onderste ledematen blijft het bloed in de benen hangen en stroomt het niet goed
terug naar het hart. Dit zorgt voor een lage veneuze return, wat betekent dat er minder bloed terugkeert naar
het hart. Hierdoor is het slagvolume (de hoeveelheid bloed die het hart per slag pompt) laag. Om dit te
compenseren, gaat het hart sneller kloppen, wat leidt tot een hoge hartfrequentie. Het hartminuutvolume
(HMV), de hoeveelheid bloed die het hart per minuut pompt, wordt berekend door het slagvolume (SV) te
vermenigvuldigen met de hartfrequentie (HR).
In het begin kunnen mensen met deze aandoening hetzelfde hartminuutvolume hebben als gezonde
mensen doordat hun hart sneller klopt. Maar zodra de maximale hartfrequentie is bereikt, kan het hart niet
meer compenseren, en zal het hartminuutvolume uiteindelijk afnemen.
Bij een parapleeg met een laesie boven T6
Bij mensen met veneuze poeling in de onderste ledematen stroomt het bloed niet goed terug naar het hart,
waardoor het slagvolume laag is. Normaal gesproken zou het sympathische zenuwstelsel (dat werkt als een
tegenhanger van het parasympathische zenuwstelsel) ingrijpen om het hart sneller te laten kloppen. Dit
gebeurt via de sinusknoop, de pacemaker die het ritme van het hart bepaalt. Echter, als het sympathische
systeem is onderbroken, kan de sinusknoop niet normaal versnellen. Hierdoor kan het hart de hartslag niet
verhogen om het lage slagvolume te compenseren.
Het hartminuutvolume kan niet voldoende worden verhoogd, zelfs niet bij maximale inspanning.
2
2023 - 2024
1
, Examenvraag 1: haemodynamica
= de studie van de mechanische eigenschappen van de bloedstroom in het hart en vaatstelsel.
Q = SV x HR:
VO2 = zuurstofopname
Q = HMV = hartminuutvolume
= hoeveelheid bloed dat wordt weggepompt
SV = slagvolume
= volume bloed dat door hart passeert per slag
HR = hartfrequentie
= aantal slagen per minuut
Bij een parapleeg met een laesie onder T6
Bij veneuze poeling in de onderste ledematen blijft het bloed in de benen hangen en stroomt het niet goed
terug naar het hart. Dit zorgt voor een lage veneuze return, wat betekent dat er minder bloed terugkeert naar
het hart. Hierdoor is het slagvolume (de hoeveelheid bloed die het hart per slag pompt) laag. Om dit te
compenseren, gaat het hart sneller kloppen, wat leidt tot een hoge hartfrequentie. Het hartminuutvolume
(HMV), de hoeveelheid bloed die het hart per minuut pompt, wordt berekend door het slagvolume (SV) te
vermenigvuldigen met de hartfrequentie (HR).
In het begin kunnen mensen met deze aandoening hetzelfde hartminuutvolume hebben als gezonde
mensen doordat hun hart sneller klopt. Maar zodra de maximale hartfrequentie is bereikt, kan het hart niet
meer compenseren, en zal het hartminuutvolume uiteindelijk afnemen.
Bij een parapleeg met een laesie boven T6
Bij mensen met veneuze poeling in de onderste ledematen stroomt het bloed niet goed terug naar het hart,
waardoor het slagvolume laag is. Normaal gesproken zou het sympathische zenuwstelsel (dat werkt als een
tegenhanger van het parasympathische zenuwstelsel) ingrijpen om het hart sneller te laten kloppen. Dit
gebeurt via de sinusknoop, de pacemaker die het ritme van het hart bepaalt. Echter, als het sympathische
systeem is onderbroken, kan de sinusknoop niet normaal versnellen. Hierdoor kan het hart de hartslag niet
verhogen om het lage slagvolume te compenseren.
Het hartminuutvolume kan niet voldoende worden verhoogd, zelfs niet bij maximale inspanning.
2