BT1 – Groepsdynamiek samenvatting – Semester 1 | Jaar 2
Handboek groepsdynamica
Hoofdstuk 5.5 t/m 5.15
Hoofdstuk 11.1 t/m 11.9
De groepscode
Hoofdstuk 1..5
Hoofdstuk 2.1 en 2.2
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5.1 t/m 5.3
Handboek groepsdynamica
Hoofdstuk 5
5.5 – Determinanten van groepsvorming
- Waarom lid worden van een groep?
o Taakgerichte redenen
Aantrekkelijkheid van groepsdoelen (bijv. politieke groep, actiegroep etc.)
Aantrekkelijkheid van groepsactiviteiten (afweging: wat kost het, wat levert
het op?)
Privédoelen bereiken via de groep (bijv. opleiding volgen
o Sociaal-emotionele redenen
Leden van een groep zijn aantrekkelijk. Factoren:
Nabijheid en contact; overeenkomende persoonseigenschappen;
sympathie, vriendschap etc.
- De taakgerichte en sociaal-emotionele redenen bepalen samen de aantrekkingskracht van
een groep. Dit heet de ‘cohesie’. Beide aspecten kunnen elkaar versterken of afzwakken.
- Waarom lid worden van een groep (samenvattend): omdat mensen de groep zien als een plek
die tegemoetkomt aan eigen belangen en behoeften.
5.6 – Fasen van groepsontwikkeling
- Zesfasenmodel:
1. Voorfase
2. Oriëntatiefase
3. Invloedsfase
4. Affectiefase
5. Fase van de autonome groep
6. Afsluitingsfase
5.7 – Voorfase (fase 1)
- Vanuit de groep gezien ligt de oorsprong buiten de groep. Ontstaan van een groep is moeilijk
te beschrijven.
- Voorfase: groep wordt ontworpen, grenzen en doelen worden aangegeven.
- Onzichtbare interventies: interventies die voor groepsleden zelf niet zichtbaar zijn, maar toch
moeten plaatsvinden omdat de groep anders nooit kan functioneren.
- Groepsbegeleider en deelnemers hebben vooraf vragen: hoop/vrees waar zie ik tegenop,
waar zie ik naar uit?
, 5.8 – Oriëntatiefase (fase 2)
- Beginfase van de groep. Groepsleden tonen zich afhankelijk van de leiding.
- Vragen en onzekerheden over de eigen positie in de groep = centraal. Fase wordt afgesloten
als ieder zijn plaats heeft gevonden in een taakstructuur.
- Inclusie: groepsleden worden geconfronteerd met de vraag of ze wel of niet bij de groep
horen binnen of buiten.
5.9 – Wat speelt bij start van groepen
- Onzekerheid naar de andere mensen in de groep
- Onzekerheid naar de taak, doelstelling en de werkwijze
- Een gevoel van onveiligheid
- Een fase van oriëntatie (wat zal mijn positie zijn, strijd om macht etc.)
- Signalen van afhankelijkheid en hulpeloosheid
- Inclusievragen (wie horen er wel en niet bij de groep, wat vraagt het lidmaatschap van mij?)
- Parallelfase (ieder is nog voor zich en naast elkaar bezig, gericht op de leider. Geen
boodschap aan elkaar).
5.10 – Drie manieren om een groep te starten
- Inhoud
o Geven van informatie over thema of agendapunt
o Geven van informatie over de doelstelling en taak van de groep
o Verhelderen van het thema of onderwerp
o Enz. enz.
Focus = cognitief gericht, op het denken van de deelnemers
Groepen waarin het ‘hoofd’ centraal staat (cursusgroepen, lesgroepen etc.)
- Procedure
o Benoemen van programma: wat te doen / bespreken
o Opstellen van agenda
o Vragen om aanvullingen
o Aangeven van huisregels
o Enz. enz.
Focus: structuur- en handelingsgericht
Groepen waarin de ‘handen’ centraal staan (focus op aanleren nieuw gedrag)
- Relatieopbouw
o Persoonlijke kennismakingsronde
o Vertellen van verhaal of gedicht
o Opbouwen van band met groep
o Enz. enz.
Focus: ervaringsgericht
Groepen waarin het ‘hart’ centraal staat (procesgroepen, ervaringsgroepen)
5.11 – Invloedsfase (fase 3)
- Onderlinge betrekkingen (betrekkingsniveau) komen meer centraal te staan. De groep
vervangt de opgelegde leiderschapsstructuur door een passende eigen invloedsverdeling
- Inclusievragen worden: vragen rondom controle: m.b.t. macht, dominantie, gezag,
verantwoordelijkheid (machtsfase).
- Invloedsverdeling: wie heeft het voor het zeggen. Vragen rond eigen positie.
- Groep wordt cohesiever, keerpunt in de groepsontwikkeling.
Handboek groepsdynamica
Hoofdstuk 5.5 t/m 5.15
Hoofdstuk 11.1 t/m 11.9
De groepscode
Hoofdstuk 1..5
Hoofdstuk 2.1 en 2.2
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5.1 t/m 5.3
Handboek groepsdynamica
Hoofdstuk 5
5.5 – Determinanten van groepsvorming
- Waarom lid worden van een groep?
o Taakgerichte redenen
Aantrekkelijkheid van groepsdoelen (bijv. politieke groep, actiegroep etc.)
Aantrekkelijkheid van groepsactiviteiten (afweging: wat kost het, wat levert
het op?)
Privédoelen bereiken via de groep (bijv. opleiding volgen
o Sociaal-emotionele redenen
Leden van een groep zijn aantrekkelijk. Factoren:
Nabijheid en contact; overeenkomende persoonseigenschappen;
sympathie, vriendschap etc.
- De taakgerichte en sociaal-emotionele redenen bepalen samen de aantrekkingskracht van
een groep. Dit heet de ‘cohesie’. Beide aspecten kunnen elkaar versterken of afzwakken.
- Waarom lid worden van een groep (samenvattend): omdat mensen de groep zien als een plek
die tegemoetkomt aan eigen belangen en behoeften.
5.6 – Fasen van groepsontwikkeling
- Zesfasenmodel:
1. Voorfase
2. Oriëntatiefase
3. Invloedsfase
4. Affectiefase
5. Fase van de autonome groep
6. Afsluitingsfase
5.7 – Voorfase (fase 1)
- Vanuit de groep gezien ligt de oorsprong buiten de groep. Ontstaan van een groep is moeilijk
te beschrijven.
- Voorfase: groep wordt ontworpen, grenzen en doelen worden aangegeven.
- Onzichtbare interventies: interventies die voor groepsleden zelf niet zichtbaar zijn, maar toch
moeten plaatsvinden omdat de groep anders nooit kan functioneren.
- Groepsbegeleider en deelnemers hebben vooraf vragen: hoop/vrees waar zie ik tegenop,
waar zie ik naar uit?
, 5.8 – Oriëntatiefase (fase 2)
- Beginfase van de groep. Groepsleden tonen zich afhankelijk van de leiding.
- Vragen en onzekerheden over de eigen positie in de groep = centraal. Fase wordt afgesloten
als ieder zijn plaats heeft gevonden in een taakstructuur.
- Inclusie: groepsleden worden geconfronteerd met de vraag of ze wel of niet bij de groep
horen binnen of buiten.
5.9 – Wat speelt bij start van groepen
- Onzekerheid naar de andere mensen in de groep
- Onzekerheid naar de taak, doelstelling en de werkwijze
- Een gevoel van onveiligheid
- Een fase van oriëntatie (wat zal mijn positie zijn, strijd om macht etc.)
- Signalen van afhankelijkheid en hulpeloosheid
- Inclusievragen (wie horen er wel en niet bij de groep, wat vraagt het lidmaatschap van mij?)
- Parallelfase (ieder is nog voor zich en naast elkaar bezig, gericht op de leider. Geen
boodschap aan elkaar).
5.10 – Drie manieren om een groep te starten
- Inhoud
o Geven van informatie over thema of agendapunt
o Geven van informatie over de doelstelling en taak van de groep
o Verhelderen van het thema of onderwerp
o Enz. enz.
Focus = cognitief gericht, op het denken van de deelnemers
Groepen waarin het ‘hoofd’ centraal staat (cursusgroepen, lesgroepen etc.)
- Procedure
o Benoemen van programma: wat te doen / bespreken
o Opstellen van agenda
o Vragen om aanvullingen
o Aangeven van huisregels
o Enz. enz.
Focus: structuur- en handelingsgericht
Groepen waarin de ‘handen’ centraal staan (focus op aanleren nieuw gedrag)
- Relatieopbouw
o Persoonlijke kennismakingsronde
o Vertellen van verhaal of gedicht
o Opbouwen van band met groep
o Enz. enz.
Focus: ervaringsgericht
Groepen waarin het ‘hart’ centraal staat (procesgroepen, ervaringsgroepen)
5.11 – Invloedsfase (fase 3)
- Onderlinge betrekkingen (betrekkingsniveau) komen meer centraal te staan. De groep
vervangt de opgelegde leiderschapsstructuur door een passende eigen invloedsverdeling
- Inclusievragen worden: vragen rondom controle: m.b.t. macht, dominantie, gezag,
verantwoordelijkheid (machtsfase).
- Invloedsverdeling: wie heeft het voor het zeggen. Vragen rond eigen positie.
- Groep wordt cohesiever, keerpunt in de groepsontwikkeling.