Hoofdstuk 30, Geneesmiddelen bij psychiatrische aandoeningen
Psychofarmaca worden gebruikt bij afwijkingen in denken en gedrag. Het doel van
psychiatrie is het genezen van de patiënt of het helpen met de ziekte te leren leven.
30.2 Depressie
Personale depressie: sombere stemming door verdrietige omstandigheden. De duur en
ernst staan niet in verhouding met de reden van de depressie.
Vitale depressie: sombere stemming zonder aanleiding. Angst, onredelijke
zelfbeschuldiging, vermoeidheid en slapeloosheid. Vaak volgt behandeling met
antidepressiva.
Antidepressiva
Een gevaar bij depressiviteit is de neiging tot zelfmoord. Doordat de therapeutische breedte
van een aantal antidepressiva niet groot is, worden ze nog wel eens gebruikt bij zelfdoding.
SSRI’s
Antidepressiva hebben invloed op de impulsoverdracht in het centraal zenuwstelsel. Er zijn
meerdere groepen antidepressiva. De belangrijkste zijn de SSRI’s. Een andere
veelvoorkomende groep zijn de tricyclische antidepressiva. Antidepressiva werken alleen bij
vitale depressie. Een depressie kan 4 tot 7 maanden duren.
- De dosering moet langzaam worden verhoogd, zo voorkom je bijwerkingen. Ook voor
de nacht innemen kan helpen bijwerkingen te voorkomen.
- Het effect volgt pas na 2-6 weken.
De stoffen uit de groep SSRI’s worden het meest gebruikt, voorbeelden hiervan zijn:
fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en venlafaxine. Deze middelen worden soms ook
gebruikt voor angststoornissen. Mirtazapine heeft een vergelijkbare werking met SSRI’s.
Voorbeelden van tricyclische antidepressiva zijn imipramine, amitriptyline en clomipramine.
30.3 Angststoornissen
Angststoornissen kunnen samengaan met hartkloppingen, beven, blozen, zweten of
ademnood. Lichte angststoornissen worden behandeld door de huisarts, ernstige door de
psychiater
- Gegeneraliseerde angststoornis (overspannenheid)
- Paniekstoornis (hyperventilatie)
- Obsessief-compulsieve stoornis (dwanghandelingen)
- Posttraumatische stressstoornis (ingrijpende gebeurtenissen worden herbeleefd)
- fobieën (podiumvrees, angst voor liften e.d.)
Vooral benzodiazepinen worden veel gebruikt bij angststoornissen. Paniekstoornis en
obsessief-compulsieve stoornis worden vaak met SSRI’s behandeld.
Psychofarmaca worden gebruikt bij afwijkingen in denken en gedrag. Het doel van
psychiatrie is het genezen van de patiënt of het helpen met de ziekte te leren leven.
30.2 Depressie
Personale depressie: sombere stemming door verdrietige omstandigheden. De duur en
ernst staan niet in verhouding met de reden van de depressie.
Vitale depressie: sombere stemming zonder aanleiding. Angst, onredelijke
zelfbeschuldiging, vermoeidheid en slapeloosheid. Vaak volgt behandeling met
antidepressiva.
Antidepressiva
Een gevaar bij depressiviteit is de neiging tot zelfmoord. Doordat de therapeutische breedte
van een aantal antidepressiva niet groot is, worden ze nog wel eens gebruikt bij zelfdoding.
SSRI’s
Antidepressiva hebben invloed op de impulsoverdracht in het centraal zenuwstelsel. Er zijn
meerdere groepen antidepressiva. De belangrijkste zijn de SSRI’s. Een andere
veelvoorkomende groep zijn de tricyclische antidepressiva. Antidepressiva werken alleen bij
vitale depressie. Een depressie kan 4 tot 7 maanden duren.
- De dosering moet langzaam worden verhoogd, zo voorkom je bijwerkingen. Ook voor
de nacht innemen kan helpen bijwerkingen te voorkomen.
- Het effect volgt pas na 2-6 weken.
De stoffen uit de groep SSRI’s worden het meest gebruikt, voorbeelden hiervan zijn:
fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en venlafaxine. Deze middelen worden soms ook
gebruikt voor angststoornissen. Mirtazapine heeft een vergelijkbare werking met SSRI’s.
Voorbeelden van tricyclische antidepressiva zijn imipramine, amitriptyline en clomipramine.
30.3 Angststoornissen
Angststoornissen kunnen samengaan met hartkloppingen, beven, blozen, zweten of
ademnood. Lichte angststoornissen worden behandeld door de huisarts, ernstige door de
psychiater
- Gegeneraliseerde angststoornis (overspannenheid)
- Paniekstoornis (hyperventilatie)
- Obsessief-compulsieve stoornis (dwanghandelingen)
- Posttraumatische stressstoornis (ingrijpende gebeurtenissen worden herbeleefd)
- fobieën (podiumvrees, angst voor liften e.d.)
Vooral benzodiazepinen worden veel gebruikt bij angststoornissen. Paniekstoornis en
obsessief-compulsieve stoornis worden vaak met SSRI’s behandeld.