Samenvatting Fysiologie van kweek en planten
1. Inleiding plantenkunde
1.1. Naamgeving
Twee termen:
1) Naam van het genus
Hoofdletter
2) Soortaanduiding (species)
Kleine letter
Beide cursief
= binomale naam
Sommige soorten hebben ook nog eens subspecies/variëteiten (var.)
Op examen: naam in het Nederlands + familienaam in het Latijns & Nederlands
1.1.1. Hiërarchie
Taxonomie: classificatiesysteem
Taxon (meervoud taxa): op elk niveau → altijd cursief
Categorieën:
+ voorbeeld maïs
- Rijk
Taxon: Plantae
- Fylum (stam)
Taxon: Anthophyta
- Klasse
Taxon: Monocotyledones
- Orde
Taxon: Comelinales
Eindigen op -ales
- Familie
Taxon: Poacea
Eindigen op -acea
- Genus (geslacht)
Taxon: Zea
- Species (soort)
Taxon: zea mays
Alles buiten de soortnaam moet met een hoofdletter
1.1.2. Vijfrijkensysteem
1. Monera
Alle prokaryoten
2. Protista
Eukaryote-ééncelligen
3. Fungi
Zwammen en schimmels
4. Plantea
Zaadplant, sporenplanten, hogere wieren
1
, 5. Animalia
Dieren met ingestie
1.1.3. Rijk: Plantea
• Autotroof en meercellig
• Gevorderde weefseldifferentiatie
• Generatiewisseling
Overzicht:
2 Onderrijken:
1. Algae/algen & wieren:
3 fylum:
Rhodophyta Phaeophyta Chlorophyta
Roodwieren Bruinwieren Groenwieren
2. Embryophytes/landplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.1. Bryophytes/mossen
3 fylum:
Marchantiophyta Anthocerotophyta Bryophyta
Levermossen Hauwmossen Bladmossen
2
, 2.2. Tracheophytes/vaatplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.2.1. Pteridophytes/zaadloze vaatplanten
2 fylum:
Lycophyta Monilophyta
Wolfsklauwen en biesvarens Varens en varenachtigen
=eikvaren
= paardenstaarten
2.2.2. Spermatophytes/zaadplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.2.2.1. Gymnospermae/naaktzadigen
4 fylum:
Cycadophyta Ginkgophyta Coniferophyta
Cyca’s Ginkgo Coniferen (sparren, dennen,..)
2.2.2.2. Angiospermae/bloemplanten
Grote evolutie en domineren over vegetatie over de hele wereld
1 fylum:
Anthophyta= bloemplanten
2 soorten platnen:
- Monocotylen
- Dicotylen
Verschillen tussen beide:
Kenmerk Monocotylen Dicotylen
Bloemdelen 3-delig 4-5 delig
Stuifmeel Monoapertuur (1 porie/groef) Triapertuur (3 poriën/ groeven)
Cotyledonen 1 2
Bladnerven Parallelnervig Veernervig
Primaire vaatbundels in de Complexe schikking In kring
stengel
Secundaire diktegroei met Zeldzaam Aanwezig
vasculair cambium
3
, Bloemdelen:
3 delig of een
veelvoud van 3 4/5 delig of een
veelvoud ervan
Stuifmeel:
Cotyledonen:
Bladnerven:
Angiospermae:
1.1.3.2. Bloemetjes en bijtjes
Bloei van een plant is
afhankelijk van:
- Daglengte
- Hoeveelheid en kwaliteit van het licht
- Productie groeihormoon
Topmeristeem → van de stengel
Apicale meristeem → in de okselknoppen
Gaan van de vegetatieve fase naar generatieve fase
Vegetatief= enkel mitotisch
Generatief= mitotisch en meïotisch
Dan vormen ze bloemen of bloemengestellen
• Efemerofyten:
Planten die kortlevend zijn en dat na kieming al hun energie in de bloei investeren
• Eenjarige planten:
Bloeien einde groeiseizoen en sterven dan af
• Tweejarige planten:
4
1. Inleiding plantenkunde
1.1. Naamgeving
Twee termen:
1) Naam van het genus
Hoofdletter
2) Soortaanduiding (species)
Kleine letter
Beide cursief
= binomale naam
Sommige soorten hebben ook nog eens subspecies/variëteiten (var.)
Op examen: naam in het Nederlands + familienaam in het Latijns & Nederlands
1.1.1. Hiërarchie
Taxonomie: classificatiesysteem
Taxon (meervoud taxa): op elk niveau → altijd cursief
Categorieën:
+ voorbeeld maïs
- Rijk
Taxon: Plantae
- Fylum (stam)
Taxon: Anthophyta
- Klasse
Taxon: Monocotyledones
- Orde
Taxon: Comelinales
Eindigen op -ales
- Familie
Taxon: Poacea
Eindigen op -acea
- Genus (geslacht)
Taxon: Zea
- Species (soort)
Taxon: zea mays
Alles buiten de soortnaam moet met een hoofdletter
1.1.2. Vijfrijkensysteem
1. Monera
Alle prokaryoten
2. Protista
Eukaryote-ééncelligen
3. Fungi
Zwammen en schimmels
4. Plantea
Zaadplant, sporenplanten, hogere wieren
1
, 5. Animalia
Dieren met ingestie
1.1.3. Rijk: Plantea
• Autotroof en meercellig
• Gevorderde weefseldifferentiatie
• Generatiewisseling
Overzicht:
2 Onderrijken:
1. Algae/algen & wieren:
3 fylum:
Rhodophyta Phaeophyta Chlorophyta
Roodwieren Bruinwieren Groenwieren
2. Embryophytes/landplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.1. Bryophytes/mossen
3 fylum:
Marchantiophyta Anthocerotophyta Bryophyta
Levermossen Hauwmossen Bladmossen
2
, 2.2. Tracheophytes/vaatplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.2.1. Pteridophytes/zaadloze vaatplanten
2 fylum:
Lycophyta Monilophyta
Wolfsklauwen en biesvarens Varens en varenachtigen
=eikvaren
= paardenstaarten
2.2.2. Spermatophytes/zaadplanten
Nog eens 2 onderrijken:
2.2.2.1. Gymnospermae/naaktzadigen
4 fylum:
Cycadophyta Ginkgophyta Coniferophyta
Cyca’s Ginkgo Coniferen (sparren, dennen,..)
2.2.2.2. Angiospermae/bloemplanten
Grote evolutie en domineren over vegetatie over de hele wereld
1 fylum:
Anthophyta= bloemplanten
2 soorten platnen:
- Monocotylen
- Dicotylen
Verschillen tussen beide:
Kenmerk Monocotylen Dicotylen
Bloemdelen 3-delig 4-5 delig
Stuifmeel Monoapertuur (1 porie/groef) Triapertuur (3 poriën/ groeven)
Cotyledonen 1 2
Bladnerven Parallelnervig Veernervig
Primaire vaatbundels in de Complexe schikking In kring
stengel
Secundaire diktegroei met Zeldzaam Aanwezig
vasculair cambium
3
, Bloemdelen:
3 delig of een
veelvoud van 3 4/5 delig of een
veelvoud ervan
Stuifmeel:
Cotyledonen:
Bladnerven:
Angiospermae:
1.1.3.2. Bloemetjes en bijtjes
Bloei van een plant is
afhankelijk van:
- Daglengte
- Hoeveelheid en kwaliteit van het licht
- Productie groeihormoon
Topmeristeem → van de stengel
Apicale meristeem → in de okselknoppen
Gaan van de vegetatieve fase naar generatieve fase
Vegetatief= enkel mitotisch
Generatief= mitotisch en meïotisch
Dan vormen ze bloemen of bloemengestellen
• Efemerofyten:
Planten die kortlevend zijn en dat na kieming al hun energie in de bloei investeren
• Eenjarige planten:
Bloeien einde groeiseizoen en sterven dan af
• Tweejarige planten:
4