Onderzoeken wie mensen zijn en wat ze kunnen, Craeynest M., & Craeynest P., eerste druk, 2023
INHOUD
Hoofdstuk 1: Inleiding ....................................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 2: Professioneel observeren ..........................................................................................................................................3
Vertekeningen en fouten bij het observeren (bias) .....................................................................................................................3
Hoe professioneel observeren? ..................................................................................................................................................4
Kwaliteit van de observatie.........................................................................................................................................................5
Hoofdstuk 3: De testbenadering .....................................................................................................................................................5
Wat is een psychologische test? .................................................................................................................................................5
Geschiedenis van de testpsychologie..........................................................................................................................................6
Soorten psychologische tests......................................................................................................................................................9
Psychometrie als fundament van een test ....................................................................................................................................10
Hoofdstuk 4: Schaleren ................................................................................................................................................................10
Soorten antwoordschalen ........................................................................................................................................................11
Van ruwe scores naar afgeleide uitslagen .................................................................................................................................12
Hoofdstuk 5: Normering ...............................................................................................................................................................12
Beschrijving van de ruwe scores van de normgroep .................................................................................................................12
Berekening van de centrale tendentie ......................................................................................................................................13
Iemands positie binnen de groep berekenen ............................................................................................................................13
Berekening van spreiding .........................................................................................................................................................14
Standaardscores .......................................................................................................................................................................15
Het gebruik van testnormen .....................................................................................................................................................16
Hoofdstuk 6: Betrouwbaarheid ....................................................................................................................................................16
De betrouwbaarheid van een test meten .................................................................................................................................17
Hoe betrouwbaar moet een test zijn? ......................................................................................................................................19
Betrouwbaarheidsinterval rond een testscore bepalen ............................................................................................................19
Hoofdstuk 7: Validiteit ..................................................................................................................................................................20
Hoofdstuk 9: De psychodiagnostische cyclus ................................................................................................................................21
De empirische cyclus ................................................................................................................................................................21
Handelingsgerichte psychodiagnostiek en de diagnostische cyclus ...........................................................................................21
Hoofdstuk 10: Deontologische overwegingen ..............................................................................................................................22
Gedragsregels binnen de psychodiagnostiek ............................................................................................................................22
Specifieke richtlijnen tijdens het psychodiagnostisch proces ....................................................................................................22
1
,HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Psychodiagnostiek is de wetenschap die erop gericht is om op een gefundeerde manier informatie over een persoon en zijn
omgeving te verzamelen, met het oog op het nemen van verantwoorde beslissingen.
Psychologische eigenschappen = constructen: een betekenisvol geheel van zowel innerlijke als uiterlijke kenmerken waarvan we
denken dat ze bij een persoon aanwezig zijn.
- Trekken (traits): stabiele kenmerken
- Toestanden (states): veranderlijke eigenschappen
→ Constructen slechts hypothetisch: niet rechtstreeks waarneembaar.
- Tentatief formuleren: nooit helemaal zeker.
- Operationaliseren: hoe op een wetenschappelijk verantwoorde manier meten?
Psychodiagnostiek wil uitspraken doen op basis waarvan bepaalde beslissingen genomen kunnen worden.
Het doel van het onderzoek op 4 niveaus:
- Beschrijven: kenmerken van persoon of context in kaart brengen.
- Ordenen of classificeren: veelheid van eigenschappen reduceren tot hanteerbare categorieën.
o Categoriaal classificatiesysteem
▪ DSM-5: gedetailleerd overzicht van alle officieel erkende mentale stoornissen met noodzakelijke
vereisten voor diagnoses. Pro: helder en eenduidig. Contra: focus op ziektebeeld, weinig ruimte voor
variatie en nuance.
▪ ICF-model: classificatie op basis van globale functioneren (fysiek en mentaal). Kijkt ook naar wat goed
loopt.
o Dimensionaal classificatiesysteem
▪ KOP-model: klachten, omstandigheden en persoonskenmerken ordenen met als doel een kortdurende
behandeling.
- Verklaren: zoeken naar mogelijke oorzaken van wat er binnen de persoon of zijn omgeving omgaat, om zo de oorzaken
van het probleem aan te pakken.
- Voorspellen: hoe iemand zich zal gedragen in een bepaalde situatie.
Psychodiagnostische methoden:
- Geen of weinig structuur vs. voorgestructureerd instrument.
- Kwantitatieve methoden (cijfers) vs. kwalitatieve methoden (taal).
Keuze van methoden:
- Wetenschappelijke onderbouwing
o Inhoudelijk-theoretische aspect: verantwoording van de keuze.
o Technisch-kwalitatieve aspect: kwaliteit van de methode zelf.
▪ Betrouwbaarheid: in hoeverre het instrument toelaat om steeds tot dezelfde resultaten te komen.
▪ Validiteit: in hoeverre de onderzoeksmethode de eigenschap die je voor ogen had in kaart brengt.
2
, HOOFDSTUK 2: PROFESSIONEEL OBSERVEREN
Observeren is gebaseerd op empirische gegevens: wat vanuit onze zintuigen binnenkomt.
VERTEKENINGEN EN FOUTEN BIJ HET OBSERVEREN (BIAS)
AANDACHTS - EN GEHEUGENPROCESSEN
- Primacy effect: opnemen en onthouden wat in het begin gebeurt.
- Recency effect: opnemen en onthouden wat op het einde gebeurt.
- Beschikbaarheidsheuristiek: aandacht aan informatie die aansluit bij gegevens die al vast verankerd zitten in je geheugen.
- Tunnelvisie: eenzijdig benaderen van de werkelijkheid vanuit een erg eng gezichtspunt, zonder rekening te houden met
andere mogelijkheden of de bredere context.
- Comfirmatiebias: vooral aandacht schenken aan informatie die in het verlengde ligt met wat we al meenden te weten.
DENK- EN INTERPRETATIEFOUTEN
- Logicafout: de neiging om tussen twee los van elkaar staande gebeurtenissen oorzaak- en gevolgverbanden te leggen
omdat ze samen voorkomen.
- Halo-effect: één positieve eigenschap zorgt dat de persoon volledig positief waargenomen wordt.
- Horn-effect: één negatieve eigenschap zorgt dat de persoon volledig negatief waargenomen wordt.
- Emotionele lading: emoties kunnen de observatiefocus én de interpretatie van de gegevens aantasten. Door een
emotionele reactie kan de situatie bevooroordeeld bekeken worden.
SOCIAALPSYCHOLOGISCHE EFFECTEN
- Fundamentele attributiefout: de neiging om gedrag van anderen intern te attribueren.
- Aanleuningseffect (leniency): de manier waarop je iemand observeert hangt sterk af van de mate waarin je het gevoel
hebt dat je met die persoon verwant bent. Mensen met wie je je vereenzelvigt schat je positiever in.
- Contrasteffect: mensen met wie je je duidelijk niet vereenzelvigd, beoordeel je makkelijk als helemaal tegengesteld aan
jezelf en kan je daardoor negatiever interpreteren.
- Stereotypes: het vereenzelvigen van één individu met de groep waartoe hij toevallig behoort.
- Zichtzelf waarmakende voorspelling (selffulfilling prophecy): de verwachtingen die je van iemand hebt zetten je aan tot
een bepaald handelen, waardoor je dat gedrag bij de ander uitlokt.
- Conformisme: verleidelijk om gewoon de groepsnorm te vormen en moeilijk om tegen de norm uit te spreken. Speelt
een rol bij verslagen of teamoverleggen.
- Expliciete sociale druk: bv. van een autoriteit of van een groep.
BIJSTURING
- Bewust zijn van de mogelijke fouten
- Perspectief nemen
- Kritisch nadenken
- Expliciet maken van eigen interpretaties of visies
- Bijscholing
- Intervisie: overleg met horizontale aftoetsing
- Supervisie: overleg met verticale aftoetsing
3