Krachten herkennen.
Als een kracht op je lichaam wordt uitgeoefend, kun je dat vaak voelen:
Als iemand je een duw geeft.
Als het stevig waait.
Als je in een auto zit die plotseling snel optrekt.
Als je een bal tegen je hoofd krijgt.
Krachten die op voorwerpen of andere mensen worden
uitgeoefend, kun je natuurlijk niet voel, maar je kan ze soms
wel zien. Hoe?
Vervormen
- Elastisch: Als de kracht niet meer werkt,
keert de vorm weer terug.
- Plastisch: Het voorwerp wordt dan blijvend
vervormd.
Beweging
Een voorwerp kan ook veranderen qua beweging, als er een kracht op
werkt. Bijvoorbeeld bij een voetbalwedstrijd, waarbij de snelheid van de
bal wordt vergroot of verkleind, of waarbij de richting van de bal wordt
veranderd.
Krachten een naam geven
Er zijn drie soorten krachten: Veerkracht, spierkracht en zwaartekracht.
Veerkracht: Veerkracht ontstaan als elastsiche voorwerpen worden
vervormd. Voorbeeld: Als je een stuk elastiek uitrekt, voel je het elastiek
Spierkracht: Spierkracht ontstaan doordat de spieren in je lichaam
samentrekken. Voorbeeld: Als je fietst, oefenen je voeten kracht uit op de
pedalen of als je een deur opent, oefenen je handen een kracht uit op de
deurklink.
Zwaartekracht: Zwaartekracht is een aantrekkende kracht die de aarde
op een voorwerp uitoefent. Voorbeeld: Als je een pen laat vallen, valt deze
op de grond.
Krachten een eenheid geven
, Om krachten met elkaar te vergelijken en om ze te kunnen meten, heb je
een eenheid nodig. Deze eenheid is Newton (Isaac Newton).
1Kg= 10N (gewicht in kilo x 10)
Krachten tekenen
Krachten kun je in een tekening of foto aangeven door pijlen te tekenen.
Zo’n pijl wordt vector genoemd.
1. De richting van de pijl geeft aan in welke richting de kracht werkt.
2. De plaats waar de pijl begint, het aangrijpings punt, geeft de plaats aan
waar de kracht wordt uitgeoefend.
3. De lengte van de pijl geeft aan hoe groot de kracht is.
Voorbeeld: 1cm = 50 N, dat betekent dat 1 cm een kracht van 50 N
voorstelt.
Krachten optellen.
Meestal werken er meer krachten tegelijk op een voorwerp. Denk maar
eens aan een touwtrekwedstrijd. 1 ploeg die oefent de kracht allemaal in 1
richting en de andere doet het zelfde. De kracht die hetzelfde gevolg heeft
als alle krachten samen, noem je somkracht of resultante. Het resultante
bereken je door alle krachten bij elkaar op te tellen. Je moet wel rekening
houden met de richting:
4N
3N 4+3=7 N
3N 4N 4-3= 1 N
Zie ook opdracht 10 en 11 (Plus)!
Pararaaf 2, Zwaartekracht, gewicht en stabiliteit