100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

HBO verpleegkunde, leerdoelen blok C organisatie in de zorg (kennistoets 3) samenvatting. Cijfer: 8,7!

Rating
3.0
(1)
Sold
4
Pages
123
Uploaded on
30-03-2024
Written in
2023/2024

HBO verpleegkunde, Hogeschool Utrecht. Samenvatting van alle leerdoelen van blok C organisatie in de zorg (kennistoets 3). Samenvatting is gemaakt aan de hand van toetsmatrijs (CGO, AFPF, OO-lessen). Leerjaar: 1. Gemaakt in: 2023/2024. Behaalde cijfer: 8,7.

Show more Read less
Institution
Course












Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
March 30, 2024
File latest updated on
April 3, 2024
Number of pages
123
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Inhoud
Casus 1: Peuter Onno.............................................................................................................................2
CGO....................................................................................................................................................2
AFPF....................................................................................................................................................7
OO-B: Verpleegkundige visies en classificaties.................................................................................15
OO-C: RSV.........................................................................................................................................18
Casus 2: Dochter Jet.............................................................................................................................18
CGO..................................................................................................................................................18
AFPF..................................................................................................................................................23
OO-B: Recht......................................................................................................................................28
OO-C: Ervaringskennis......................................................................................................................29
Casus 3A: Moeder Bettie......................................................................................................................30
CGO..................................................................................................................................................30
AFPF..................................................................................................................................................33
OO-B: Zorgpaden..............................................................................................................................46
Casus 3B: Moeder Yvonne....................................................................................................................47
AFPF..................................................................................................................................................47
OO-B: Onderzoeken vermogen.........................................................................................................54
OO-C: Zorgtechnologie.....................................................................................................................55
Casus 4: Buurman Albai........................................................................................................................56
CGO..................................................................................................................................................56
AFPF..................................................................................................................................................58
OO-B: Recht......................................................................................................................................65
OO-C: Geriatrische syndromen.........................................................................................................67
Casus 5: Oma Hetty..............................................................................................................................69
CGO..................................................................................................................................................69
AFPF..................................................................................................................................................71
OO-C: Ervaringskennis......................................................................................................................85
Casus 6: Opa Geert 1............................................................................................................................85
CGO..................................................................................................................................................85
AFPF..................................................................................................................................................87
OO-B: Onderzoeken vermogen.......................................................................................................102
OO-C: Recht: Wet BIG.....................................................................................................................102
Casus 7: Opa Geert 2..........................................................................................................................104
CGO................................................................................................................................................104

, AFPF................................................................................................................................................104
OO-B: Ethiek...................................................................................................................................114
OO-C: Palliatieve zorg.....................................................................................................................115
Aanvullende informatie..................................................................................................................118

Casus 1: Peuter Onno
CGO
De student kan benoemen wat het verschil is tussen zorg aan volwassenen en aan kinderen.
Anatomie
De anatomie en de fysiologie van kinderen verschilt wezenlijk van die van volwassenen. Zo hebben
kinderen bijvoorbeeld een relatief groter hart met een groter hartminuutvolume dan volwassenen.
De polsfrequentie is hoger bij een lagere bloeddruk dan die van volwassenen. Als een kind het
benauwd heeft, zal het sneller gaan ademen terwijl een volwassene meer lucht per teug zal gaan
inademen. Het vochtgebruik per kilogram lichaamsgewicht is bij een kind hoger en hierdoor droogt
een kind veel sneller uit dan een volwassene. Het op peil houden van hun lichaamstemperatuur is
voor kinderen moeilijker, omdat zij een groot lichaamsoppervlak hebben in verhouding tot hun
gewicht, weinig isolerend vet en nauwelijks rilvermogen. Zij raken dus veel sneller onderkoeld dan
een volwassene. Daarnaast zijn er bij kinderen ziektebeelden die bij volwassen niet meer voorkomen.
Wie kinderen verzorgt en verpleegt, moet hiermee constant rekening houden.

Cognitief
Het denken van kinderen is nog niet zo goed ontwikkeld als bij volwassenen. Vooral kleine kinderen
zien, begrijpen en beleven dingen vaak anders. Ze kennen maar één werkelijkheid, die ze horen van
volwassenen om hen heen. Hier kunnen ze vaak geen andere realiteit naast zetten. Kinderen kunnen
op dezelfde manier voelen als volwassenen, maar zijn nog niet in staat hun gevoelens te uiten en te
beschrijven. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat buikpijn aangeeft, terwijl het een oorontsteking
heeft. Ook reageren kinderen in emotioneel opzicht anders op ziekte en letsel dan volwassenen. Als
verzorgers hiermee rekening houden, voelen kinderen zich prettiger en kunnen emotionele
problemen in de ontwikkeling van het kind worden voorkomen. Het is daarom belangrijk dat de stem
van de patiënt altijd gehoord wordt en dat ouders hun kind goed kunnen voorbereiden, troosten en
steunen

De student weet wat de principes zijn van gezinsgerichte zorg (family centered care).
Family centered care erkent de kracht en de expertise van het gezin. Bij FCC (family centered care)
heeft het gezin zelf de regie en verantwoordelijkheid over hun leven en gezondheid, binnen de
mogelijkheden en omstandigheden van het gezin. De verpleegkundige neemt de rol van coach op
zich. Het is dus erg belangrijk dat de verpleegkundige het handelen overlaat aan het gezin en hen
ondersteund.
- Waardigheid en respect
- Participatie
- Het delen van informatie
- Samenwerking

De student kan benoemen wat aspecten zijn uit de beroepscode die van belang zijn in de
verpleegkundige zorg aan kinderen.
Eigenlijk alle punten uit de beroepscode zijn belangrijk om verpleegkundige zorg aan kinderen te
geven.

De student kan de verschillende ontwikkelingsfasen benoemen van de peuter.


2

,De peuterperiode is van 1 tot 4 jaar.
Lichamelijke groei en ontwikkeling
In de peuterperiode groeit een kind erg snel. Ook worden de organen groter en ontwikkelen die zich
verder. Een peuter wordt in 3 jaar tijd ongeveer 30cm groter en 8 kg zwaarder. Hieronder een tabel
waarin dat zichtbaar wordt.
12 maanden (1 jaar) 76,7 cm 10 kg
24 maanden (2 jaar) 88,4 cm 13 kg
36 maanden (3 jaar) 97,8 cm 15 kg
48 maanden (4 jaar) 105 cm 17 kg

Het is belangrijk om de lengte en het gewicht regelmatig te controleren. Dit gebeurt op het
consultatiebureau. Het is wel belangrijk om de lengte en gewicht van de ouders in het achterhoofd te
houden, voordat er gelijk aan de bel getrokken wordt.

Motorische ontwikkeling
Een kind heeft de motorische ontwikkeling nodig om de spierkracht te kunnen opbouwen. Dit heeft
een kind nodig om te kunnen kruipen of om zich ergens aan op te trekken. Ook heeft de motorische
ontwikkeling invloed op de cognitieve ontwikkeling. Wanneer een kind kan staan geeft dit een ander
perspectief op de wereld dan wanneer het ligt. De motorische ontwikkeling wordt bepaald door de
neurologische rijping.
- Van binnen naar buiten (centraal/perifeer):
 Bijvoorbeeld eerst schouderbewegingen en dan polsbewegingen.
- Van boven naar beneden (craniaal/caudaal): Eerst armen beheersen en dan voeten.
 Voorbeeld: Eerste een bal leren gooien en daarna leren fietsen op een driewieler.
- Van grof naar fijn: Eerst de grove motoriek en daarna de fijne motoriek.
 Voorbeeld: Een kind heeft aan het begin een groot papier nodig om te kunnen
verven. Later wordt dit kleiner, omdat hij zijn handen beter kan gebruiken.

Taal- en spraakontwikkeling
De taal is opgebouwd uit 4 onderdelen die met elkaar verband houden:
- Fonologie: De ontwikkeling van klanken;
- Syntaxis: De zinsopbouw;
- Semantiek: De betekenis van de woorden kunnen begrijpen;
- Pragmatiek: Taal in een sociale context.

Een gemiddeld kind spreekt het eerste woord uit tussen de 12 en 18 maanden. Wanneer het eerste
woord is gezegd, volgen de rest van de woorden steeds sneller. Vanaf ongeveer 3 jaar is een kind voor
een buitenstaander te verstaan en te begrijpen. Om de woordenschat van een kind te vergroten is
voorlezen een goed idee.
12-18 maanden Brabbelen met betekenis, toename van
woordenschat, eenwoordzinnen
18-24 maanden Tweewoordzinnen, als de woordenschat
gemiddeld 150 woorden bedraagt
24-30 maanden Meerwoordzinnen, woordenschat gemiddeld
450 woorden

Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling hangt samen met de motorische ontwikkeling en de taalontwikkeling.
Door het opdoen van ervaringen ontwikkelt een kind zich op cognitief gebied. Ook leert een peuter
om de werkelijkheid en zijn eigen denken op elkaar af te stemmen (adaptief denken). Een peuter ziet
nog geen oorzaak-gevolg.

3

,Emotionele ontwikkeling
Bij een normale hechting zijn de ouders voor het kind een veilige haven. De peuter wil steeds meer
ontdekken van de wereld en laat zijn ouders soms eventjes alleen om op ontdekking te gaan. Het is
daarbij belangrijk dat de peuter zich ervan bewust is dat de ouders ook weer terugkomen. Peuters
hebben soms ook last van angsten. De angsten kunnen voortkomen uit het oorzaak-gevolg niet zien.
Zo kan een peuter bang zijn om door het toilet gespoeld te worden wanneer hij op het toilet zit. Een
peuter van 2 jaar herkent zichzelf in de spiegel en begint trots te worden op zijn/haar eigen
prestaties. Ook ontstaan rond het tweede levensjaar de driftbuien. Een kind denkt dan dat hij/zij alles
al kan, maar loopt tegen eigen grenzen of tegen grenzen van de ouders aan. Omdat de emoties nog
niet voldoende zijn ontwikkeld/niet goed kan beheersen, kan dit leiden tot extreme boosheid. Breath
holding spells houdt in dat kinderen in een driftbui hun adem inhouden, blauw worden en vervolgens
flauwvallen. Dit heeft geen hersenbeschadiging tot gevolg. De JGZ kan de SPARK of de SDQ-vragenlijst
laten invullen om inzicht te krijgen in de opvoedstijl van de ouders.

Slaapgedrag
Peuters slapen gemiddeld 12 uur per nacht. Veel kinderen van 1-2 jaar doen ’s middags nog een
dutje. Een avondritueel kan bijdragen aan het doorslapen van een kind. Door zo’n ritueeltoe te
passen weet een kind dat het bedtijd is en zal het sneller in slaap vallen.

Seksuele ontwikkeling
Tussen de 2-5 jaar ontdekt een kind zijn/haar eigen lichaam. Later ontdekt een peuter het lichaam
van vertrouwde anderen (ouders) en leert daarmee het verschil tussen jongens en meisjes. Doktertje
spelen kan helpen om het lichaam verder te verkennen. Ook behoort zindelijkheidstraining tot
seksuele ontwikkeling, omdat de kinderen erachter komen dat jongens anders naar de WC gaan dan
meisjes.

Sociale ontwikkeling
Een jong kind is vooral gefocust op zijn vertrouwde omgeving. Een peuter van 2 vindt het leuk om
met andere kinderen te spelen en proberen elkaar na te doen om zo van elkaar te leren. Om contact
te maken met een ander kind gaat er vaak een conflict vooraf. Er wordt speelgoed afgepakt, omdat
het kind in een ‘alles is van mij’ fase zit. Daarna gaan ze vaak samen spelen. Ook door het krijgen van
een broertje of zusje kan de sociale ontwikkeling toenemen

De student kan potentiële verpleegproblemen ten gevolge van RS-virus en bijpassende interventies
benoemen.
RS-virus is een afkorting van respiratoir syncytieel virus. Het (zeer besmettelijke) virus kan een infectie
veroorzaken in de bovenste luchtwegen, ook kunnen de onderste luchtwegen worden geïnfecteerd
met het virus. Klachten lijken op een gewone verkoudheid. Wanneer er klachten optreden van
benauwdheid + kortademigheid contact opnemen met een huisarts.

Risicogroepen
Jonge kinderen (0-2 jaar) die te vroeg geboren zijn, chronische longafwijkingen hebben of ernstige
hartafwijkingen hebben

Hoe een infectie doorgeven te voorkomen:
- Goede handhygiëne
- Gooi gebruikte tissues gelijk in de prullenbak
- Maak speelgoed geregeld schoon
- Laat niemand die verkouden is, in de buurt van een kind
- Vermijd drukke plekken, zoals de opvang of winkelcentrum
- Rook geen sigaretten in de buurt van het kind

4

, - Wanneer een kind wordt opgenomen in het ziekenhuis, wordt het in isolatie verpleegt zodat het
zorgpersoneel het virus niet kan doorgeven aan een ander kind

Behandeling
Er is geen behandeling voor het RS-virus. Wanneer een kind wordt opgenomen in het ziekenhuis
worden alleen de symptomen bestreden, maar niet de infectie.

Verpleegkundige interventies
- Kind verplegen in isolatie
- Voldoende vocht toedienen
- Ouders voorlichting, advies en instructie geven over RS-virus

De student kan uitleggen welke lichamelijke observaties je doet bij een ziek kind.
- Lichaamstemperatuur
- Huilt het vaker/langer dan anders?
- Is het kind hangerig/prikkelbaar?
- Is het kind suf of afwezig?
- Benauwdheidsklachten?
- Geeft het kind pijn aan?
- Aantal poep/plasluiers (belangrijk bij uitdroging)
- Hoeveel drinkt een kind?




5
$19.89
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
10 months ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
boukjeb Hogeschool Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
140
Member since
1 year
Number of followers
3
Documents
12
Last sold
1 week ago

4.2

24 reviews

5
9
4
10
3
5
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions