De onderdelen van het urinaire stelsel benoemen en de 3 belangrijkste functies van het stelsel
beschrijven.
Het urinaire stelsel bestaat uit de nieren, de urineleiders, de urnieblaas en de urinebuis. De 3 belangrijke
functies van dit stelsel zijn:
1. Excretie, verwijdering van afvalstoffen
2. Eliminatie, de lozing van de afvalstoffen naar buiten
3. Homeostatische regeling van het volume en de concentratie opgeloste stoffen in het bloedplasma
De twee nieren vormen urine, dat is en vloeistof dat bestaat uit water, ionen en kleine opgeloste stoffen.
Urine wat uit de nieren stroomt, gaat zo via de urinewegen naar de urineblaas. Dit is een opslagplaats.
Wanneer de urine de blaas verlaat loopt het door de urinebuizen waardoor de urine naar buiten wordt
gevoerd. Het lozen van de urine wordt mictie genoemd.
Andere belangrijke homeostatische functies van het urinaire
stelsel zijn:
- Het reguleren van het bloedvolume en de bloeddruk, door het
volume van het water aan te passen dat met de urine verloren
gaat
- Het reguleren van de concentratie van natrium kalium, chloride
en andere ionen
- Bijdragen aan het stabiliseren van de pH van het bloed
- Het behoud van waardevolle voedingstoffen zoals bijvoorbeeld
glucose en aminozuren
De plaats en structurele kenmerken van de nieren beschrijven, de weg van het bloed volgen naar, in
en uit een nier en de structuur van een nefron beschrijven.
De nieren liggen aan de weerszijden van de wervelkolom en worden op hun plaats gehouden door:
- Het bovengelegen buikvlies
- Contact met aangrenzende organen
- Ondersteunende bindweefsels
Gemiddelde nier: roodbruin, 10 cm lang, 5,5 cm breed en 3 cm dik.
De instulping, de zogenoemde nierpoort is de plaats waar de ureter/v.renalis uittreden en waar de a.renalis/
plexus renalis binnenkomen. Het nierkapsel bedekt het oppervlak van de nier en omgeeft de renale sinus,
een interne holte. De buitenkant van de nier wordt omgeven door een vezelig kapsel en bekleedt de renale
sinus, een inwendige holte.
Buitenste nierschors = cortex
Binnenste niermerg = medulla -> bevat 6/18 kegelvormige nierpiramiden, het uiteinde van elke piramide
heet een nierpapil en steekt uit in de renale sinus. Een nierlob bestaat uit een nierpiramide, het omliggende
laagje cortex en de nabijgelegen weefsels van de columnae.
In een nierpiramide en de bovengelegen delen van de nierschors wordt de urine gevormd. Binnen elke
nierpapil wordt de urine via buizen afgevoerd naar een komvormige holten de calix minor. Een aantal van
deze calix minoren vormen calix majores. Dit vormt uiteindelijk een trechtervormig compartiment, het
nierbekken. Nierbekken is verbonden met de ureters, dus hierdoor loopt de urine weg naar de blaas.
Urinevorming begint in de nierschors, namelijk in de nefronen. Elke nier heeft circa 1,25 miljoen nefronen
met een gezamenlijke lengte van 145 kilometer.
,De nieren hebben een zeer goede bloedtoevoer, aangezien ze afvalstoffen uit het bloed filteren. Bij een
gezond persoon stroomt per minuut 1200 ml bloed door de nieren.
Nieren krijgen bloed toegevoerd door de nierslagader (a. renalis) die aan de buikaorta ontspringt. Als de
nierarteriën de renale sinus binnenkomen vertakken ze zich die dan de interlobaire arterien van bloed
voorzien; deze lopen tussen de nierpiramiden naar buiten. Deze monden uiteindelijk uit in de aa. arcuatae,
dit is het grensgebied tussen de cortex en de medulla. Uit elk van deze kleine slagaders ontspringt een
aantal interlobulaire arterien die de schors van bloed voorzien.
Bloed bereikt nefronen door een afferente arteriole en stroomt weg via efferente arteriole. Daarna stroomt
het bloed naar het capillairnet rond de nierbuisjes, ook wel het peritubulaire capillairnet. Deze bieden een
route voor het opnemen of afgeven van stofferen die door dit gedeelte van het neuron worden afgegeven of
gereabsorbeerd.
De route van het bloed vanuit de pertubulaire
capillairen verschilt naar de ligging van het
nefron.
Corticale nefronen → binnen de cortex
Juxtamedullaire nefronen → nabij het medulla
In de juxtamedullaire neuronen zijn de capillairen
verbonden met de vasa recta, dit zijn lange,
rechte capillairen die evenwijdig lopen met de lis
van Henle, diep in het merg.
Bloed komt vanuit de peritubulaire capillairen en
de vasa recta in een netwerk van venulen en
kleine venen binnen, die samenkomen in de
interlobaire venen.
Ze monden uiteindelijk uit in de vanaf arcuatae en
via die interlobaire venen direct in de v. renales of
niervenen.
,Het nefron
Een neuron (niereenheid) is de basale functionele eenheid in de nier. Elk nefron bestaat uit:
1. Een nierlichaampje
2. Een nierbuis
Een nierbuis is 5 centimeter, en bestaat uit 2 gekronkelde delen die door een U-vormige buis verbonden
zijn. De gekorrelde delen liggen in de nierschors en de U-vormige buis ligt gedeeltijk/geheel in het merg.
Het nefron begint bij het nierlichaampje, een ronde structuur die bestaat uit het nierkapsel (kapsel van
Bopwman), een komvormige compartiment dat een capillairnetwerk of glomerulus bevat.
Bloed komt bij de glomerulus aan via een afferente steriele en stroomt weg via een afferente arteriole. In het
nierlichaampje worden water en opgeloste stoffen door de bloeddruk uit de capillairen in de holte van het
omringende kapsel geperst. Dit noem je filtratie, uiteindelijk ontstaat voorurine.
Voordeel filtratie: filtratie is een passief proces dus het kost geen energie.
Nadeel filtratie: het werkt als een soort filter, dus deze laat ook organische stoffen, water, ionen en
voedingsstoffen door, die geresorbeerd moeten worden, deze mogen niet met urine verloren gaan.
, Vanuit het nierlichaampje komt de voorurine in de nierbuis binnen. De belangrijkste onderdelen van de
nierbuis zijn:
1. Proximale tumulus contortus (PTC)
2. De lis van Henle
3. Distale tubulus concortus (DTC)
Naarmate de voorziene door de nierbuis stroomt, verandert de samenstelling waardoor er uiteindelijk urine
ontstaat.
Elk nefron mondt uit in een verzamelbuis, het begin van het verzamelsysteem. De verzamelbuis loopt de
schors uit en daalt af in het merg. De vloeistof uit de verzamelbuizen vanuit vele neuronen wordt
meegevoerd in de richting van een verzamelkanaaltje. Vanuit hier wordt de vloeistof, urine, naar de calices
en verder naar het nierbekken gevoerd.
De belangrijkste functies van elk onderdeel van het nefron bespreken en de processen omschrijven
die een rol spelen bij de urinevorming.
Voorurine verlaat het nierlichaampje en komt in de nierbuis, deze is verantwoordelijk voor:
- Reabsorptie van alle bruikbare organische moleculen, oftewel nutriënten, uit de voorurine
- Reabsorptie van meer dan 90% van het water uit de voorurine
- Excretie in de voorurine van afvalstoffen die bij het filtratieproces in het bloed zijn achtergebleven
Het nierlichaampje
Het nierlichaampje bestaat uit het haarvatennet, de glomerulus en het kapsel. Het kapsel vormt de
buitenste wand van het nierlichaampje en omgeeft de haarvaten van de glomerulus. De glomerulus loopt
door in het kapsel.
Het epitheel dat de capillairen omgeeft, bestaat uit cellen die podocyten worden genoemd. Podocyten
hebben lange uitlopers, pedikels die rond de capillairen zijn gewikkeld. Een dikke bassaalmembraan scheidt
de endotheelcellen van de capillairen van de podocyten. De capillairen in de glomerulus worden
gepenetreerd genoemd omdat ze porien bevatten. Om de ruimte in het kapsel binnen te komen moet een
opgelost deeltje zo klein zijn dat het kan passeren:
- Door de porien van de endotheelcellen
- Door de vezels van de basaalmembraan
- Door de filtratiespleten tussen de smalle uitstulpingen van de podocyten