Oefententamenvragen
Leer- en Onderwijsproblemen
,Oefententamenvragen Leer-en Onderwijsproblemen
1. Lisa, een meisje van 9 jaar, heeft behoefte aan extra ondersteuning in het regulier
basisonderwijs. De school regelt dit vanuit de basisondersteuning.
Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- De school is verplicht om een OPP op te stellen voor Lisa
- De school moet Lisa doorverwijzen naar speciaal basisonderwijs
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
2. Wat is geen element van een ontwikkelingsperspectief?
a. Ontwikkelingsdeel
b. Planningsdeel
c. Toetsingsdeel
d. Evaluatiedeel
3. Binnen hoeveel weken is een school verplicht om een ontwikkelingsperspectief op te
stellen?
a. Binnen vier weken
b. Binnen zes weken
c. Binnen acht weken
d. Binnen tien weken
4. Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- Het samenwerkingsverband bepaalt wat onder de basisondersteuning valt en wat
onder de extra ondersteuning valt
- Hoe breder de basisondersteuning, des te meer leerlingen extra ondersteuning nodig
zijn
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
, 5. Een leerling heeft vooral moeite met het concentreren tijdens de lessen en heeft niet veel
vriendjes. Zo speelt deze leerling op het schoolplein niet met andere kinderen.
Op welk leergebied wordt het meest ingegaan in de OPP?
a. Leergebied specifiek
b. Leergebied overstijgend
c. Leergebied didactiek
d. Geen van bovenstaande
6. Welke van onderstaande elementen is niet verplicht om in een OPP op te nemen?
a. Belemmerende en bevorderende factoren
b. Uitstroombestemming van de leerling
c. Leerroute van de leerling
d. Beschrijving van de ondersteuning
7. Noem drie uitgangspunten voor het werken met een ontwikkelingsperspectief?
8. Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- Een uitstroombestemming omvat enkel een gewogen besluit op basis van de geplande
uitstroomniveaus voor technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen
- Elke uitstroombestemming kent per leergebied eigen einddoelen en uitstroomniveaus
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
9. Bij welke leerroute hoort de omschrijving: leerlingen hebben ondanks een specifieke
beperking voldoende leercapaciteit om met een uitstroomperspectief op havo/vwo of
vmbotl/gl door te stromen naar deze schoolsoorten.
a. Leerroute 1
b. Leerroute 2
c. Leerroute 3
d. Leerroute 4
Leer- en Onderwijsproblemen
,Oefententamenvragen Leer-en Onderwijsproblemen
1. Lisa, een meisje van 9 jaar, heeft behoefte aan extra ondersteuning in het regulier
basisonderwijs. De school regelt dit vanuit de basisondersteuning.
Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- De school is verplicht om een OPP op te stellen voor Lisa
- De school moet Lisa doorverwijzen naar speciaal basisonderwijs
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
2. Wat is geen element van een ontwikkelingsperspectief?
a. Ontwikkelingsdeel
b. Planningsdeel
c. Toetsingsdeel
d. Evaluatiedeel
3. Binnen hoeveel weken is een school verplicht om een ontwikkelingsperspectief op te
stellen?
a. Binnen vier weken
b. Binnen zes weken
c. Binnen acht weken
d. Binnen tien weken
4. Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- Het samenwerkingsverband bepaalt wat onder de basisondersteuning valt en wat
onder de extra ondersteuning valt
- Hoe breder de basisondersteuning, des te meer leerlingen extra ondersteuning nodig
zijn
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
, 5. Een leerling heeft vooral moeite met het concentreren tijdens de lessen en heeft niet veel
vriendjes. Zo speelt deze leerling op het schoolplein niet met andere kinderen.
Op welk leergebied wordt het meest ingegaan in de OPP?
a. Leergebied specifiek
b. Leergebied overstijgend
c. Leergebied didactiek
d. Geen van bovenstaande
6. Welke van onderstaande elementen is niet verplicht om in een OPP op te nemen?
a. Belemmerende en bevorderende factoren
b. Uitstroombestemming van de leerling
c. Leerroute van de leerling
d. Beschrijving van de ondersteuning
7. Noem drie uitgangspunten voor het werken met een ontwikkelingsperspectief?
8. Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
- Een uitstroombestemming omvat enkel een gewogen besluit op basis van de geplande
uitstroomniveaus voor technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen
- Elke uitstroombestemming kent per leergebied eigen einddoelen en uitstroomniveaus
a. Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
b. Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
c. Zowel stelling 1 als 2 zijn juist
d. Zowel stelling 1 als 2 zijn onjuist
9. Bij welke leerroute hoort de omschrijving: leerlingen hebben ondanks een specifieke
beperking voldoende leercapaciteit om met een uitstroomperspectief op havo/vwo of
vmbotl/gl door te stromen naar deze schoolsoorten.
a. Leerroute 1
b. Leerroute 2
c. Leerroute 3
d. Leerroute 4