Literatuur Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie
Berns
H1: p. 3-24
- Socialisatieproces is wederkerig en dynamisch: een interactie lokt een reactie uit en
interacties veranderen over tijd
- Passieve interactie: de ouders zijn intelligent, dus de kans is groot dat het kind deze
genen overneemt > de omgeving waarin het kind opgroeit zal hier dan ook op
ingericht zijn
- Evocatieve interacties: de genen van het kind lokken reacties uit van de omgeving >
bijvoorbeeld een kind dat erg sociaal is en veel glimlacht, zal dit ook aantrekken
- Actieve interacties: het actief op zoek gaan naar een omgeving dat past bij jouw
genotype (jouw voorkeuren/ eigenschappen ed.)
- De manier waarop ouders/verzorgers reageren op de temperament (karakter/
persoonlijkheid) van het kind heeft invloed op het socialisatieproces
- Socialisatie variabelen: input en output
Bijv. input groepsdruk, output sociale rolverdelingen
Bijv. input instructie, output creëren van waardes
- Intentional socialization = opzettelijk en consequent belangrijke waarden
overbrengen (bijv. alsjeblieft of dankjewel zeggen, U zeggen) > dit kan worden
versterkt door positieve of negatieve ervaringen en gevolgen (de input verwacht dus
(of verlangd naar) een bepaalde output)
- Onder community valt ook de aanwezige faciliteiten in de omgeving van het kind
- De impact van het meso-systeem op het kind hangt af van het aantal en de kwaliteit
van de relaties
H12: p. 466-477
Sensitivity and attachment: a meta-analysis on parental antecedents of infant attachment.
P. 571-591. (De Wolff & van Ijzendoorn) > alleen introductie en discussie + general
discussion zijn tentamenstof
, - Als een baby wederzijdse interactie voelt met de moeder/ouder, is het waarschijnlijk
dat een actieve en positieve interactie zal volgen, en er een veilige gehechtheid zal
ontstaan
- Gevoeligheid, samenwerking, aanvaarding/acceptatie en toegankelijkheid zijn
belangrijk concepten als je kijkt naar veilige gehechtheid
- 3 kwesties:
1. Centrale richting: wat is de typische sterkte van associatie tussen moederlijk gedrag
en veilige gehechtheid?
2. Variabele: zijn de studie resultaten heterogeen, dus zijn de uitkomsten in staat om te
variëren per studie?
3. Verwachting: kan het verschil in studies worden verklaard door studie kenmerken die
relevant zijn voor de onenigheid tussen de sceptische en orthodoxe (= traditioneel)
perspectieven?
- Orthodoxe hypothese = de meest sterke associatie tussen ouderschap en hechting
(hierbij wordt niet gekeken naar de context)
Discussie + algemene discussie
- Moederlijk gedrag = het vermogen om adequaat en snel te reageren op signalen van
het kind
- Er is een medium verband (Cohen’s d) gevonden tussen ouderlijk gedrag en hechting
- Er is 25 jaar lang onderzoek gedaan
- Conclusie is: hoe sneller responsief de moeder, hoe meer gehecht (veiliger) de relatie
- De aangrenzing van antwoord/ reactie wordt minder sterk geassocieerd me veilige
gehechtheid dan gevoeligheid van de ouder
- Brede constructen in de meta-analyses, smalle constructen in de data en resultaten
(Hedges, 1986)
- Korte termijn interventies gefocust op moederlijk gedrag kunnen bij kinderen de
veilige gehechtheid versterken
- Gevoeligheid van de ouder is niet de meest belangrijke, exclusieve factor bij de
ontwikkeling van gehechtheid > stimulatie, positieve houding/gedrag en emotionele
support worden gezien als net zo belangrijk
- Geen verschil tussen thuis observaties en laboratorium observaties, behalve bij het
stimuleren van de moeder/ het moederlijk gedrag
- De ontwikkeling van gehechtheid kan makkelijk veranderen bij grote veranderingen,
opvoedingsafspraken of wanneer het ouderlijk gedrag verandert > dit gebeurt niet in
een stabiele sociale context
- De uitkomsten zullen anders zijn bij klinische en lage klasse families, dan bij
middenklasse/ non klinische families (wegens meer stress bij de moeder, of een kind
die niet thuis kan slapen, of niet opgeloste huwelijkse problemen) > het is daarom
volgens de attachment-theorie nodig om de context mee te nemen
- Gehechtheid blijkt niet genetisch bepalend te zijn
Attachment-based intervention for enhancing sensitive discipline in mothers of 1 to 3-year
old children at risk for externalizing behavior problems. P. 994-1005. (Van Zeijl et al.)
Berns
H1: p. 3-24
- Socialisatieproces is wederkerig en dynamisch: een interactie lokt een reactie uit en
interacties veranderen over tijd
- Passieve interactie: de ouders zijn intelligent, dus de kans is groot dat het kind deze
genen overneemt > de omgeving waarin het kind opgroeit zal hier dan ook op
ingericht zijn
- Evocatieve interacties: de genen van het kind lokken reacties uit van de omgeving >
bijvoorbeeld een kind dat erg sociaal is en veel glimlacht, zal dit ook aantrekken
- Actieve interacties: het actief op zoek gaan naar een omgeving dat past bij jouw
genotype (jouw voorkeuren/ eigenschappen ed.)
- De manier waarop ouders/verzorgers reageren op de temperament (karakter/
persoonlijkheid) van het kind heeft invloed op het socialisatieproces
- Socialisatie variabelen: input en output
Bijv. input groepsdruk, output sociale rolverdelingen
Bijv. input instructie, output creëren van waardes
- Intentional socialization = opzettelijk en consequent belangrijke waarden
overbrengen (bijv. alsjeblieft of dankjewel zeggen, U zeggen) > dit kan worden
versterkt door positieve of negatieve ervaringen en gevolgen (de input verwacht dus
(of verlangd naar) een bepaalde output)
- Onder community valt ook de aanwezige faciliteiten in de omgeving van het kind
- De impact van het meso-systeem op het kind hangt af van het aantal en de kwaliteit
van de relaties
H12: p. 466-477
Sensitivity and attachment: a meta-analysis on parental antecedents of infant attachment.
P. 571-591. (De Wolff & van Ijzendoorn) > alleen introductie en discussie + general
discussion zijn tentamenstof
, - Als een baby wederzijdse interactie voelt met de moeder/ouder, is het waarschijnlijk
dat een actieve en positieve interactie zal volgen, en er een veilige gehechtheid zal
ontstaan
- Gevoeligheid, samenwerking, aanvaarding/acceptatie en toegankelijkheid zijn
belangrijk concepten als je kijkt naar veilige gehechtheid
- 3 kwesties:
1. Centrale richting: wat is de typische sterkte van associatie tussen moederlijk gedrag
en veilige gehechtheid?
2. Variabele: zijn de studie resultaten heterogeen, dus zijn de uitkomsten in staat om te
variëren per studie?
3. Verwachting: kan het verschil in studies worden verklaard door studie kenmerken die
relevant zijn voor de onenigheid tussen de sceptische en orthodoxe (= traditioneel)
perspectieven?
- Orthodoxe hypothese = de meest sterke associatie tussen ouderschap en hechting
(hierbij wordt niet gekeken naar de context)
Discussie + algemene discussie
- Moederlijk gedrag = het vermogen om adequaat en snel te reageren op signalen van
het kind
- Er is een medium verband (Cohen’s d) gevonden tussen ouderlijk gedrag en hechting
- Er is 25 jaar lang onderzoek gedaan
- Conclusie is: hoe sneller responsief de moeder, hoe meer gehecht (veiliger) de relatie
- De aangrenzing van antwoord/ reactie wordt minder sterk geassocieerd me veilige
gehechtheid dan gevoeligheid van de ouder
- Brede constructen in de meta-analyses, smalle constructen in de data en resultaten
(Hedges, 1986)
- Korte termijn interventies gefocust op moederlijk gedrag kunnen bij kinderen de
veilige gehechtheid versterken
- Gevoeligheid van de ouder is niet de meest belangrijke, exclusieve factor bij de
ontwikkeling van gehechtheid > stimulatie, positieve houding/gedrag en emotionele
support worden gezien als net zo belangrijk
- Geen verschil tussen thuis observaties en laboratorium observaties, behalve bij het
stimuleren van de moeder/ het moederlijk gedrag
- De ontwikkeling van gehechtheid kan makkelijk veranderen bij grote veranderingen,
opvoedingsafspraken of wanneer het ouderlijk gedrag verandert > dit gebeurt niet in
een stabiele sociale context
- De uitkomsten zullen anders zijn bij klinische en lage klasse families, dan bij
middenklasse/ non klinische families (wegens meer stress bij de moeder, of een kind
die niet thuis kan slapen, of niet opgeloste huwelijkse problemen) > het is daarom
volgens de attachment-theorie nodig om de context mee te nemen
- Gehechtheid blijkt niet genetisch bepalend te zijn
Attachment-based intervention for enhancing sensitive discipline in mothers of 1 to 3-year
old children at risk for externalizing behavior problems. P. 994-1005. (Van Zeijl et al.)