hoorcollege 21 – Circulatie
evolutie van circulatie – transport voedings- en afvalstoffen, O2 en CO2
● diffusie (osmose) – eencelligen
● gastrovasculaire ruimte → endodermis → andere lichaamsdelen – bijv. kwal
● open circulatie: hart dat lichaamsvloeistof rondgepompt – bijv. insect
● gesloten circulatie: hart en bloedvaten – bijv. ringworm
● enkelvoudige bloedsomloop: hart met 1 boezem en kamer – bijv. vis (vertebraten)
○ hart pompt bloed richting beide kieuwen → dorsale aorta → capillairbed →
grotere bloedvaten → hart
● dubbele bloedsomloop: O2-arm bloed → hart → longen → O2-rijk bloed → hart →
andere lichaamsdelen – bijv. kikker
○ geen septum (scheidingswand) – 1 kamer en 2 boezems
● dubbele bloedsomloop: O2-arm bloed → hart → longen → O2-rijk bloed → hart →
andere lichaamsdelen
○ 2 kamers en 2 boezems – bijv. zoogdieren, vogels
hart: anatomie, namen, werking, foetale circulatie
● aorta is het grootste bloedvat met de hoogste druk
● aorta abdominalis gaat richting het abdomen
● bloed uit het lichaam gaat via vena cava caudalis (onderste holle ader) en via vena
cava rostralis (bovenste holle ader) naar het hart
● O2-arm bloed → rechter atrium → rechter ventrikel → arteria pulmonalis sinistra
(linker longslagader) en arteria pulmonalis dextra (rechter longslagader)
● bloed uit de longen gaat via vena pulmonalis naar linker atrium → linker ventrikel
→ aorta met 3 vertakkingen
1. truncus brachiocephalicus: aftakking naar de armen
→ arteria carotis communis (dextra) (rechter halsslagader)
→ rechter slagader (arteria subclavia dextra) naar de rechterarm
2. arteria carotis communis (sinistra) (linker halsslagader)
3. arteria subclavia sinistra (linker slagader)
● arteria coronaria (hartslagader) achter de aortaklep
● vena/sinus coronaria eindigt in het rechter atrium
● kleppen
○ atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen) tussen atria en ventrikels
■ bicuspidalisklep in de linker harthelft bestaat uit 2 slippen
■ tricuspidalisklep in de rechter harthelft bestaat uit 3 slippen
○ pulmonalisklep (semilunair klep) bestaat uit 3 slippen
○ aortaklep (semilunair klep) bestaat uit 3 slippen
● chordae tendinae (pezen) voorkomen dat de slippen te ver terugslaan
● papillairspieren trekken harder aan pezen als dat nodig is → kleppen goed dicht
arteria vanaf hart naar capillairsysteem
vena naar hart vanaf capillairsysteem
,Biologie van dieren (B-B1DIER05) - hoorcollege + xerte - deeltoets 3
foetale circulatie
● foramen ovale (ovale venster): opening tussen 2 atria waardoor bloed stroomt
○ er kan geen bloed naar de longen → hoge druk
● ductus arteriosus: extra vertakking om ervoor te zorgen dat het bloed niet langs de
longen gaat en meteen naar de aorta gaat
,Biologie van dieren (B-B1DIER05) - hoorcollege + xerte - deeltoets 3
hartslag
● stappen
1. nervus vagus vanuit de hersenen heeft enigszins invloed op de sinoatriale
knoop (sinusknoop)
2. potentiaal van de SA-knoop loopt over atria zodat deze samentrekken →
signaal wordt vertraagd bij de AV-knoop zodat bloed naar ventrikels kan
3. hart apex
4. Purkinjevezels
● PQRST-complex
○ P atria depolarisatie
○ QRS ventrikel depolarisatie (en atria repolarisatie)
○ T ventrikel repolarisatie
● diastole: rustfase van het hart
● systole: contractie van het hart
○ atriumsystole
○ ventrikelsystole
● ‘lub-dub’
○ lub bloed dat de ventrikel ingaat → AV-kleppen slaan dicht
○ dub verplaatsen bloed langs semilunair kleppen
● hartcyclus 0.8 sec
● hartfrequentie 60/0.8 = 75 slagen/min
● slagvolume (volume gepompt bloed per hartslag richting aorta) 70 mL in rust
● hartminuutvolume (cardiac output) 75x70 = 5,25 L/min
bloedvaten: anatomie, namen en functie
● elastisch arteriën → musculeuze arteriën → capillairsysteem (hoge perifere
weerstand)
● venen met kleppen voorkomen terugstroom
bloeddruk en stroomsnelheid
● aorta
○ systolische druk (bovendruk) 120 mm Hg
○ diastolische druk (onderdruk) 70 mm Hg
● arteria pulmonalis (longsysteem)
○ systolische druk (bovendruk) 35 mm Hg
○ diastolische druk (onderdruk) 20 mm Hg
, Biologie van dieren (B-B1DIER05) - hoorcollege + xerte - deeltoets 3
● regulatie bloeddruk
○ vasoconstrictie en vasodilatatie met glad spierweefsel in arteriën
○ stikstofmonoxide (NO, gas) → vasodilatatie
○ endotheline (peptide) → vasoconstrictie
○ zwaartekracht
● bloedstroom in venen
○ spierpomp met kleppen
○ adempomp + hartpomp (onderdruk)
○ glad spierweefsel
capillaire uitwisseling
● bloeddruk vs. osmotische druk bepaalt stroomrichting
● netto meer uitstroom door bloeddruk
● macromoleculen via endocytose en exocytose
● O2 en CO2 diffunderen
● poriën in endoteel: suiker, zouten, ureum
● lymfevat (4-8 L per dag)
● skelet- en vaatspieren verplaatsen lymfe
● lymfeknopen en kleppen
bloedsamenstelling fig. 43.16
● plasma 55%
○ water
○ ionen (elektrolyten)
○ plasma eiwitten
○ stoffen getransporteerd door bloed
● cellulaire elementen 45%
○ leukocyten
○ bloedplaatjes
○ erytrocyten
bloedvaten met schade, ontsteking, vet dieet
● plaques: vetten en cholesterol (LDL), bindweefsel
○ o.a. dieet met veel cholesterol, schade/ontstekingen endotheel
● hartaanval (myocardinfarct)
● beroerte (herseninfarct/TIA)
● oplossing is eventueel een stent
● bij hypertensie (hoge bloeddruk)
○ balans tussen colloid osmotische druk en bloeddruk is verstoord
bloedstolling fig. 43.18
● stollingsfactoren
○ vitamine K: protrombine
○ cascade: trombokinase + Ca2+
○ aspirine remt ontstekingen
○ stolsel oplossers