Juridische vaardigheden A
Week 1
Redenering: een verzameling beweringen, waarvan er één een conclusie is en de andere gebruikt worden om die ene
conclusie te verdedigen.
- Doel: verdedigen van de conclusie, dus waarheid en aanvaardbaarheid van de conclusie aannemelijk proberen
te maken.
Overtuigingsmiddelen
Logos: Verstand of redelijkheid. Argumentatie in de rechtszaal.
Ethos: Karakter of imago spreker.
Pathos: Een beroep doen op emoties.
Enkelvoudige argumentatie Één SPT + één argument
WANT-DUS proef
Signaalwoorden
1. (Standpunt) want, omdat, aangezien, immers (argument)
2. (Argument) dus, derhalve, hieruit volgt dat (standpunt).
Onderschikkende WANT-DUS proef
argumentatie
STP: de privacybelangen van eiseres dienen te prevaleren boven de vrijheid van
, meningsuiting van gedaagde
P1: De uitlatingen van gedaagde zijn onrechtmatig
P1a: Gedaagde heeft geen te respecteren belang
Nevenschikkende Voor een conclusie wordt nevenschikkend beargumenteerd wanneer de conclusie
argumentatie slechts volgt uit alle aangevoerde argumenten samen
STP: De uitlatingen van gedaagde zijn onrechtmatig
P1a: Gedaagde heeft geen te respecteren belang; en
P1b: Ze kan haar beschuldigingen niet waar maken; en
P1c: Haar beschuldigingen zijn onnodig grievend.
Signaalwoorden: bovendien, daarnaast, daarbij komt, sterker nog, zelfs
Meervoudige argumentatie Voor een conclusie wordt meervoudig beargumenteerd wanneer twee of meer
argumenten worden aangevoerd en elk van die argumenten op zich al voldoende is
om de conclusie te ondersteunen
STP: Je moet een stoel kopen bij Velderhof
P1: Je krijgt per levensjaar €7,50 korting
P2: Je krijgt bij bezoek gratis appeltaart
Signaalwoorden: overigens, trouwens, ten overvloede, plus
, Logica: leer van het zuiver redeneren. Geldigheid: conclusie volgt uit argumenten (waarheid -> kloppen de
argumenten). Focus op LOGOS
Retorica: de kunst van het goed en overtuigend spreken en argumenteren. Leer der welsprekendheid.
Waarschijnlijkheid -> overtuiging publiek. Ook aandacht voor ethos en pathos. Ofwel: de kunst van het veinzen
Syllogisme:
● Als beleid een doodlopende weg is,
● Dan moet dat beleid radicaal anders.
Volledige redenering Onvolledige redenering
P1: Beleid dat een doodlopende weg is, moet radicaal Het niet redeneren volgens complete redeneerschema’s.
anders
Voorbeeld onvolledige redenering
P2: deze weg loopt door
OM: “Verdachte sleept ‘s-ochtends vroeg met een
STP: Het klimaatbeleid in Nederland moet radicaal anders afgesloten fiets. Dus verdachte heeft even daarvoor de
fiets gestolen.”
P
Dus: q
Als p, dan q (logisch minimum: als premisse (p), dan
conclusie).
Week 1
Redenering: een verzameling beweringen, waarvan er één een conclusie is en de andere gebruikt worden om die ene
conclusie te verdedigen.
- Doel: verdedigen van de conclusie, dus waarheid en aanvaardbaarheid van de conclusie aannemelijk proberen
te maken.
Overtuigingsmiddelen
Logos: Verstand of redelijkheid. Argumentatie in de rechtszaal.
Ethos: Karakter of imago spreker.
Pathos: Een beroep doen op emoties.
Enkelvoudige argumentatie Één SPT + één argument
WANT-DUS proef
Signaalwoorden
1. (Standpunt) want, omdat, aangezien, immers (argument)
2. (Argument) dus, derhalve, hieruit volgt dat (standpunt).
Onderschikkende WANT-DUS proef
argumentatie
STP: de privacybelangen van eiseres dienen te prevaleren boven de vrijheid van
, meningsuiting van gedaagde
P1: De uitlatingen van gedaagde zijn onrechtmatig
P1a: Gedaagde heeft geen te respecteren belang
Nevenschikkende Voor een conclusie wordt nevenschikkend beargumenteerd wanneer de conclusie
argumentatie slechts volgt uit alle aangevoerde argumenten samen
STP: De uitlatingen van gedaagde zijn onrechtmatig
P1a: Gedaagde heeft geen te respecteren belang; en
P1b: Ze kan haar beschuldigingen niet waar maken; en
P1c: Haar beschuldigingen zijn onnodig grievend.
Signaalwoorden: bovendien, daarnaast, daarbij komt, sterker nog, zelfs
Meervoudige argumentatie Voor een conclusie wordt meervoudig beargumenteerd wanneer twee of meer
argumenten worden aangevoerd en elk van die argumenten op zich al voldoende is
om de conclusie te ondersteunen
STP: Je moet een stoel kopen bij Velderhof
P1: Je krijgt per levensjaar €7,50 korting
P2: Je krijgt bij bezoek gratis appeltaart
Signaalwoorden: overigens, trouwens, ten overvloede, plus
, Logica: leer van het zuiver redeneren. Geldigheid: conclusie volgt uit argumenten (waarheid -> kloppen de
argumenten). Focus op LOGOS
Retorica: de kunst van het goed en overtuigend spreken en argumenteren. Leer der welsprekendheid.
Waarschijnlijkheid -> overtuiging publiek. Ook aandacht voor ethos en pathos. Ofwel: de kunst van het veinzen
Syllogisme:
● Als beleid een doodlopende weg is,
● Dan moet dat beleid radicaal anders.
Volledige redenering Onvolledige redenering
P1: Beleid dat een doodlopende weg is, moet radicaal Het niet redeneren volgens complete redeneerschema’s.
anders
Voorbeeld onvolledige redenering
P2: deze weg loopt door
OM: “Verdachte sleept ‘s-ochtends vroeg met een
STP: Het klimaatbeleid in Nederland moet radicaal anders afgesloten fiets. Dus verdachte heeft even daarvoor de
fiets gestolen.”
P
Dus: q
Als p, dan q (logisch minimum: als premisse (p), dan
conclusie).