Scenario 1: Een 45-jarige man komt de spoedeisende hulp binnen met ernstige
hypotensie en verwardheid.
Hypothese: Het gaat wellicht om een distributieve shock.
Nieuwe informatie: Meneer is in het verleden opgenomen geweest voor een
hersenschudding.
Dit maakt de hypothese:
o Onwaarschijnlijk
o Minder waarschijnlijk
o Niet meer of niet minder waarschijnlijk
o Meer waarschijnlijk
o Zeer waarschijnlijk
Ernstige hypotensie en verwardheid kunnen symptomen zijn van een distributieve
shock -> Vandaar de hypothese. De hypotensie wordt veroorzaakt door de
vasodilatatie dat leidt tot een verminderde weerstand in de bloedvaten waardoor de
druk van het bloed dat door de vaten stroomt ook vermindert. De verwardheid kan
komen door de hypotensie, hierdoor kan hypoxie optreden. Waarbij de hersenen niet
voldoende van bloed worden voorzien, wat de hersenfunctie kan aantasten en
iemand verward kan maken. Dat meneer in het verleden is opgenomen geweest voor
een hersenschudding geeft geen extra informatie wat de waarschijnlijkheid van de
hypothese kan vergroten of verlagen.
Scenario 2: Een 30-jarige vrouw heeft ernstige bloedingen na een auto-ongeluk.
Hypothese: Mevrouw heeft veel bloed verloren dus wellicht een shockbeeld,
hypovolemische shock.
Nieuwe informatie: Het hemoglobinegehalte in het bloed wordt onderzocht. Deze is
sterk gedaald.
Dit maakt de hypothese:
o Onwaarschijnlijk
o Minder waarschijnlijk
o Niet meer of niet minder waarschijnlijk
o Meer waarschijnlijk
o Zeer waarschijnlijk
Mevrouw heeft ernstige bloedingen waardoor het circulerend bloedvolume verlaagt is
-> Vandaar de hypothese. Na de nieuwe informatie wordt de hypothese zeer
waarschijnlijk omdat bij een ernstige bloeding er veel bloed verloren gaat. In dat
bloed wat verloren gaat zit ook hemoglobine. De hemoglobine gaat ook verloren met
het verloren bloed. Hierdoor kan het hemoglobinegehalte in het bloed sterk gedaald
zijn. De nieuwe informatie maakt de hypothese dus zeer waarschijnlijk.