Samenvatting gedrag in organisatie hoofdstuk 2 diversiteit in organisaties
Diversiteit is op verschillende niveaus zichtbaar: diversiteit aan de oppervlakte en diversiteit
in de diepte.
Diversiteit aan de oppervlakte betreft gemakkelijk waarneembare verschillen, bijvoorbeeld
op het gebied van ras, sekse, etniciteit, leeftijd.
Diversiteit in de diepte gaat over verschillen in waardes, persoonlijkheid en werkvoorkeuren.
Discriminatie: het verschil zien tussen dingen. Dit kan positief of negatief zijn. Over het
algemeen bedoelen we met discriminatie de negatieve vorm, waarbij we een meningen over
groeperingen of mensen hebben.
Soorten discriminatie:
Discriminerende maatregelen of praktijken
Seksuele intimidatie
Intimidatie
Bespottingen en beledegingen
Uitsluiting
Onbeleefd gedrag
Biografische kenmerken: persoonlijke verschillen zoals leeftijd, sekse, handicap en
dienstjaren. Deze kenmerken vallen onder diversiteit aan de oppervlakte.
Anciënniteit is het aantal jaren dat de werknemer in dezelfde organisatie een bepaalde
functie uitoefent.
Vermogen is de huidige capaciteit van een individu om verschillende taken die bij een functie
horen uit te voeren. In het algemeen bestaan twee soorten vermogens: intellectuele en
lichamelijke vermogens.
Intellectuele vermogens zijn vermogens die nodig zijn om verstandelijke activiteiten uit te
voeren: denken, redeneren en problemen oplossen.
Zeven meest genoemde dimensies van intellectuele vermogens: rekenvaardigheid, verbaal
begrip, waarnemingssnelheid, inductief redeneren, deductief redeneren, ruimtelijk inzicht en
geheugen.
Functie beperkingen zijn lichamelijke, zintuigelijke of andere stoornissen die het werken
kunnen belemmeren, bijvoorbeeld:
Visuele beperkingen
Auditieve beperkingen
Motorische handicaps
Psychische beperkingen
Diversiteit is op verschillende niveaus zichtbaar: diversiteit aan de oppervlakte en diversiteit
in de diepte.
Diversiteit aan de oppervlakte betreft gemakkelijk waarneembare verschillen, bijvoorbeeld
op het gebied van ras, sekse, etniciteit, leeftijd.
Diversiteit in de diepte gaat over verschillen in waardes, persoonlijkheid en werkvoorkeuren.
Discriminatie: het verschil zien tussen dingen. Dit kan positief of negatief zijn. Over het
algemeen bedoelen we met discriminatie de negatieve vorm, waarbij we een meningen over
groeperingen of mensen hebben.
Soorten discriminatie:
Discriminerende maatregelen of praktijken
Seksuele intimidatie
Intimidatie
Bespottingen en beledegingen
Uitsluiting
Onbeleefd gedrag
Biografische kenmerken: persoonlijke verschillen zoals leeftijd, sekse, handicap en
dienstjaren. Deze kenmerken vallen onder diversiteit aan de oppervlakte.
Anciënniteit is het aantal jaren dat de werknemer in dezelfde organisatie een bepaalde
functie uitoefent.
Vermogen is de huidige capaciteit van een individu om verschillende taken die bij een functie
horen uit te voeren. In het algemeen bestaan twee soorten vermogens: intellectuele en
lichamelijke vermogens.
Intellectuele vermogens zijn vermogens die nodig zijn om verstandelijke activiteiten uit te
voeren: denken, redeneren en problemen oplossen.
Zeven meest genoemde dimensies van intellectuele vermogens: rekenvaardigheid, verbaal
begrip, waarnemingssnelheid, inductief redeneren, deductief redeneren, ruimtelijk inzicht en
geheugen.
Functie beperkingen zijn lichamelijke, zintuigelijke of andere stoornissen die het werken
kunnen belemmeren, bijvoorbeeld:
Visuele beperkingen
Auditieve beperkingen
Motorische handicaps
Psychische beperkingen