Hoofdstuk 6
De Geo LRN-line 3 vwo
,6. Landschap in je eigen omgeving
Start
1
a Ze doen bodemonderzoek met een grondboor.
b Eigen antwoord leerling.
2
a Zonder dijken loopt het westelijke / oostelijke deel van Nederland onder water.
b Het hoogste punt in Nederland ligt op 322,4 m / 51,2 m / 635,7 m.
c Het laagste punt in Nederland ligt op –1,6 m / –12,1 m / –6,7 m.
d Zand / Klei / Veen / Löss is een grondsoort die makkelijk water doorlaat.
e Zand / Klei / Veen / Löss is een grondsoort zonder korrelstructuur.
f Zand / Klei / Veen / Löss is een onvruchtbare grondsoort.
g Bossen en heidevelden komen vooral voor in het zandlandschap / kleilandschap /
veenlandschap.
h Het landijs in Nederland kwam nooit in Nederland / tot de lijn Haarlem-Utrecht-
Nijmegen / tot de lijn Groningen-Leeuwarden.
i Tijdens een ijstijd daalt / stijgt de zeespiegel.
j IJstijden komen voor in het geologische tijdvak Pleistoceen / Holoceen.
3
a/c Eigen antwoord leerling
b W1 Grondsoorten in Nederland.
© 2021 ThiemeMeulenhoff – Antwoorden H6 De Geo LRN-line 3 vwo
,4
Eigen antwoord leerling, bijvoorbeeld:
Figuur / Bron 6, omdat de duinen het laaggelegen Nederland beschermen tegen de zee.
Figuur / Bron 12, omdat Nederland een echt waterland is.
© 2021 ThiemeMeulenhoff – Antwoorden H6 De Geo LRN-line 3 vwo
, §1 Sporen uit de ijstijd
1
a het Pleistoceen
b Er valt meer sneeuw dan dat er wegsmelt. Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs, wat
zorgt voor de aangroei van gletsjers.
c toendra verandert in een ijsvlakte
taiga verandert in een toendra
loofbos verandert in naaldwoud / taiga
d Nee, ook in Noord-Amerika en Azië waren er ijstijden.
e het Holoceen
2
a/b W2 Schommelingen van de temperatuur in het Kwartair.
c ongeveer 20 ijstijden
d/e Eigen antwoord leerling, bijvoorbeeld:
Ja / Nee, we zijn nog in de opbouw van een interglaciaal. Het land- en zee-ijs ten
noorden van de poolcirkel smelt en neemt af. De temperatuur op aarde stijgt.
Ja / Nee, we zitten nu in een interglaciaal, maar die duren nooit langer dan tien- tot
twintigduizend jaar. Er zal dus weer een nieuwe ijstijd komen.
3
a In W2 zie je dat het klimaat altijd verandert. Je moet dus goed afspreken over welke
periode het gaat.
b Door het smelten van sneeuw neemt het weerkaatsend vermogen, en daarmee het
albedo-effect, af. Dat zorgt voor extra opwarming.
c Het is een positieve terugkoppeling.
d Het is een positieve terugkoppeling, omdat het de opwarming van de aarde versterkt
(klimaatverandering).
© 2021 ThiemeMeulenhoff – Antwoorden H6 De Geo LRN-line 3 vwo