Samenvatting Anatomie en
fysiologie, een inleiding
Hoofdstuk 14: Het lymfestelsel en immuniteit
Leerdoelen:
1. Onderscheid maken tussen aangeboren (niet-specifieke) afweer en adaptieve
(specifieke) afweer.
2. De belangrijkste onderdelen van het lymfestelsel benoemen en de functies van elk
van deze onderdelen verklaren.
3. De niet-specifieke, aangeboren verdedigingsmechanismen beschrijven en de functies
van deze mechanismen verklaren
4. De adaptieve (specifieke) verdedigingsmechanismen definiëren, de vormen en de
eigenschappen van immuniteit herkennen en onderscheid maken tussen
celgemedieerde immuniteit en antistof gemedieerde (humorale) immuniteit.
5. De verschillende typen T-cellen en hun functies bij de adaptieve immuunreactie
bespreken
6. De processen van sensibilisatie, activering en differentiatie van B-cellen bespreken,
de structuur en functie van antistoffen beschrijven en de primaire en secundaire
immuunreacties op blootstelling aan antigenen verklaren.
7. Voorbeelden beschrijven van aandoeningen van het immuunstelsel en van allergieën,
en het effect daarvan op het immuunstelsel verklaren.
8. De effecten van veroudering op het lymfestelsel en de immuunrespons beschrijven
9. Voorbeelden bespreken van interacties tussen het lymfestelsel en andere
orgaanstelsels.
Paragraaf 14.1 – Anatomische barrières en
verdedigingsmechanismen vormen de niet-specifieke afweer en
lymfocyten zorgen voor specifieke afweer
Organismen die ziekte kunnen veroorzaken bij de mens:
- Virussen
- Bacteriën
- Fungi (schimmels)
- Parasieten
Pathogenen: ziekteverwekkers.
Lymfestelsel: bestaat uit cellen, weefsels en organen die verantwoordelijk zijn voor de
verdediging van het lichaam
Lymfocyten: belangrijkste cellen van het lymfestelsel. Deze cellen zijn noodzakelijk voor het
vermogen van het lichaam om weerstand te bieden aan infectie en ziekte of om deze te
overwinnen en uiteindelijk immuun te worden voor de ziekteverwekker.
fysiologie, een inleiding
Hoofdstuk 14: Het lymfestelsel en immuniteit
Leerdoelen:
1. Onderscheid maken tussen aangeboren (niet-specifieke) afweer en adaptieve
(specifieke) afweer.
2. De belangrijkste onderdelen van het lymfestelsel benoemen en de functies van elk
van deze onderdelen verklaren.
3. De niet-specifieke, aangeboren verdedigingsmechanismen beschrijven en de functies
van deze mechanismen verklaren
4. De adaptieve (specifieke) verdedigingsmechanismen definiëren, de vormen en de
eigenschappen van immuniteit herkennen en onderscheid maken tussen
celgemedieerde immuniteit en antistof gemedieerde (humorale) immuniteit.
5. De verschillende typen T-cellen en hun functies bij de adaptieve immuunreactie
bespreken
6. De processen van sensibilisatie, activering en differentiatie van B-cellen bespreken,
de structuur en functie van antistoffen beschrijven en de primaire en secundaire
immuunreacties op blootstelling aan antigenen verklaren.
7. Voorbeelden beschrijven van aandoeningen van het immuunstelsel en van allergieën,
en het effect daarvan op het immuunstelsel verklaren.
8. De effecten van veroudering op het lymfestelsel en de immuunrespons beschrijven
9. Voorbeelden bespreken van interacties tussen het lymfestelsel en andere
orgaanstelsels.
Paragraaf 14.1 – Anatomische barrières en
verdedigingsmechanismen vormen de niet-specifieke afweer en
lymfocyten zorgen voor specifieke afweer
Organismen die ziekte kunnen veroorzaken bij de mens:
- Virussen
- Bacteriën
- Fungi (schimmels)
- Parasieten
Pathogenen: ziekteverwekkers.
Lymfestelsel: bestaat uit cellen, weefsels en organen die verantwoordelijk zijn voor de
verdediging van het lichaam
Lymfocyten: belangrijkste cellen van het lymfestelsel. Deze cellen zijn noodzakelijk voor het
vermogen van het lichaam om weerstand te bieden aan infectie en ziekte of om deze te
overwinnen en uiteindelijk immuun te worden voor de ziekteverwekker.