Na - H4 - Sport en verkeer -
krachten
4.1 INTRODUCTIE
- Een kracht wordt altijd door het ene voorwerp uitgeoefend op het andere voorwerp.
- Als er meerdere krachten op een voorwerp werken, kijk je naar de nettokracht/resulterende
kracht.
4.2 SOORTEN KRACHTEN
Eigenschappen van een kracht
- Een kracht is altijd een wisselwerking tussen twee voorwerpen.
- Een kracht heeft een grootte, een richting, en een aangrijpingspunt.
- Omdat een kracht een grootte en een richting heeft, noem je het een vectorgrootheid.
- Kracht wordt getekend als een pijl. De lengte van de pijl geeft via een krachtenschaal de grootte van
de kracht aan.
- De eenheid van kracht F is newton (N).
Veerkracht
- Een elastiekje rek je uit met spierkracht.
- Het elastiekje trek aan jouw handen, dat is de veerkracht Fv.
- De veerkracht Fv van een veer is evenredig met de uitrekking u .
- De stugheid van een veer wordt uitgedrukt in de veerconstante C.
- F v =C ∙ u (C in N/m)
- Verband tussen veerkracht en uitrekking is in diagram een rechte lijn door de oorsprong. Bij een
grotere veerconstante wordt de lijn steiler.
Spankracht
- De spankracht Fs werkt altijd in de richting van het touw, net als de veerkracht van een elastiekje.
- De spankracht is overal in het touw even groot, omdat elk punt van het touw dezelfde kracht
ondervindt.
- Als je stil hangt, is de spankracht in het touw even groot als de zwaartekracht.
Zwaartekracht
- Op alle voorwerkpen op aarde en in de atmosfeer werkt de zwaartekracht Fz.
- Als aangrijpingspunt kies je het zwaartepunt, dan doe je net alsof alle massa in dat ene punt zit.
- De zwaartekracht is altijd naar beneden gericht, naar het midden van de aarde.
- Op elke kilogram werkt een zwaartekracht van 9,8 N.
- De zwaartekracht Fz is evenredig met de massa m . Op elke kilogram een zwaartekracht van 9,8 N,
daarom krijgt elke kilogram een versnelling van 9,8 m/s 2.
- F z =m∙ g ( g in m/s2 of N/kg)
Gewicht
- Het gewicht van een voorwerp is de kracht die het uitoefent op een ondergrond of op een touw
waaraan het voorwerp hangt, de gewichtskracht.
- Als een voorwerp stilstaat of stil hangt is het gewicht even groot als de zwaartekracht.
- Als een voorwerp valt is er wel zwaartekracht maar geen gewicht, want er is geen ondersteunende
ondergrond. Je massa verandert niet.
Normaalkracht
krachten
4.1 INTRODUCTIE
- Een kracht wordt altijd door het ene voorwerp uitgeoefend op het andere voorwerp.
- Als er meerdere krachten op een voorwerp werken, kijk je naar de nettokracht/resulterende
kracht.
4.2 SOORTEN KRACHTEN
Eigenschappen van een kracht
- Een kracht is altijd een wisselwerking tussen twee voorwerpen.
- Een kracht heeft een grootte, een richting, en een aangrijpingspunt.
- Omdat een kracht een grootte en een richting heeft, noem je het een vectorgrootheid.
- Kracht wordt getekend als een pijl. De lengte van de pijl geeft via een krachtenschaal de grootte van
de kracht aan.
- De eenheid van kracht F is newton (N).
Veerkracht
- Een elastiekje rek je uit met spierkracht.
- Het elastiekje trek aan jouw handen, dat is de veerkracht Fv.
- De veerkracht Fv van een veer is evenredig met de uitrekking u .
- De stugheid van een veer wordt uitgedrukt in de veerconstante C.
- F v =C ∙ u (C in N/m)
- Verband tussen veerkracht en uitrekking is in diagram een rechte lijn door de oorsprong. Bij een
grotere veerconstante wordt de lijn steiler.
Spankracht
- De spankracht Fs werkt altijd in de richting van het touw, net als de veerkracht van een elastiekje.
- De spankracht is overal in het touw even groot, omdat elk punt van het touw dezelfde kracht
ondervindt.
- Als je stil hangt, is de spankracht in het touw even groot als de zwaartekracht.
Zwaartekracht
- Op alle voorwerkpen op aarde en in de atmosfeer werkt de zwaartekracht Fz.
- Als aangrijpingspunt kies je het zwaartepunt, dan doe je net alsof alle massa in dat ene punt zit.
- De zwaartekracht is altijd naar beneden gericht, naar het midden van de aarde.
- Op elke kilogram werkt een zwaartekracht van 9,8 N.
- De zwaartekracht Fz is evenredig met de massa m . Op elke kilogram een zwaartekracht van 9,8 N,
daarom krijgt elke kilogram een versnelling van 9,8 m/s 2.
- F z =m∙ g ( g in m/s2 of N/kg)
Gewicht
- Het gewicht van een voorwerp is de kracht die het uitoefent op een ondergrond of op een touw
waaraan het voorwerp hangt, de gewichtskracht.
- Als een voorwerp stilstaat of stil hangt is het gewicht even groot als de zwaartekracht.
- Als een voorwerp valt is er wel zwaartekracht maar geen gewicht, want er is geen ondersteunende
ondergrond. Je massa verandert niet.
Normaalkracht