Werkgroep 1
Spijsverteringsstelsel
Functie spijsverteringsstelsel voedsel veteren en voedsel bewerken (voedingsstoffen in bloed
opgenomen).
Voedingsstoffen:
1. Koolhydraten (suikers) brandstoffen en bouwstoffen.
2. Lipiden (vetten) bouwstoffen en brandstoffen (isolatie en oplosmiddel voor bepaalde
vitaminen).
3. Proteïnen (eiwitten) bouwstoffen en hulpstoffen (in nood brandstoffen).
4. Mineralen (zouten en sporenelementen) bouwstoffen en hulpstoffen.
5. Vitaminen hulpstoffen.
6. Water oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer, steunstof en vulmiddel.
Voedingsstoffen opgebouwd uit organische en anorganische moleculen.
Organische stoffen gemaakt zijn in of door levende organismen.
Anorganische stoffen gemaakt in niet-levende natuur
Koolhydraten:
- Koolstofatomen met daaraan molecuul water.
- Belangrijkste energieleveranciers van cellen (brandstof).
- Gebruikt voor aanmaak van belangrijke organische verbindingen (DNA en RNA).
- Monosachariden:
1 ringvormig molecuul.
C6H12O6
Glucose (druivensuiker), fructose (vruchtensuiker) en galactose.
Ribose C5-ring.
Kleine moleculen kunnen via poriën in celmembraan diffunderen.
- Disachariden
2 monosachariden.
C12H22O11
Maltose, lactose en sacharose.
- Polysachariden.
Veel monosachariden.
(C6H10O5)n
Zetmeel, glycogeen en cellulose.
Afbraak koolhydraten:
Afbraak van polysachariden en disachariden mechanisch en chemisch:
- Amylase knipt zetmeelketen in disachariden (maltose).
- Maltase splitst de maltosemoleculen in 2 glucosemoleculen.
- Lactase splitst lactose in glucose en galactose.
- Sacharase splits sacharose in glucose en fructose.
,Lipiden:
- Niet in water oplosbaar.
- Brandstof.
- Energiereserve (vetweefsel).
- Bouwstof (celmembranen).
- Oplosmiddel voor bepaalde vitaminen.
- Elektrische isolatie rondom zenuwceluitlopers.
- Triglyceriden:
1 molecuul glycerol en 3 vetzuurmoleculen.
Verzadigde vetzuren CnH2n + 1COOH (boterzuur, palmitinezuur en stearinezuur).
Onverzadigde vetten oliezuur en linolzuur
- Fosfolipiden:
Fosfaatmolecuul bij vetzuren ene kant hydrofoob (waterafstotend) en andere
hydrofiel (wateraantrekkend).
- Steroïden.
Ringstructuur.
Cholesterol belangrijk bestanddeel van celmembranen
Testosteron en oestrogeen.
Afbraak lipiden:
- Worden afgebroken tot glycerol en vetzuren lipase.
- Vetzuren minder dan 12 C-atomen via darmwand direct opgenomen in bloedcapillairen.
Eiwitten:
Essentiële rol bij alle activiteiten en functies in lichaam verschillende functies:
- Bouwstof (structuureiwitten) celmembranen, in collageen en in matrix van steunweefsel.
- Enzymen.
- Transport vervoeren stoffen in en uit cel, plasma-eiwitten transporteren stoffen in bloed.
- Signaalwerking chemische signalen opvangen en aan cel doorgeven.
- Spierwerking samentrekking door in en uit elkaar schuiven van actine en myosine.
- Afweer.
- Hormonen.
- Bloedstolling.
- Werking zenuwstelsel.
- In noodgevallen energiebron.
Eiwitten ketens aan elkaar gekoppelde aminozuren 20 verschillende peptide binding.
Niet-essentiële aminozuren = 12 aminozuren die lichaam zelf kan maken.
Essentiële aminozuren = 8 aminozuren die in voedsel moeten zitten.
Afbraak eiwitten:
Proteasen = enzymen die eiwitten afbreken peptidebinding verbroken aminozuren via
darmwand opgenomen worden in bloed.
Mineralen:
Zouten verantwoordelijk voor kristalloïd-osmotische druk van bloed en weefselvocht kalium,
calcium, natrium, chloride, fosfor en magnesium.
Elektrolyten = opgeloste zouten in bloed.
Spoorelementen chemische elementen zoals ijzer, koper, aluminimum, zink, chroom.
, Vitaminen:
Vitaminen organische verbindingen die onmisbaar zijn voor de enzymsystemen in celstofwisseling.
Lichaam vitamine D en K maken.
In wateroplosbare vitaminen gewoon in bloed opgenomen worden (vitamine B en C).
In vet oplosbare vitaminen vitaminen kunnen pas opgenomen worden met vet (vitaminen A, D, E
en K)
Water:
Lichaam ongeveer 60% uit water oplosmiddel, transportmedium en warmtebuffer.
Spijsverteringskanaal
Voedsel maag darm. Functie spijsverteringsstelsel:
- Opname voedsel uitwendige milieu (eten en drinken).
- Mechanische verkleining en menging van voedsel (kauwen en kneden).
- Chemische bewerking (vertering).
- Vervoer van voedsel door spijsverteringskanaal (peristaltiek).
- Overdracht van voedingsstoffen aan bloed (resorptie).
- Uitscheiding van onverteerde/onverteerbare stoffen (ontlasting).
Bouw van de wand:
Van binnen naar buiten bestaat de wand uit 4 lagen:
1. Mucosa (slijmvlies).
Tussen epitheelcellen veel slijm producerende cellen.
Liggen kliercellen en/of afvoerbuizen van klieren die spijsverteringssappen
afscheiden.
Lamina propria mucosae = onderliggende laag van slijmvlies losmazig
bindweefsel.
Muscularis mucosae = grenst aan lamina dun laagje glad spierweefsel.
Contracties gladde spieren ondersteunen afgifte klierproducten.
2. Submucosa (bindweefsellaag).
Liggen bloedvaten, lymfevaten, lymfatisch weefsel en zenuwen.
3. Muscularis (glad spierweefsel).
Glad spierweefsel binnenste laag kringspieren en daaronder laag lengtespieren
voor peristaltiek.
4. Serosa (viscerale blad van buikvlies).
Dun glad vlies mesotheel op basaalmembraan.
Mondholte:
Mondholte (cavum oris) begin spijsverteringskanaal en onderdeel
luchtwegen. Functies:
- Kleuren van voedsel door smaak- tast- en temperatuursensoren.
- Verkleining van voedseldeeltjes kauwen en malen.
- Vermengen van voedsel met speeksel.
- Enzymatische afbraak van koolhydraten ptyaline in speeksel.
- Afweer door antibacteriële stoffen in speeksel.
- Inslikken van voedselbrok
Structuren in de mondholte die een rol spelen bij voedselbewerking:
- Tong.
- Kauwspieren.
- Gebit.
- Speekselklieren.