Inhoudsopgave
A&F.........................................................................................................................................................2
Lesweek 1: CVA...................................................................................................................................2
Lesweek 2: Syndroom van Down........................................................................................................7
Lesweek 3: Huid..................................................................................................................................9
Lesweek 4: Visus en Gehoor.............................................................................................................13
WG........................................................................................................................................................22
Lesweek 1: Keten-/netwerkzorg & Wet- en regelgeving..................................................................22
Lesweek 2: Zorgtechnologie.............................................................................................................23
Lesweek 3: (F)ACT & EBP..................................................................................................................24
Lesweek 4: Slechtziendheid & Blindheid..........................................................................................25
TH/CV...................................................................................................................................................27
Lesweek 1: Ethiek.............................................................................................................................27
Lesweek 2: Emoties en Grenzen.......................................................................................................27
Lesweek 3/4: Grensoverschrijdend gedrag 1/2................................................................................27
Lesweek 5: grensoverschrijdend gedrag 3, Agressie.........................................................................30
VTV.......................................................................................................................................................32
Blaaskatheterisatie 1........................................................................................................................32
Blaaskatheterisatie 2........................................................................................................................37
Robotsimulatie.................................................................................................................................40
Infusie...............................................................................................................................................41
Toetsmatrijs
Onderwerpen Aantal vragen
CVA 12
Syndroom van Down 12
Huid 11
Visus 12
Ketenzorg 10
(F)ACT team GGZ 5
Ethiek 5
Zorgtechnologie 8
Communicatieve vaardigheden 9
Verpleegtechnische vaardigheden 15
1
,Lesdoelen OWE 4 kennistoets
A&F
Lesweek 1: CVA
heeft het MBG van een bloedig en niet-bloedig CVA uitgewerkt, en kan de gevonden
informatie ook uitleggen.
kan het verschil tussen een niet-bloedig en een bloedig CVA benoemen, ten aanzien
van incidentie, verschijnselen, behandeling en prognose.
kent de (mogelijke) gevolgen van een CVA op een specifieke plek in de hersenen.
kan de symptomen van een CVA herkennen en benoemen.
1.Primaire motorische schors: grote
bewegingen, niet aangeleerd omrollen
baby ed.
2. Sulcus centralis: vormt scheiding tussen
slaapbeenkwab en wandbeenkwab.
3. Primaire sensorische schors
4. Smaakcentrum
5. Secundaire sensorische schors
6. Secundaire visuele schors
7. Primaire visuele schors
8. Wernicke centrum: speelt rol bij
interpreteren en begrijpen van gesproken en
geschreven taal (hoort ook bij sensorische
gebieden).
9. Secundaire auditieve schors
10. Primaire auditieve schors
11. Brocacentrum: motorisch spraakcentrum.
12. Prefrontale schors
13. Secundaire motorische schors:
Bouw van de hersenen
aangeleerd motorisch gedrag schrijven.
Grijze stof: bestaat voornamelijk uit zenuwcellichamen en dendrieten
o Functioneel gezien de schakelcentra binnen zenuwstelsel.
Witte stof: bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen.
o Functioneel gezien de geleidingsweg van impulsen.
De cortex van de hersenen (buitenste laag van grote hersenen) bestaat voornamelijk
uit grijze stof en de medulla (verlengde merg) uit witte stof.
Pons: zorgt voor contact tussen grote en kleine hersenen.
Grote hersenen (cerebrum): bestaat uit linker- en rechterhelft (hemisfeer). Zijn verbonden
met het corpus callosum en worden van elkaar
gescheiden door de fissura longitudinalis.
Onder te verdelen in 4 kwabben:
o Pariëtaalkwab wandbeenkwab.
o Frontaalkwab voorhoofdskwab.
o Temporaalkwab slaapbeenkwab.
o Occipitaalkwab achterhoofdskwab.
Verschillende gebieden
o Motorisch: beweging, spraak.
o Sensorisch: zintuigelijke waarneming.
2
,Lesdoelen OWE 4 kennistoets
o Overig: geestelijke activiteiten gedrag en andere factoren die voor
persoonlijkheid zorgen.
Linker hemisfeer stuurt rechter lichaamshelft aan en andersom.
Kleine hersenen (cerebellum): zorgt voor coördinatie, houding en evenwicht. Verfijnen de
bewegingen die door de grote hersenen zijn aangestuurd.
De kleine hersenen ontvangen efferente en afferente informatie via drie paar banen
in beide hersenstelen (pedunculi cerebellares).
o Via de bovenste baan: kleine hersenen ontvangen informatie over
lichaamshouding en standsverandering t.o.v. de omgeving.
o Via de middelste baan: kleine hersenen krijgen informatie van grote hersenen
over bedoelde beweging.
o Via de onderste baan: kleine hersenen op hoogte gehouden van stand van
ledematen en pees- en spierspanningen
Hersenstam: basale lichaamsfuncties ademhaling, hartslag, reflexen (hoesten, slikken en
braken). De delen van de hersenstam zijn: middenhersenen, pons, verlengde merg en
reticulaire formatie.
Hyperreflexie: verhoogde reactie op prikkels te heftige reflex. Wijzen op
afwijkingen in het centraal zenuwstelsel.
Hyporeflexie: spieren reageren minder op prikkels verminderde reflexen wijzen op
letsel in de zenuwwortels of perifere zenuwen.
Cerebrovasculair accident (CVA of beroerte): plotselinge onderbreking van bloedtoevoer
naar hersenen door afsluiting of scheur in een hersenarterie. Hersenweefsel raakt hierbij
beschadigt.
Verdeling: circa 80% is een herseninfarct (niet-bloedig/ niet-hemorragisch CVA) en
20% is een hersenbloeding (bloedig/ hemorragisch CVA).
Staat in top 3 van meest voorkomende doodsoorzaken en staat op 2e plaats op lijst
van aandoeningen die meeste ziektelast geven.
Risicofactoren
Komen voor groot deel overeen met andere hart- en vaatziekten, omdat CVA een
vaataandoening is. Risico op CVA loopt op met leeftijd en mannen hebben groter
risico dan vrouwen.
Sprake van een verhoogd risico voor zorgvragers met:
o hypertensie;
o hypercholesterolemie;
o diabetes mellitus,
o eerder doorgemaakte hart- en vaatziekten.
o familiair voorkomen van hart- en vaatziekten.
Leefstijlfactoren die rol spelen: roken, overgewicht, inactiviteit en overmatig
alcoholgebruik.
Specifieke risicofactoren voor herseninfarct met embolie als oorzaak voor mensen
bekend met:
o Hartritmestoornissen: atriumfibrilleren.
o Hart- en klepaandoeningen.
o Atherosclerose van de arteria carotis (halsslagader).
Specifieke risicofactoren voor een hersenbloeding:
3
, Lesdoelen OWE 4 kennistoets
o Gebruik van anticoagulantia (bloedverdunners) of het hebben van een
stollingsstoornis.
o Zorgvragers met (aangeboren) vaatafwijkingen.
o Gebruik van cocaïne en amfetaminen.
Etiologie
Herseninfarct: veroorzaakt door een plotselinge afsluiting van een hersenarterie.
o Afsluiting meestal gevolg van vernauwing door atherosclerose, waarop een
bloedstolsel (trombus) is ontstaan.
o Kan ook veroorzaakt worden door embolie (afkomstig van elders uit
bloedbaan).
Hersenbloeding: veroorzaakt door scheur in een verzwakte hersenarterie.
o Verzwakking meestal gevolg van hypertensie en atherosclerose.
o In zeldzamere gevallen ontstaat scheur als gevolg van (aangeboren)
vaatafwijkingen.
Pathofysiologie
Hersenarteriën arteria cerebri anterior, media en posterior komen als tweetal voor en
hebben allemaal een arterie die naar de linkerhemisfeer gaat en een arterie die naar
de rechterhemisfeer gaat.
o Deze hersenarteriën ontvangen bloed vanuit arteria carotis interna (links en
rechts) en de arteria basilaris (ontstaat na samenvoeging van arteriae
vertebralis).
o Hersenarteriën staan met elkaar in verbinding cirkel van Willis genoemd.
Herseninfarct: hersenweefsel dat achter de afsluiting ligt wordt ischemisch. Dit zal tot
afsterving leiden omdat neuronen afhankelijk zijn van constante aanvoer van zuurstof
en glucose.
Hersenbloeding: neuronen komen door bloed in verdrukking leidt tot afsterving.
Locatie van CVA bepaalt welke functiestoornis optreedt.
o CVA in linkerhemisfeer geeft symptomen in rechterlichaamshelft en
andersom.
o Halfzijdige uitvalsverschijnselen: symptomen van één lichaamshelft.
Stroomgebied Locatie CVA Uitvalsverschijnselen
Arteria cerebri anterior Frontaalkwab Halfzijdige parese (gedeeltelijk verlies van
kracht) of paralyse (volledige verlamming),
vooral been.
Urine-incontinentie.
Apraxie bij lopen.
Verwardheid.
Impulsiviteit.
Apathie (gebrek aan emotie, motivatie en/ of
enthousiasme).
Pariëtaalkwab Halfzijdig doof gevoel en tintelingen (vooral in
been).
Arteria cerebri media Frontaalkwab Parese of paralyse in gelaatsspieren met
hangende mondhoek aan één kant.
Slikstoornissen.
Halfzijdige parese of paralyse van vooral arm.
Pariëtaalkwab Apraxie: problemen met uitvoeren van complexe
handelingen.
4