Woordenlijst
1 De studie vh menselijk lichaam
1.1 De begrippen ‘anatomie’ en ‘fysiologie’
Anatomie = ontleedkunde; studie van de bouw van dit lichaam
ANA: uiteen -TOMIE: snijden
Fysiologie Verklaart hoe dit lichaam exact werkt en hoe de verschillende
structuren hun functies uitvoeren
Speelt zich vooral af op moleculair niveau
Homeostase Behoud van dezelfde toestand
Cytologie = celleer; studie van de opbouw van de cel, de kleinste
levende bouwsteen van het menselijk lichaam
CYT: cel LOGOS: leer van
Histologie = weefselleer; studie van de weefsels
Macroscopische anatomie Wat je met het blote oog ziet
Microscopische anatomie Zichtbaar door middel van beeldvergrotende toestellen
Systemische anatomie Onderverdeling van het lichaam in 11 orgaanstelsels of
systemen
Topografische anatomie Streken of gebieden op het lichaam, beschrijft onderlinge
verhoudingen en ligging van verschillende structuren die in
hetzelfde gebied liggen
1.2 Fundamentele begrippen binnen de anatomie
Anatomische uitgangshouding = anatomische positie; rechtopstaand, handpalmen naar voor,
voeten neutraal
Terminologie anatomica Vakterminologie gebruikt door medici en paramedici, vaak afk
van Grieks of Latijn
Vooraanzicht Ventraal of anterior
Achteraanzicht Dorsaal of posterior
Onderaanzicht Inferior
Bovenaanzicht Superior
Zijaanzicht Lateraal (links of rechts)
Frontaal vlak Elk vlak evenwijdig met je voorhoofd
Verdeelt het lichaam in een voorste en achterste deel
Sagittaal vlak Elk vlak evenwijdig met het vlak dat tussen je ogen loopt
Verdeelt het lichaam in een linker- en rechterdeel
Transversaal vlak Elk vlak evenwijdig met de grond
Verdeelt het lichaam in een bovenste en onderste gedeelte
Midsagittale vlak Enige sagittale vlak dat linker- en rechterhelft perfect
symmetrisch verdeelt; spiegelvlak
Mediaal/ centraal Meer naar het mediane vlak, meer naar de middellijn van het
lichaam
➔ Vooraanzicht of achteraanzicht
Lateraal/perifeer Weg van het mediane vlak, meer naar de zijkant van het
lichaam
➔ Vooraanzicht of achteraanzicht
Ventraal/anterior Meer naar de buikzijde van het lichaam
➔ Lateraal zicht
(dit is een richting, je hebt ook een ventraal/anterior zicht)
Dorsaal/posterior Meer naar de rugzijde van het lichaam
➔ Lateraal zicht
, (dit is een richting, je hebt ook een dorsaal/posterior zicht)
Superior/craniaal Naar boven
➔ Vooraanzicht, achteraanzicht en lateraal zicht
Inferior/caudaal Naar onder
➔ Vooraanzicht, achteraanzicht en lateraal zicht
Superficialis Naar de oppervlakte
➔ Doorsneden
Profundus Naar de diepte
➔ Doorsneden
Proximaal Dichter bij de romp
➔ Armen en benen
Distaal Verder van de romp
➔ Armen en benen
,
1 De studie vh menselijk lichaam
1.1 De begrippen ‘anatomie’ en ‘fysiologie’
Anatomie = ontleedkunde; studie van de bouw van dit lichaam
ANA: uiteen -TOMIE: snijden
Fysiologie Verklaart hoe dit lichaam exact werkt en hoe de verschillende
structuren hun functies uitvoeren
Speelt zich vooral af op moleculair niveau
Homeostase Behoud van dezelfde toestand
Cytologie = celleer; studie van de opbouw van de cel, de kleinste
levende bouwsteen van het menselijk lichaam
CYT: cel LOGOS: leer van
Histologie = weefselleer; studie van de weefsels
Macroscopische anatomie Wat je met het blote oog ziet
Microscopische anatomie Zichtbaar door middel van beeldvergrotende toestellen
Systemische anatomie Onderverdeling van het lichaam in 11 orgaanstelsels of
systemen
Topografische anatomie Streken of gebieden op het lichaam, beschrijft onderlinge
verhoudingen en ligging van verschillende structuren die in
hetzelfde gebied liggen
1.2 Fundamentele begrippen binnen de anatomie
Anatomische uitgangshouding = anatomische positie; rechtopstaand, handpalmen naar voor,
voeten neutraal
Terminologie anatomica Vakterminologie gebruikt door medici en paramedici, vaak afk
van Grieks of Latijn
Vooraanzicht Ventraal of anterior
Achteraanzicht Dorsaal of posterior
Onderaanzicht Inferior
Bovenaanzicht Superior
Zijaanzicht Lateraal (links of rechts)
Frontaal vlak Elk vlak evenwijdig met je voorhoofd
Verdeelt het lichaam in een voorste en achterste deel
Sagittaal vlak Elk vlak evenwijdig met het vlak dat tussen je ogen loopt
Verdeelt het lichaam in een linker- en rechterdeel
Transversaal vlak Elk vlak evenwijdig met de grond
Verdeelt het lichaam in een bovenste en onderste gedeelte
Midsagittale vlak Enige sagittale vlak dat linker- en rechterhelft perfect
symmetrisch verdeelt; spiegelvlak
Mediaal/ centraal Meer naar het mediane vlak, meer naar de middellijn van het
lichaam
➔ Vooraanzicht of achteraanzicht
Lateraal/perifeer Weg van het mediane vlak, meer naar de zijkant van het
lichaam
➔ Vooraanzicht of achteraanzicht
Ventraal/anterior Meer naar de buikzijde van het lichaam
➔ Lateraal zicht
(dit is een richting, je hebt ook een ventraal/anterior zicht)
Dorsaal/posterior Meer naar de rugzijde van het lichaam
➔ Lateraal zicht
, (dit is een richting, je hebt ook een dorsaal/posterior zicht)
Superior/craniaal Naar boven
➔ Vooraanzicht, achteraanzicht en lateraal zicht
Inferior/caudaal Naar onder
➔ Vooraanzicht, achteraanzicht en lateraal zicht
Superficialis Naar de oppervlakte
➔ Doorsneden
Profundus Naar de diepte
➔ Doorsneden
Proximaal Dichter bij de romp
➔ Armen en benen
Distaal Verder van de romp
➔ Armen en benen
,