Functieanalyse
Een functieanalyse is een hypothese over een mogelijke samenhang tussen gedrag en de
consequenties op basis van de operante leerparadigma. Je gaat opzoek naar verklaringen
waarom het betreffende gedrag zich voortdoet. Ook kan een functieanalyse helpen om
aanknopingspunten te vinden voor behandeling.
Het schema van een functieanalyse ziet er als volgt uit:
Je start altijd met het in kaart brengen van problematisch gedrag. Het gaat hierbij om
operant gedrag (een gecontroleerde, vrijwillige handeling die wordt uitgevoerd om bepaalde
consequenties te weeg te brengen je doet iets omdat het jou iets oplevert)
Functieanalyses kunnen echter ook gaan over het achterwegen blijven van gedrag dat je in een
betreffende situatie wel zou verwachten, bijvoorbeeld: vermijding, het doelbewust niet
uitvoeren van gedrag waarover de cliënt wel beschikt.
Er zijn verschillende bronnen waaruit het probleemgedrag naar voren kan komen:
Het problematische gedrag wordt meestal benoemd door de cliënt zelf of door de
omgeving.
Tweede bron zijn de observaties over het doen en laten van de cliënt door de
therapeut.
Een derde informatiebron zijn de registraties en vragenlijsten die de cliënt invult
gedurende de behandeling.
Na het vaststellen van het probleemgedrag worden de bekrachtigers van het probleemgedrag
bepaald (Sr+/ Sr-):
Sr+: voor de bekrachtigers die het gedrag in standhouden.
Sr-: voor de bekrachtigers die het gedrag doen afnemen.
Een functieanalyse is een hypothese over een mogelijke samenhang tussen gedrag en de
consequenties op basis van de operante leerparadigma. Je gaat opzoek naar verklaringen
waarom het betreffende gedrag zich voortdoet. Ook kan een functieanalyse helpen om
aanknopingspunten te vinden voor behandeling.
Het schema van een functieanalyse ziet er als volgt uit:
Je start altijd met het in kaart brengen van problematisch gedrag. Het gaat hierbij om
operant gedrag (een gecontroleerde, vrijwillige handeling die wordt uitgevoerd om bepaalde
consequenties te weeg te brengen je doet iets omdat het jou iets oplevert)
Functieanalyses kunnen echter ook gaan over het achterwegen blijven van gedrag dat je in een
betreffende situatie wel zou verwachten, bijvoorbeeld: vermijding, het doelbewust niet
uitvoeren van gedrag waarover de cliënt wel beschikt.
Er zijn verschillende bronnen waaruit het probleemgedrag naar voren kan komen:
Het problematische gedrag wordt meestal benoemd door de cliënt zelf of door de
omgeving.
Tweede bron zijn de observaties over het doen en laten van de cliënt door de
therapeut.
Een derde informatiebron zijn de registraties en vragenlijsten die de cliënt invult
gedurende de behandeling.
Na het vaststellen van het probleemgedrag worden de bekrachtigers van het probleemgedrag
bepaald (Sr+/ Sr-):
Sr+: voor de bekrachtigers die het gedrag in standhouden.
Sr-: voor de bekrachtigers die het gedrag doen afnemen.