Toepassingstaak 5.7 Richtlijn Bestudeer de praktijkrichtlijn en de verantwoording van de
KNGF Hartrevalidatie.
Richtlijn opgedeeld in verschillende fases van het behandeltraject. En er is onderscheid
gemaakt tussen coronairlijden en chronisch hartfalen
- Preoperatief > inspiratory muscle training (toename Pimax en patiënt kan functioneel
sputum ophoesten)
- Klinisch = fase 1 > aanleren technieken van ademhalen en hoesten + mobilisatie (uitvoeren
van ADL)
- Revalidatie = fase 2 > oefenprogramma, beweegprogramma, ontspanning en
gedragsverandering (doelen bereikt of het maximaal haalbare is bereikt)
- Postrevalidatie = fase 3 > patiënt zelfstandig actief blijven
Toepassingstaak 5.8 Oefenprogramma Ontwikkel voor de casuspatiënt een kort
oefenprogramma van dag 1 tot 5, de dag van ontslag uit het ziekenhuis. Uitgangspunt voor dit
oefenprogramma is de re-mobilisering van dhr. Spencer. Gebruik maken van het schema in de
tekst ‘acute fase’ is niet toegestaan.
Onderdeel Training Inhoud
Ademspiertraining Frequentie = 5 > 2-3 dagen/week, 1-2 herhaling/dag
Intensiteit = 30-50% Pi
Type = gebruik threshold
Tijdsduur = 30 ademhalingen
Hoesttechniek Aanleren van huffen, splinting en ACBT
Mobilisatie Mobilisatie van de grote spiergroepen. Gestart vanuit bed en wordt uitgebreid tot
lopen en traplopen
Studietaak 5.9 Welke informatie kun je gebruiken tijdens het oefenen met een patiënt met
een (sub) acuut myocardinfarct. Zijn hier binnen de fysiotherapie meetinstrumenten voor?
Voor het bepalen van een juiste trainingsintensiteit is het van belang goed te letten op lichamelijke
veranderingen en kenmerken. Deze kunnen een overbelasting tijdens de inspanning aangeven.
- Angina pectoris
- Pompfunctiestoornissen
o kortademigheid die niet in verhouding staat tot de geleverde inspanning
o moeheid: abnormale vermoeidheid die niet in verhouding staat tot de geleverde
inspanning
o toename perifeer/centraal oedeem
- Ritmestoornissen:
o snelle hartfrequentie die niet evenredig is met de geleverde inspanning
o onregelmatige hartfrequentie, verandering van bekende aritmieën
- Abnormale stijging of daling van de bloeddruk
- Flauwvallen
- Duizeligheid
- Vegetatieve reacties (bijvoorbeeld overmatige transpiratie, bleekheid)
Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van BORG schaal om de patiënt de mate van inspanning te
laten duiden.
24
, Week 6
Studietaak 6.1 Medische Onderzoek – en behandelmethoden Met de huidige middelen is het
mogelijk coronaire insufficiëntie te behandelen.
coronaire insufficiëntie = onvoldoende zuurstof toevoer naar de hartspier, vaak door athroslecorese
in kransslagader.
Mogelijke behandelingsmethodes zijn: een percutaneous coronary intervention (PCI) ofwel dotteren,
er kan een stent geplaatst worden (mogelijk doormiddelen ballondilatie) en er kan een CABG
(Coronary Arterie Bypass Graft) geplaatst worden.
Studietaak 6.2. Complicatie na thoraxchirurgie
Er kunnen na een thorax chirurgische ingreep verschillende complicaties. De belangrijkste zijn de
pulmonale complicaties. Door het bedlegerig zijn wordt de ademhaling oppervlakkiger en wordt het
sputum niet goed afgevoerd. Dit maakt de kans op het ontstaan van bronchitis groter. Daarnaast
kunnen er ook ritme- of geleidingsstoornissen optreden. Ook decompensatio cordis (hartfalen),
postinfarct angina pectoris (pijn op de borst), aneurysma cordis (verzwakking van de wand van het
hart, vaak op de plek van het eerdere infarct). Andere niet cardiale complicaties die kunnen optreden
zijn onvoldoende fixatie van het sternum, wondproblematiek en mediastinitis (ontsteking van het
mediastinum)
Studietaak/ toepassingstaak 6.3. Cardiale geleiding en ECG
Geleiding van het hartimpuls
- Sinus-knoop
- Bundel van Bachman
- SA-knoop
(hier wordt het signaal vertraagt waardoor de atria eerder contraheren dan de ventrikels.)
- Bundel van Hiss
- Purkinje vezels
P-top = depolarisatie van de atria (en dus contractie van de atria)
QRS-complex = depolarisatie van de ventrikels (en dus ventrikel contractie)
T-top = repolarisatie van de ventrikels
25
KNGF Hartrevalidatie.
Richtlijn opgedeeld in verschillende fases van het behandeltraject. En er is onderscheid
gemaakt tussen coronairlijden en chronisch hartfalen
- Preoperatief > inspiratory muscle training (toename Pimax en patiënt kan functioneel
sputum ophoesten)
- Klinisch = fase 1 > aanleren technieken van ademhalen en hoesten + mobilisatie (uitvoeren
van ADL)
- Revalidatie = fase 2 > oefenprogramma, beweegprogramma, ontspanning en
gedragsverandering (doelen bereikt of het maximaal haalbare is bereikt)
- Postrevalidatie = fase 3 > patiënt zelfstandig actief blijven
Toepassingstaak 5.8 Oefenprogramma Ontwikkel voor de casuspatiënt een kort
oefenprogramma van dag 1 tot 5, de dag van ontslag uit het ziekenhuis. Uitgangspunt voor dit
oefenprogramma is de re-mobilisering van dhr. Spencer. Gebruik maken van het schema in de
tekst ‘acute fase’ is niet toegestaan.
Onderdeel Training Inhoud
Ademspiertraining Frequentie = 5 > 2-3 dagen/week, 1-2 herhaling/dag
Intensiteit = 30-50% Pi
Type = gebruik threshold
Tijdsduur = 30 ademhalingen
Hoesttechniek Aanleren van huffen, splinting en ACBT
Mobilisatie Mobilisatie van de grote spiergroepen. Gestart vanuit bed en wordt uitgebreid tot
lopen en traplopen
Studietaak 5.9 Welke informatie kun je gebruiken tijdens het oefenen met een patiënt met
een (sub) acuut myocardinfarct. Zijn hier binnen de fysiotherapie meetinstrumenten voor?
Voor het bepalen van een juiste trainingsintensiteit is het van belang goed te letten op lichamelijke
veranderingen en kenmerken. Deze kunnen een overbelasting tijdens de inspanning aangeven.
- Angina pectoris
- Pompfunctiestoornissen
o kortademigheid die niet in verhouding staat tot de geleverde inspanning
o moeheid: abnormale vermoeidheid die niet in verhouding staat tot de geleverde
inspanning
o toename perifeer/centraal oedeem
- Ritmestoornissen:
o snelle hartfrequentie die niet evenredig is met de geleverde inspanning
o onregelmatige hartfrequentie, verandering van bekende aritmieën
- Abnormale stijging of daling van de bloeddruk
- Flauwvallen
- Duizeligheid
- Vegetatieve reacties (bijvoorbeeld overmatige transpiratie, bleekheid)
Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van BORG schaal om de patiënt de mate van inspanning te
laten duiden.
24
, Week 6
Studietaak 6.1 Medische Onderzoek – en behandelmethoden Met de huidige middelen is het
mogelijk coronaire insufficiëntie te behandelen.
coronaire insufficiëntie = onvoldoende zuurstof toevoer naar de hartspier, vaak door athroslecorese
in kransslagader.
Mogelijke behandelingsmethodes zijn: een percutaneous coronary intervention (PCI) ofwel dotteren,
er kan een stent geplaatst worden (mogelijk doormiddelen ballondilatie) en er kan een CABG
(Coronary Arterie Bypass Graft) geplaatst worden.
Studietaak 6.2. Complicatie na thoraxchirurgie
Er kunnen na een thorax chirurgische ingreep verschillende complicaties. De belangrijkste zijn de
pulmonale complicaties. Door het bedlegerig zijn wordt de ademhaling oppervlakkiger en wordt het
sputum niet goed afgevoerd. Dit maakt de kans op het ontstaan van bronchitis groter. Daarnaast
kunnen er ook ritme- of geleidingsstoornissen optreden. Ook decompensatio cordis (hartfalen),
postinfarct angina pectoris (pijn op de borst), aneurysma cordis (verzwakking van de wand van het
hart, vaak op de plek van het eerdere infarct). Andere niet cardiale complicaties die kunnen optreden
zijn onvoldoende fixatie van het sternum, wondproblematiek en mediastinitis (ontsteking van het
mediastinum)
Studietaak/ toepassingstaak 6.3. Cardiale geleiding en ECG
Geleiding van het hartimpuls
- Sinus-knoop
- Bundel van Bachman
- SA-knoop
(hier wordt het signaal vertraagt waardoor de atria eerder contraheren dan de ventrikels.)
- Bundel van Hiss
- Purkinje vezels
P-top = depolarisatie van de atria (en dus contractie van de atria)
QRS-complex = depolarisatie van de ventrikels (en dus ventrikel contractie)
T-top = repolarisatie van de ventrikels
25