Deeltoets 2 van Planten en Micro-organismen
Jaar 1, periode 2
Bevat alle uitgewerkte leerdoelen
Leerstof PMO week 7
Als een soort is gekarakteriseerd, maar nog nooit opgekweekt, dan wordt dit aangeduid met
'candidatus'.
Wat de volgende mensen betekent hebben voor de microbiologie:
Antoni van Heeft voor het eerst micro-organismen gezien met zijn zelfgemaakte microscoop.
Leeuwenhoek
Martinus Beijerinck Nederlandse ontdekker virussen, deed onderzoek naar tabakmozaiek ziekte. Deed
een filtratie experiment, kwam erachter dat de ziekteverwekker kleiner is dan
bacterien. Het vermenigvuldigde zich alleen in plantencellen, noemde het een
virus.
Robert Koch Isoleerde allerlei ziekteverwekkers, heeft heel veel bacteriën geïsoleerd.
Samengewerkt met Julius Richard Petri. Gebruikte eerst gelatine als
voedingsbodem, werkte niet goed. Walter Hesse bedacht de stof voor op de
bodem. Bedachten samen de voedingsbodem voor kweken.
Carl Woese Ontdekte het bestaan van archaea. Maakte 3 domeinen van het leven.
Craig Venter Belangrijke rol bij sequencen humane genoom. Introduceert het shotgun
sequencen: al het DNA in een keer sequencen en dit later in elkaar zetten i.p.v. stap
voor stap een stukje DNA.
, De groepen micro-organismen met hun belangrijkste karakteristieken
Prokaryote micro-organismen hebben geen nucleus of organellen en zijn eencellig.
(Domein Bacteria en Archaea)
Eukaryote micro-organismen hebben een kern en organellen
(schimmels en protisten)
Virussen Genetisch materiaal (DNA/RNA en enkelstrengs/dubbelstrengs)
in een eiwitmantel, afhankelijk van andere cellen voor replicatie
De basisonderdelen van een virus
Genetisch materiaal in een eiwitmantel
De stappen van een algemene replicatie cyclus van een
virus en wat de host range is:
1. Binding van het virus aan de gastheercel
(specifieke interactie)
2. Het virus gaat de cel in en het genetisch materiaal komt vrij
3. Virus m.g.v. eiwitten, tRNAs, ribosomen en aminozuren om
viruseiwitten te maken en het virusgenoom te repliceren
4. Assemblage viruspartikels, komen vrij uit cel
Ieder virus kan een bepaalde gastheercel infecteren. De hostrange zijn dus die cellen die een
virus kan gebruiken voor replicatie. Dit herkent een virus aan receptoren via welke hij de cel
in kan.
4. Stappen van algemene
replicatie cyclus van een
virus aangeven en
uitleggen wat de host
range van een virus
is
, Binding van het virus
aan de gastheercel
(specifieke interactie)
Het virus gaat de cel in
en het genetisch materiaal
komt vrij
Het virus maakt
gebruik van enzymen,
RNAs, ribosomen en
aminozuren om
viruseiwitten te maken en
het
virusgenoom te repliceren.
Assemblage van virus
partikels verlaten cel
(meestal gaat gastheercel
dood)