Week 1
1 Wat is sociale psychologie?
a. De studie van gezond, adaptief gedrag
b. De studie van hoe mensen elkaar beïnvloeden
c. De studie van individuele verschillen
2 Wie wordt beschouwd als de vader van sociale psychologie?
a. Robert Guthrie
b. Kurt Lewin
c. Martin Seligman
3 Wat is actieonderzoek?
a. De toepassing van wetenschappelijke principes op het oplossen van sociale problemen
b. De studie van hoe mensen elkaar beïnvloeden
c. De studie van individuele verschillen
4 Wat is de intersectionaliteit theorie?
a. De studie van gezond, adaptief gedrag
b. De studie van hoe meerdere identiteitsfactoren samen zorgen voor de manier waarop
mensen door anderen worden gezien
c. De studie van individuele verschillen
5 Wat is het nature vs nurture debat?
a. De discussie over of genetica of omgevingsfactoren een grotere invloed hebben op
menselijk gedrag
b. De discussie over de relatie tussen sociale en fysieke omgevingen
c. De discussie over de rol van cultuur in menselijk gedrag
6 Wat is de replicatie crisis?
a. Wanneer een recente bevinding in de psychologie niet kan worden gerepliceerd wanneer
wetenschappers onderzoek repliceren
b. De discussie over de rol van cultuur in menselijk gedrag
c. De discussie over de relatie tussen sociale en fysieke omgevingen
7 Wat is het zelfconcept?
a. De manier waarop we de vraag "Wie ben ik?" beantwoorden
b. De manier waarop anderen ons zien
c. De manier waarop we anderen zien
8 Wat zijn schema's?
a.Mentale modellen van de zelf
b. Mentale modellen van anderen
c. Mentale structuren die helpen het beeld en de ervaring van de wereld samen te vatten en
te organiseren
, 9 Wat is de sociale vergelijkingstheorie?
a. De stelling dat beoordelingen over wie men is worden gemaakt door zichzelf te vergelijken
met hoe men denkt of zich gedraagt als men bij anderen is
b. De stelling dat mensen zichzelf zien in termen van persoonlijke en sociale identiteit
c. De stelling dat mensen hun eigenwaarde beschermen door zichzelf te vergelijken met
mensen die slechter zijn
10 Wat is de sociale identiteitstheorie?
a. De stelling dat mensen zichzelf zien in termen van persoonlijke en sociale identiteit
b. De stelling dat mensen hun eigenwaarde beschermen door zichzelf te vergelijken met
mensen die slechter zijn
c. De stelling dat beoordelingen over wie men is worden gemaakt door zichzelf te vergelijken
met hoe men denkt of zich gedraagt als men bij anderen is
Antwoorden week 1
1. b
2. b
3. a
4. b
5. a
6. a
7. a
8. c
9. a
10. a
Week 2
1 Wat is dubbele verwerking?
A) Het vermogen om informatie alleen via intuïtie te verwerken
B) Het vermogen om informatie alleen via logica te verwerken
C) Het vermogen om informatie te verwerken via intuïtie en logica
D) Het onvermogen om informatie te verwerken
2 Wat is cognitieve belasting?
A) De hoeveelheid informatie die men tegelijk aankan
B) Het vermogen om informatie te verwerken via intuïtie en logica
C) De wisselwerking tussen intuïtie en logica
D) Het schakelen tussen intuïtie en logica
3 Wat zijn Geheugen Structuren?
A) Cognitieve kaders die helpen sociale informatie te organiseren en te interpreteren
B) Schemas die automatisch nieuwe informatie interpreteren, categoriseren en prioriteren
C) Scripts zijn mentale verwachtingen over hoe bepaalde sociale gebeurtenissen zullen
verlopen
D) Stereotypen zijn veronderstellingen dat alle mensen in elke groep dezelfde kenmerken
hebben
1 Wat is sociale psychologie?
a. De studie van gezond, adaptief gedrag
b. De studie van hoe mensen elkaar beïnvloeden
c. De studie van individuele verschillen
2 Wie wordt beschouwd als de vader van sociale psychologie?
a. Robert Guthrie
b. Kurt Lewin
c. Martin Seligman
3 Wat is actieonderzoek?
a. De toepassing van wetenschappelijke principes op het oplossen van sociale problemen
b. De studie van hoe mensen elkaar beïnvloeden
c. De studie van individuele verschillen
4 Wat is de intersectionaliteit theorie?
a. De studie van gezond, adaptief gedrag
b. De studie van hoe meerdere identiteitsfactoren samen zorgen voor de manier waarop
mensen door anderen worden gezien
c. De studie van individuele verschillen
5 Wat is het nature vs nurture debat?
a. De discussie over of genetica of omgevingsfactoren een grotere invloed hebben op
menselijk gedrag
b. De discussie over de relatie tussen sociale en fysieke omgevingen
c. De discussie over de rol van cultuur in menselijk gedrag
6 Wat is de replicatie crisis?
a. Wanneer een recente bevinding in de psychologie niet kan worden gerepliceerd wanneer
wetenschappers onderzoek repliceren
b. De discussie over de rol van cultuur in menselijk gedrag
c. De discussie over de relatie tussen sociale en fysieke omgevingen
7 Wat is het zelfconcept?
a. De manier waarop we de vraag "Wie ben ik?" beantwoorden
b. De manier waarop anderen ons zien
c. De manier waarop we anderen zien
8 Wat zijn schema's?
a.Mentale modellen van de zelf
b. Mentale modellen van anderen
c. Mentale structuren die helpen het beeld en de ervaring van de wereld samen te vatten en
te organiseren
, 9 Wat is de sociale vergelijkingstheorie?
a. De stelling dat beoordelingen over wie men is worden gemaakt door zichzelf te vergelijken
met hoe men denkt of zich gedraagt als men bij anderen is
b. De stelling dat mensen zichzelf zien in termen van persoonlijke en sociale identiteit
c. De stelling dat mensen hun eigenwaarde beschermen door zichzelf te vergelijken met
mensen die slechter zijn
10 Wat is de sociale identiteitstheorie?
a. De stelling dat mensen zichzelf zien in termen van persoonlijke en sociale identiteit
b. De stelling dat mensen hun eigenwaarde beschermen door zichzelf te vergelijken met
mensen die slechter zijn
c. De stelling dat beoordelingen over wie men is worden gemaakt door zichzelf te vergelijken
met hoe men denkt of zich gedraagt als men bij anderen is
Antwoorden week 1
1. b
2. b
3. a
4. b
5. a
6. a
7. a
8. c
9. a
10. a
Week 2
1 Wat is dubbele verwerking?
A) Het vermogen om informatie alleen via intuïtie te verwerken
B) Het vermogen om informatie alleen via logica te verwerken
C) Het vermogen om informatie te verwerken via intuïtie en logica
D) Het onvermogen om informatie te verwerken
2 Wat is cognitieve belasting?
A) De hoeveelheid informatie die men tegelijk aankan
B) Het vermogen om informatie te verwerken via intuïtie en logica
C) De wisselwerking tussen intuïtie en logica
D) Het schakelen tussen intuïtie en logica
3 Wat zijn Geheugen Structuren?
A) Cognitieve kaders die helpen sociale informatie te organiseren en te interpreteren
B) Schemas die automatisch nieuwe informatie interpreteren, categoriseren en prioriteren
C) Scripts zijn mentale verwachtingen over hoe bepaalde sociale gebeurtenissen zullen
verlopen
D) Stereotypen zijn veronderstellingen dat alle mensen in elke groep dezelfde kenmerken
hebben
