RECHT KERNBEGRIPPEN
Objectief recht = geschreven en ongeschreven geldende rechtsregels (rechten en plichten)
Subjectief recht = een bevoegdheid die door het objectieve recht aan een rechtssubject (= drager van
rechten en plichten) wordt verleend.
Voorbeelden:
Bij mishandeling is er een objectieve rechtsregel geschonden. Als diegene een schadevergoeding
claimt, dan zit je aan een subjectieve verplichting vastgebonden. De objectieve regel is geschonden
en krijg je een subjectieve verplichting. Jij moet een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.
Materieel recht = dat deel van het recht waarin de rechten en de verplichtingen zijn geregeld. Materieel
privaatrecht geeft aan welke rechten en plichten personen onderling kunnen hebben en wat de gevolgen
zijn als iemand de rechten van een ander schendt.
Formeel recht = regels over de wijze waarop materieel recht wordt afgedwongen/gehandhaafd
- Vermogensrecht = goederenrecht (= regelt relatie tussen personen en goederen) +
verbintenissenrecht (= regelt rechtsbetrekking tussen partijen)
- Ondernemingsrecht = regels voor ondernemingsvormen en andere regels voor een onderneming
- Arbeidsrecht = regelt alles met rechten en plichten tussen werknemer en werkgever
- Staatsrecht = betrekking op organisatie van staat en verhouding tussen overheid/burgers
- Recht van de Europese Unie= regelt organisatie, bevoegdheid en verhouding met lidstaten
Gewoonterecht/ongeschreven recht = gewoonte in de samenleving, maar staat niet in de wet.
Literatuur = schoolboeken en andere informatieve boeken die hiervoor gelden
Verdrag = overeenkomst tussen 2 of meerdere staten directe bepaling (= niemand kan zich ertegen
verzetten) verschil tussen verordening en verdrag verordening geldt voor hele EU en verdrag geldt
alleen voor de staten die het gesloten hebben
Wet in formele zin = opgesteld door regering en Staten-Generaal
Wet in materiële zin = wet die voor een onbepaald aantal mensen geldt (alle mensen in Nederland, alle
mensen die recht hebben op …)
- Wet in formele zin = huwelijk van Maxima en Willem-Alexander staat in de wet, maar geldt
alleen voor hun
- Wet in materiële zin = provinciale verordening geldt voor onbepaald aantal mensen in
provincie, maar is niet opgenomen in de wet
- Wet in formele en materiële zin= burgerlijk wetboek geldt voor iedereen en staat in wet
Jurisprudentie = een rechtsbron waarbij je gebruik maakt van vergelijkbare zaken uit het verleden waaruit
je rechtsvinding kunt halen. Bij jurisprudentie is een richtlijn gevormd door de jaren heen die je kunt
toepassen in eigen zaken à rechters nemen dingen over van bijvoorbeeld Hogere Raad
- Grammaticale interpretatie = welke betekenis heeft het woord
- Wethistorische interpretatie= wat bedoelt men met de wet parlementaire geschiedenis
- Teleologische methode = wat is het doel van regeling, wat moet wet bereiken/voorkomen
- A-contrario redeneren = rechter gaat ervanuit dat een bepaalde rechtsregel NIET van toepassing is,
omdat die rechtsregel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die in de regeling uitdrukkelijk
worden genoemd
- Redenering naar analogie = rechter gaat ervanuit dat een bepaalde kwestie zoveel lijkt op een
kwestie die wel wettelijk geregeld is, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de
niet-geregelde kwestie
, Nederland is een rechtstaat (= overheid is gebonden aan regels) trias politica:
- Wetgevende macht regering (koning en ministers) en Staten-Generaal (1 e en 2e kamer)
- Rechtsprekende macht rechters
- Uitvoerende macht regering (koning en ministers) 1e en 2e kamer controleert regering
Beginsel van democratie = wij kiezen de leden van de 1e en 2e kamer
Onafhankelijkheid van rechten = behoren niet tot een ministerie regering heeft geen invloed
Legaliteitsbeginsel = wat de regering doet, moet in de wet staan
Klassieke grondrechten overheid mag zich er niet mee bemoeien (meningsuiting, religie)
Sociale grondrechten overheid moet bevorderen (huisvesting, werk, scholing)
Boek 1 BW = personen- en familierecht Natuurlijke personen (mensen)
Boek 2 BW = rechtspersonen vereniging, stichting, besloten vennootschap, bedrijf
Boek 3 BW = algemeen vermogensrecht over natuurlijke- en rechtspersonen
Boek 4 BW = erfrecht
Boek 5 BW = zakelijk recht (goederenrecht erfpacht, eigendom, erfdienstbaarheid)
Boek 6 BW = algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7 BW = bijzondere overeenkomsten koop-, huur-, arbeidsovereenkomst
Boek 7a BW = bijzondere overeenkomsten; vervolg
Boek 8 BW = verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10 BW = internationaal privaatrecht
Gelaagde structuur = meerdere wetten van toepassing
BESTUURSRECHT
Legaliteitsbeginsel = grenzen over het bestuursorgaan worden geregeld in een wet van materiële
zin (= geldt voor een onbepaald aantal personen alle inwoners van …) alles wat de overheid doet,
moet gebaseerd zijn op de wet en nieuwe wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast
- Attributie = de bevoegdheid wordt aan een bepaald bestuursorgaan toegekend door de wet in
materiële zin eenmaal toegekend, kan het niet veranderd worden.
- Delegatie = de bevoegdheid en verantwoordelijkheid wordt overgedragen aan een ander
bestuursorgaan schriftelijk vaststaan en openbaar maken
- Mandaat = ambtenaren voeren de taken uit namens het bestuursorgaan, maar het bestuursorgaan
is nog steeds bevoegd en verantwoordelijk niet vastleggen
BAS = besluiten van algemene strekking in beroep bij bestuursrechter
- AVV = algemene verbindende voorschriften (wet in materiële zin) APV (= Algemene Plaatselijke
Verordening wet in materiele zin), bestemmingsplannen
- Beleidsregels mag worden afgeweken
- Andere besluiten van algemene strekking
Dwingend recht = er mag niet van worden afgeweken
Gebonden beschikkingen = als er aan de eisen zijn voldaan, moet de beschikking worden gegeven
Vrije beschikkingen = overheid bepaalt onder welke voorwaarden de beschikking wordt gegeven
Bezwaar maken, toetsen aan:
- Rechtmatigheid = eisen van de wet (juiste bestuursorgaan)
- Doelmatigheid = controle van belangenafweging en technische keuzes
Gelijkheidsbeginsel = gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden
Objectief recht = geschreven en ongeschreven geldende rechtsregels (rechten en plichten)
Subjectief recht = een bevoegdheid die door het objectieve recht aan een rechtssubject (= drager van
rechten en plichten) wordt verleend.
Voorbeelden:
Bij mishandeling is er een objectieve rechtsregel geschonden. Als diegene een schadevergoeding
claimt, dan zit je aan een subjectieve verplichting vastgebonden. De objectieve regel is geschonden
en krijg je een subjectieve verplichting. Jij moet een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.
Materieel recht = dat deel van het recht waarin de rechten en de verplichtingen zijn geregeld. Materieel
privaatrecht geeft aan welke rechten en plichten personen onderling kunnen hebben en wat de gevolgen
zijn als iemand de rechten van een ander schendt.
Formeel recht = regels over de wijze waarop materieel recht wordt afgedwongen/gehandhaafd
- Vermogensrecht = goederenrecht (= regelt relatie tussen personen en goederen) +
verbintenissenrecht (= regelt rechtsbetrekking tussen partijen)
- Ondernemingsrecht = regels voor ondernemingsvormen en andere regels voor een onderneming
- Arbeidsrecht = regelt alles met rechten en plichten tussen werknemer en werkgever
- Staatsrecht = betrekking op organisatie van staat en verhouding tussen overheid/burgers
- Recht van de Europese Unie= regelt organisatie, bevoegdheid en verhouding met lidstaten
Gewoonterecht/ongeschreven recht = gewoonte in de samenleving, maar staat niet in de wet.
Literatuur = schoolboeken en andere informatieve boeken die hiervoor gelden
Verdrag = overeenkomst tussen 2 of meerdere staten directe bepaling (= niemand kan zich ertegen
verzetten) verschil tussen verordening en verdrag verordening geldt voor hele EU en verdrag geldt
alleen voor de staten die het gesloten hebben
Wet in formele zin = opgesteld door regering en Staten-Generaal
Wet in materiële zin = wet die voor een onbepaald aantal mensen geldt (alle mensen in Nederland, alle
mensen die recht hebben op …)
- Wet in formele zin = huwelijk van Maxima en Willem-Alexander staat in de wet, maar geldt
alleen voor hun
- Wet in materiële zin = provinciale verordening geldt voor onbepaald aantal mensen in
provincie, maar is niet opgenomen in de wet
- Wet in formele en materiële zin= burgerlijk wetboek geldt voor iedereen en staat in wet
Jurisprudentie = een rechtsbron waarbij je gebruik maakt van vergelijkbare zaken uit het verleden waaruit
je rechtsvinding kunt halen. Bij jurisprudentie is een richtlijn gevormd door de jaren heen die je kunt
toepassen in eigen zaken à rechters nemen dingen over van bijvoorbeeld Hogere Raad
- Grammaticale interpretatie = welke betekenis heeft het woord
- Wethistorische interpretatie= wat bedoelt men met de wet parlementaire geschiedenis
- Teleologische methode = wat is het doel van regeling, wat moet wet bereiken/voorkomen
- A-contrario redeneren = rechter gaat ervanuit dat een bepaalde rechtsregel NIET van toepassing is,
omdat die rechtsregel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die in de regeling uitdrukkelijk
worden genoemd
- Redenering naar analogie = rechter gaat ervanuit dat een bepaalde kwestie zoveel lijkt op een
kwestie die wel wettelijk geregeld is, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de
niet-geregelde kwestie
, Nederland is een rechtstaat (= overheid is gebonden aan regels) trias politica:
- Wetgevende macht regering (koning en ministers) en Staten-Generaal (1 e en 2e kamer)
- Rechtsprekende macht rechters
- Uitvoerende macht regering (koning en ministers) 1e en 2e kamer controleert regering
Beginsel van democratie = wij kiezen de leden van de 1e en 2e kamer
Onafhankelijkheid van rechten = behoren niet tot een ministerie regering heeft geen invloed
Legaliteitsbeginsel = wat de regering doet, moet in de wet staan
Klassieke grondrechten overheid mag zich er niet mee bemoeien (meningsuiting, religie)
Sociale grondrechten overheid moet bevorderen (huisvesting, werk, scholing)
Boek 1 BW = personen- en familierecht Natuurlijke personen (mensen)
Boek 2 BW = rechtspersonen vereniging, stichting, besloten vennootschap, bedrijf
Boek 3 BW = algemeen vermogensrecht over natuurlijke- en rechtspersonen
Boek 4 BW = erfrecht
Boek 5 BW = zakelijk recht (goederenrecht erfpacht, eigendom, erfdienstbaarheid)
Boek 6 BW = algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7 BW = bijzondere overeenkomsten koop-, huur-, arbeidsovereenkomst
Boek 7a BW = bijzondere overeenkomsten; vervolg
Boek 8 BW = verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10 BW = internationaal privaatrecht
Gelaagde structuur = meerdere wetten van toepassing
BESTUURSRECHT
Legaliteitsbeginsel = grenzen over het bestuursorgaan worden geregeld in een wet van materiële
zin (= geldt voor een onbepaald aantal personen alle inwoners van …) alles wat de overheid doet,
moet gebaseerd zijn op de wet en nieuwe wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast
- Attributie = de bevoegdheid wordt aan een bepaald bestuursorgaan toegekend door de wet in
materiële zin eenmaal toegekend, kan het niet veranderd worden.
- Delegatie = de bevoegdheid en verantwoordelijkheid wordt overgedragen aan een ander
bestuursorgaan schriftelijk vaststaan en openbaar maken
- Mandaat = ambtenaren voeren de taken uit namens het bestuursorgaan, maar het bestuursorgaan
is nog steeds bevoegd en verantwoordelijk niet vastleggen
BAS = besluiten van algemene strekking in beroep bij bestuursrechter
- AVV = algemene verbindende voorschriften (wet in materiële zin) APV (= Algemene Plaatselijke
Verordening wet in materiele zin), bestemmingsplannen
- Beleidsregels mag worden afgeweken
- Andere besluiten van algemene strekking
Dwingend recht = er mag niet van worden afgeweken
Gebonden beschikkingen = als er aan de eisen zijn voldaan, moet de beschikking worden gegeven
Vrije beschikkingen = overheid bepaalt onder welke voorwaarden de beschikking wordt gegeven
Bezwaar maken, toetsen aan:
- Rechtmatigheid = eisen van de wet (juiste bestuursorgaan)
- Doelmatigheid = controle van belangenafweging en technische keuzes
Gelijkheidsbeginsel = gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden