College 3.
Kunstverlossingen.
Er zijn 2 vaginale kunstverlossingen: de vacuümextractie (pomp) en de forcipale extractie.
Vacuümextractie.
Via een vacuümpomp wordt er zuigkracht ontwikkeld op een zuignap die op het hoofd is bevestigd.
Tijdens de persweeën moet de vrouw persen en wordt er tegelijkertijd zuigkracht op het hoofd
ontwikkeld en aan de zuignap getrokken. Complicaties die kunnen optreden zijn: ontvelling,
infectiegevaar, pijn aan het schedeldak en onderhuidse vochtophoping.
Forcipale extractie.
Twee lepels langs het hoofd die in elkaar geklemd worden. Tijdens het persen wordt er getrokken
aan de forceps of tang. Complicaties die kunnen optreden zijn: afdrukken van de forceps op de
wangen en langs de oren, faciale parese (verlamming van de nervus facialis of
aangezichtszenuw) en het oog en de mondhoek aan de
aangedane zijde niet goed kunnen openen en sluiten.
Keizersnede of sectio caesarea.
Dit is een niet vaginale kunstverlossing. Een
primaire sectio wordt gedaan voor de bevalling. De
secundaire sectio tijdens de bevalling. Het gebeurd
onder algehele verdoving of narcose. Er kan een
epidurale anesthesie of ruggenmerg anesthesie worden
gegeven.
Postoperatieve complicaties.
Cardiovasculair: ritmestoornissen (pijnprikkels),
myocardinfarct (zuurstoftekort), hartfalen, acute
arteriële ischemie, hypertensie/hypotensie en
cardiogene shock.
Pulmonaal: aspiratie, pulmonale infectie (pneumococcus), longembolie, opstapeling van pleuravocht
en gestoorde ademhaling (pijn).
Shock: hypovolemische shock (bloeding), septische shock (pathogenen), cardiogene shock (myocard
infarct).
Nabloeding: gestoorde hemostase, beschadiging van de bloedvaten (hematoom).
Inwendige bloeding: kenmerken zijn hypotensie en verhoogde hartfrequentie.
Diep veneuze trombose: bloedstolsels. De hemostase wordt tijdens de operatie geactiveerd. Tijdens
een operatie lig je lange tijd stil. Er is trombus vorming in de venen van de benen oedeem en pijn.
Een trombus in het bloedvat kan losraken en een longembolie veroorzaken. Tijdens en na de
operatie moeten bloedverdunners worden toegediend om trombose te voorkomen. Er wordt
heparine en coumarine preparaten gegeven.
Postoperatieve complicaties.
Wondinfecties: staphylococcus aureus (MRSA), E. coli (commensaal) van het darmkanaal,
pneumococcus (commensaal in de longen), streptococcus pyogenes (commensaal in de keel).
Urinair stelsel: nierinsufficiëntie. Dit door vochtverlies tijdens de operatie. Het kan worden verholpen
door een fysiologische zoutoplossing (NaCl). Dit middel herstelt de vochtbalans. Ook kunnen er
Kunstverlossingen.
Er zijn 2 vaginale kunstverlossingen: de vacuümextractie (pomp) en de forcipale extractie.
Vacuümextractie.
Via een vacuümpomp wordt er zuigkracht ontwikkeld op een zuignap die op het hoofd is bevestigd.
Tijdens de persweeën moet de vrouw persen en wordt er tegelijkertijd zuigkracht op het hoofd
ontwikkeld en aan de zuignap getrokken. Complicaties die kunnen optreden zijn: ontvelling,
infectiegevaar, pijn aan het schedeldak en onderhuidse vochtophoping.
Forcipale extractie.
Twee lepels langs het hoofd die in elkaar geklemd worden. Tijdens het persen wordt er getrokken
aan de forceps of tang. Complicaties die kunnen optreden zijn: afdrukken van de forceps op de
wangen en langs de oren, faciale parese (verlamming van de nervus facialis of
aangezichtszenuw) en het oog en de mondhoek aan de
aangedane zijde niet goed kunnen openen en sluiten.
Keizersnede of sectio caesarea.
Dit is een niet vaginale kunstverlossing. Een
primaire sectio wordt gedaan voor de bevalling. De
secundaire sectio tijdens de bevalling. Het gebeurd
onder algehele verdoving of narcose. Er kan een
epidurale anesthesie of ruggenmerg anesthesie worden
gegeven.
Postoperatieve complicaties.
Cardiovasculair: ritmestoornissen (pijnprikkels),
myocardinfarct (zuurstoftekort), hartfalen, acute
arteriële ischemie, hypertensie/hypotensie en
cardiogene shock.
Pulmonaal: aspiratie, pulmonale infectie (pneumococcus), longembolie, opstapeling van pleuravocht
en gestoorde ademhaling (pijn).
Shock: hypovolemische shock (bloeding), septische shock (pathogenen), cardiogene shock (myocard
infarct).
Nabloeding: gestoorde hemostase, beschadiging van de bloedvaten (hematoom).
Inwendige bloeding: kenmerken zijn hypotensie en verhoogde hartfrequentie.
Diep veneuze trombose: bloedstolsels. De hemostase wordt tijdens de operatie geactiveerd. Tijdens
een operatie lig je lange tijd stil. Er is trombus vorming in de venen van de benen oedeem en pijn.
Een trombus in het bloedvat kan losraken en een longembolie veroorzaken. Tijdens en na de
operatie moeten bloedverdunners worden toegediend om trombose te voorkomen. Er wordt
heparine en coumarine preparaten gegeven.
Postoperatieve complicaties.
Wondinfecties: staphylococcus aureus (MRSA), E. coli (commensaal) van het darmkanaal,
pneumococcus (commensaal in de longen), streptococcus pyogenes (commensaal in de keel).
Urinair stelsel: nierinsufficiëntie. Dit door vochtverlies tijdens de operatie. Het kan worden verholpen
door een fysiologische zoutoplossing (NaCl). Dit middel herstelt de vochtbalans. Ook kunnen er