verhaalanalyse
1a. Epiek (plot), lyriek (tijdloos) of dramatiek (toneel)?
1b. Wat is het subgenre? (western, melodrama, screwball comedy, film noir)
1c. Documentaire of speelfilm?
2. Verklaar de titel.
3a. Noem de motieven (terugkerend element) en maar daarvan een isotopenrijtje (rijtje met
woorden en/of woordgroepen die met elkaar te maken hebben).
4. Wat is het moraal/de idee (achterliggende gedachte)?
5. Vat de film/het verhaal samen in maximaal 120 woorden.
6. Noem openplekken in de film/verhaal en wanneer worden die ingevuld.
7. Typeer de personages en zeg of de personages flat of round zijn.
8. Om wat voor soort einde gaat het? (onverwacht/verwacht, bad/happy, open/gesloten)
9a. Wat is de topografische ruimte (plaats (atlas))?
9b. Wat is de vertelde ruimte (waar speelt het verhaal zich af)?
10a. Wat is de verteltijd (tijd om het verhaal te vertellen (blz, regels, min))?
10b. Wat is de vertelde tijd (de tijd die in het verhaal beschreven wordt (dagen, jaren))?
10c. Wat is de historische tijd (wanneer speelt film af (verleden, heden, toekomst))?
11a. Noem de indirecte flashback(s).
11b. Noem de directe flashback(s).
12. Is het verhaal een fabel (chronologisch, geen directe flashbacks) of een sujet (tegenovergesteld)?
1a. Epiek (plot), lyriek (tijdloos) of dramatiek (toneel)?
1b. Wat is het subgenre? (western, melodrama, screwball comedy, film noir)
1c. Documentaire of speelfilm?
2. Verklaar de titel.
3a. Noem de motieven (terugkerend element) en maar daarvan een isotopenrijtje (rijtje met
woorden en/of woordgroepen die met elkaar te maken hebben).
4. Wat is het moraal/de idee (achterliggende gedachte)?
5. Vat de film/het verhaal samen in maximaal 120 woorden.
6. Noem openplekken in de film/verhaal en wanneer worden die ingevuld.
7. Typeer de personages en zeg of de personages flat of round zijn.
8. Om wat voor soort einde gaat het? (onverwacht/verwacht, bad/happy, open/gesloten)
9a. Wat is de topografische ruimte (plaats (atlas))?
9b. Wat is de vertelde ruimte (waar speelt het verhaal zich af)?
10a. Wat is de verteltijd (tijd om het verhaal te vertellen (blz, regels, min))?
10b. Wat is de vertelde tijd (de tijd die in het verhaal beschreven wordt (dagen, jaren))?
10c. Wat is de historische tijd (wanneer speelt film af (verleden, heden, toekomst))?
11a. Noem de indirecte flashback(s).
11b. Noem de directe flashback(s).
12. Is het verhaal een fabel (chronologisch, geen directe flashbacks) of een sujet (tegenovergesteld)?