Afkorting Volledig begrip Formule
W Winst
TO Totale opbrengst/ omzet W = TO – TK
TK Totale kosten (TO= P . Q) marktprijs. Verkochte hoeveelheid
TP Totale productie GP = TP/ qA
GP Gemiddelde productie Totale productie/ Totale arbeid
MP Marginale productie MP = ΔTP/ Δq
TMO Toenemende meeropbrengst
AMO Afnemende meeropbrengst
TK Totale kost
TCK Totale vaste (constante) kost TK = TCK + TVK
TVK Totale variabele kost
MK Marginale kost MK ≠ MP
GCK Gemiddelde vaste (constante) kost
GVK Gemiddelde variabele kost GTK = GCK + GVK
GTK Gemiddelde totale kost
EW Economische winst EW = TO – TK
MO Marginale opbrengst/ omzet MO = ΔTO/ΔQ
MO = MK
BBP Bruto binnenlands product BBP = P . Q
Prijs elasticiteit van de vraag % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in prijs
Inkomenselasticiteit % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in inkomen
Kruiselingse elasticiteit % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in prijs van ander goed
1
,Afkorting Volledig begrip Definitie
2
,MACRO ECONOMIE
BBP Bruto binnenlands product - Totale waarde van alle finale goederen & diensten
geproduceerd in een land/ regio gedurende een
bepaalde tijdperiode, meestal een jaar
Nominale BBP - Tegen lopende prijzen
Reële BBP - Tegen constante prijzen
Nominaal BBP per capita - BBP tegen lopende prijzen/ aantal inwoners
Economische groei - Jaarlijks veranderingspercentage van het reële BBP
- Blijvende uitbreiding van PMC
Koopkracht - Geeft aan hoeveel producten mensen kunnen kopen,
rekening houdend met het inkomen, inflatie,
indexering,…
BNP/ BNI Bruto nationaal product - Totale waarde van alle finale goederen & diensten
Bruto nationaal inkomen geproduceerd door de staatsburgers van een bepaald
land gedurende een bepaalde tijdsperiode, meestal
een jaar
MICRO ECONOMIE
Wat is economie?
Economie - Het is een humane wetenschap die de keuzes van
individuen (consumenten vraag), bedrijven
(producenten aanbod), overheden en de hele
samenleving bestudeert ten gevolge van de schaarste
van de beschikbare middelen & onder invloed van
prikkels
Macro economie - Bestudeert effect van de keuzes van individuen,
bedrijven & overheden op de totale economie
Goederen & diensten - Voorwerpen & handelingen die geproduceerd worden
om de menselijke behoefte te bevredigen
Productiefactoren - Natuur
- Arbeid
- Kapitaal
- Ondernemerschap
Opportuniteitskost - Het beste dat je moet opgeven om iets anders te
verkrijgen
Het economisch probleem
PMC Productiemogelijkhedencurve - Stelt alle mogelijke combinaties van de productie van
goederen voor die tot stand komen bij volledige
aanwending van de beschikbare productiefactoren
- De grens tussen goederen - & dienstencombinaties die
met de beschikbare productiefactoren & technologie
geproduceerd kunnen worden en de goederen - &
dienstencombinaties die niet geproduceerd kunnen
worden
Productie efficiëntie - Situatie waarin we niet meer van 1 product of dienst
kunnen produceren zonder minder van een ander goed
of dienst te produceren
- BV. meer voeding = minder kledij
Afkorting Volledig begrip Definitie
3
, Trade-off - Afweging, uitwisseling
- 1 ding opgeven om een ander in de plaats te krijgen
Beide punten blijven op de curve
- BV. meer kledij = minder voeding (opportuniteitskost)
Free lunch - Een geschenk
- Iets krijgen zonder iets anders op te geven Van
punt onder de curve naar een punt op de curve
- BV. meer voeding zonder kledij te minderen
Vraag & aanbod
Concurrentiële markt - Markt met veel kopers & verkopers, zodat geen enkele
koper of verkoper de prijs kan beïnvloeden
Gevraagde hoeveelheid - Hoeveelheid die consumenten van plan zijn te kopen
gedurende een bepaalde periode & tegen een
specifieke prijs
Substitutie – effect - Wanneer de relatieve prijs van een goed/ dienst stijgt,
gaan de mensen op zoek naar alternatieven waardoor
de gevraagde hoeveelheid naar het goed/ dienst
afneemt
Inkomenseffect - Wanneer de prijs van een goed/ dienst stijgt in
verhouding tot het inkomen kunnen mensen niet alle
dingen betalen die ze eerder kochten dus de gevraagde
hoeveelheid van goederen/ diensten neemt af
Vraag - Volledige verband tussen de prijs van het goed & de
gevraagde hoeveelheid van het goed
Vraagcurve - Verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een
goed & de prijs wanneer alle andere factoren die het
koopgedrag beïnvloeden onveranderd blijven
Substitutiegoed - Goed dat een ander goed kan vervangen bij de
consumptie
- Bv. Appels & peren
- Bv. Wijn & bier
Complementair goed - Goed dat samen met een ander goed geconsumeerd
wordt
- Bv. wijn & kaas
- Bv. schoenen & veters
Normaal goed - Goed waarvoor de vraag toeneemt als het inkomen
stijgt
→ Vraag neemt toe als inkomen stijgt
- Bv. inkomen stijgt dus vraag naar concerttickets neemt
toe
Inferieur goed - Goed waarvoor de vraag afneemt als het inkomen
stijgt
→Vraagt neemt toe als inkomen daalt
- Bv. inkomen stijgt dus vraag naar huismerkproducten
neemt af
Afkorting Volledig begrip Definitie
4
,Elasticiteit
Prijselasticiteit van de vraag - Geeft weer in welke mate de gevraagde hoeveelheid
wijzigt ten gevolgen van een prijswijziging
Midpunt – methode - Om de procentuele verandering van de prijs te
berekenen, delen we de verandering in prijs door de
gemiddelde prijs en vermenigvuldigen we met 100
- De gemiddelde prijs is het middelpunt tussen de
oorspronkelijke & nieuwe prijs
Perfect inelastische vraag - Als de gevraagde hoeveelheid niet verandert wanneer
de prijs verandert → prijselasticiteit = 0
Inkomenselasticiteit vraag - Meet hoe de gevraagde hoeveelheid van een goed
reageert op een verandering in inkomen
Kruiselingse elasticiteit vraag - Meet de mate waarin de vraag naar een goed reageert
op een verandering in prijs van een ander goed
(bv. substitutie of complementair goed)
Organisatie productie
Perfecte concurrentie - Marktvorm met:
Veel bedrijven/ aanbieders
Elk verkoopt identiek product
Veel kopers/ vragers
Vrije toetreding → Geen beperkingen
Zowel bedrijf als koper zijn goed geïnformeerd
over de prijzen & producten van alle
ondernemingen op de markt
Monopolistische concurrentie - Marktvorm met:
Veel bedrijven
Bedrijven concurreren door soortgelijke maar
enigszins verschillende producten te produceren
Elk bedrijf bezit element van marktmacht
Vrije toetreding
Oligopolie - Marktvorm waarin:
Klein aantal bedrijven met elkaar concurreert
Ondernemingen bij identieke of gedifferentieerde
producten kunnen vervaardigen
Toegangsdrempels beperken de toegang tot de
markt
Monopolie - Marktvorm waarin:
1 onderneming volledige marktproductie
produceert
Onderneming een product produceert dat geen
directe substituten heeft
Geen vrije toetreding → onderneming wordt
beschermd door belemmeringen die toegang van
nieuwe ondernemingen tot de markt verhinderen
- Bv. De lijn & NMBS
Afkorting Volledig begrip Definitie
Productie & kosten
5
, Verzonken kosten - Gemaakte kosten die door de onderneming niet
kunnen worden gewijzigd
- Bv. coca – cola & cola life
Afnemende schaalopbrengsten - ontstaan wanneer de totale gemiddelde kost stijgt
naarmate de output stijgt.
- Afnemende schaalopbrengsten ontstaan door de
moeilijkheid om een groot bedrijf te coördineren en te
controleren.
- Uiteindelijk leiden organisatorische problemen tot
hogere gemiddelde kosten
Perfecte concurrentie
Stopzettingspunt - Combinatie van prijs & hoeveelheid waartegen het
bedrijf onverschillig is tussen produceren of stoppen
met de productie
Monopolie
Monopolie - Kan ontstaan omwille van:
Geen goede substituten
→ Verkoopt een goed dat geen directe substituten
heeft
Toetredingsdrempels
→ 3 Soorten toetredingsdrempels
1. Natuurlijk
2. Eigendom
3. Legaal
1. Natuurlijke toetredingsdrempel - Een markt waarin schaalvoordelen 1 onderneming in
staat stellen de gehele markt tegen de laagst mogelijke
kosten te bevoorraden
- Bv. kerncentrales
2. Eigendom barrières - Treedt op als een bedrijf een aanzienlijk deel van een
belangrijke bron of productiefactor bezit
- Bv. in vorige eeuw bezat diamantbedrijf ‘De Beers’ 90%
van de diamanten in de wereld
3. Juridische toetredingsdrempels - Creëren een wettelijk monopolie, een markt waarin de
mededinging & toegang worden beperkt door de
toekenning van een:
Openbare franchise
→ (openbare franchise op 1ste klas post te
vervoeren)
Overheidslicentie
→ (licentie om geneeskunde uit te oefenen)
Patent & auteursrecht
6
W Winst
TO Totale opbrengst/ omzet W = TO – TK
TK Totale kosten (TO= P . Q) marktprijs. Verkochte hoeveelheid
TP Totale productie GP = TP/ qA
GP Gemiddelde productie Totale productie/ Totale arbeid
MP Marginale productie MP = ΔTP/ Δq
TMO Toenemende meeropbrengst
AMO Afnemende meeropbrengst
TK Totale kost
TCK Totale vaste (constante) kost TK = TCK + TVK
TVK Totale variabele kost
MK Marginale kost MK ≠ MP
GCK Gemiddelde vaste (constante) kost
GVK Gemiddelde variabele kost GTK = GCK + GVK
GTK Gemiddelde totale kost
EW Economische winst EW = TO – TK
MO Marginale opbrengst/ omzet MO = ΔTO/ΔQ
MO = MK
BBP Bruto binnenlands product BBP = P . Q
Prijs elasticiteit van de vraag % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in prijs
Inkomenselasticiteit % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in inkomen
Kruiselingse elasticiteit % verandering in gevraagde hoeveelheid
% verandering in prijs van ander goed
1
,Afkorting Volledig begrip Definitie
2
,MACRO ECONOMIE
BBP Bruto binnenlands product - Totale waarde van alle finale goederen & diensten
geproduceerd in een land/ regio gedurende een
bepaalde tijdperiode, meestal een jaar
Nominale BBP - Tegen lopende prijzen
Reële BBP - Tegen constante prijzen
Nominaal BBP per capita - BBP tegen lopende prijzen/ aantal inwoners
Economische groei - Jaarlijks veranderingspercentage van het reële BBP
- Blijvende uitbreiding van PMC
Koopkracht - Geeft aan hoeveel producten mensen kunnen kopen,
rekening houdend met het inkomen, inflatie,
indexering,…
BNP/ BNI Bruto nationaal product - Totale waarde van alle finale goederen & diensten
Bruto nationaal inkomen geproduceerd door de staatsburgers van een bepaald
land gedurende een bepaalde tijdsperiode, meestal
een jaar
MICRO ECONOMIE
Wat is economie?
Economie - Het is een humane wetenschap die de keuzes van
individuen (consumenten vraag), bedrijven
(producenten aanbod), overheden en de hele
samenleving bestudeert ten gevolge van de schaarste
van de beschikbare middelen & onder invloed van
prikkels
Macro economie - Bestudeert effect van de keuzes van individuen,
bedrijven & overheden op de totale economie
Goederen & diensten - Voorwerpen & handelingen die geproduceerd worden
om de menselijke behoefte te bevredigen
Productiefactoren - Natuur
- Arbeid
- Kapitaal
- Ondernemerschap
Opportuniteitskost - Het beste dat je moet opgeven om iets anders te
verkrijgen
Het economisch probleem
PMC Productiemogelijkhedencurve - Stelt alle mogelijke combinaties van de productie van
goederen voor die tot stand komen bij volledige
aanwending van de beschikbare productiefactoren
- De grens tussen goederen - & dienstencombinaties die
met de beschikbare productiefactoren & technologie
geproduceerd kunnen worden en de goederen - &
dienstencombinaties die niet geproduceerd kunnen
worden
Productie efficiëntie - Situatie waarin we niet meer van 1 product of dienst
kunnen produceren zonder minder van een ander goed
of dienst te produceren
- BV. meer voeding = minder kledij
Afkorting Volledig begrip Definitie
3
, Trade-off - Afweging, uitwisseling
- 1 ding opgeven om een ander in de plaats te krijgen
Beide punten blijven op de curve
- BV. meer kledij = minder voeding (opportuniteitskost)
Free lunch - Een geschenk
- Iets krijgen zonder iets anders op te geven Van
punt onder de curve naar een punt op de curve
- BV. meer voeding zonder kledij te minderen
Vraag & aanbod
Concurrentiële markt - Markt met veel kopers & verkopers, zodat geen enkele
koper of verkoper de prijs kan beïnvloeden
Gevraagde hoeveelheid - Hoeveelheid die consumenten van plan zijn te kopen
gedurende een bepaalde periode & tegen een
specifieke prijs
Substitutie – effect - Wanneer de relatieve prijs van een goed/ dienst stijgt,
gaan de mensen op zoek naar alternatieven waardoor
de gevraagde hoeveelheid naar het goed/ dienst
afneemt
Inkomenseffect - Wanneer de prijs van een goed/ dienst stijgt in
verhouding tot het inkomen kunnen mensen niet alle
dingen betalen die ze eerder kochten dus de gevraagde
hoeveelheid van goederen/ diensten neemt af
Vraag - Volledige verband tussen de prijs van het goed & de
gevraagde hoeveelheid van het goed
Vraagcurve - Verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een
goed & de prijs wanneer alle andere factoren die het
koopgedrag beïnvloeden onveranderd blijven
Substitutiegoed - Goed dat een ander goed kan vervangen bij de
consumptie
- Bv. Appels & peren
- Bv. Wijn & bier
Complementair goed - Goed dat samen met een ander goed geconsumeerd
wordt
- Bv. wijn & kaas
- Bv. schoenen & veters
Normaal goed - Goed waarvoor de vraag toeneemt als het inkomen
stijgt
→ Vraag neemt toe als inkomen stijgt
- Bv. inkomen stijgt dus vraag naar concerttickets neemt
toe
Inferieur goed - Goed waarvoor de vraag afneemt als het inkomen
stijgt
→Vraagt neemt toe als inkomen daalt
- Bv. inkomen stijgt dus vraag naar huismerkproducten
neemt af
Afkorting Volledig begrip Definitie
4
,Elasticiteit
Prijselasticiteit van de vraag - Geeft weer in welke mate de gevraagde hoeveelheid
wijzigt ten gevolgen van een prijswijziging
Midpunt – methode - Om de procentuele verandering van de prijs te
berekenen, delen we de verandering in prijs door de
gemiddelde prijs en vermenigvuldigen we met 100
- De gemiddelde prijs is het middelpunt tussen de
oorspronkelijke & nieuwe prijs
Perfect inelastische vraag - Als de gevraagde hoeveelheid niet verandert wanneer
de prijs verandert → prijselasticiteit = 0
Inkomenselasticiteit vraag - Meet hoe de gevraagde hoeveelheid van een goed
reageert op een verandering in inkomen
Kruiselingse elasticiteit vraag - Meet de mate waarin de vraag naar een goed reageert
op een verandering in prijs van een ander goed
(bv. substitutie of complementair goed)
Organisatie productie
Perfecte concurrentie - Marktvorm met:
Veel bedrijven/ aanbieders
Elk verkoopt identiek product
Veel kopers/ vragers
Vrije toetreding → Geen beperkingen
Zowel bedrijf als koper zijn goed geïnformeerd
over de prijzen & producten van alle
ondernemingen op de markt
Monopolistische concurrentie - Marktvorm met:
Veel bedrijven
Bedrijven concurreren door soortgelijke maar
enigszins verschillende producten te produceren
Elk bedrijf bezit element van marktmacht
Vrije toetreding
Oligopolie - Marktvorm waarin:
Klein aantal bedrijven met elkaar concurreert
Ondernemingen bij identieke of gedifferentieerde
producten kunnen vervaardigen
Toegangsdrempels beperken de toegang tot de
markt
Monopolie - Marktvorm waarin:
1 onderneming volledige marktproductie
produceert
Onderneming een product produceert dat geen
directe substituten heeft
Geen vrije toetreding → onderneming wordt
beschermd door belemmeringen die toegang van
nieuwe ondernemingen tot de markt verhinderen
- Bv. De lijn & NMBS
Afkorting Volledig begrip Definitie
Productie & kosten
5
, Verzonken kosten - Gemaakte kosten die door de onderneming niet
kunnen worden gewijzigd
- Bv. coca – cola & cola life
Afnemende schaalopbrengsten - ontstaan wanneer de totale gemiddelde kost stijgt
naarmate de output stijgt.
- Afnemende schaalopbrengsten ontstaan door de
moeilijkheid om een groot bedrijf te coördineren en te
controleren.
- Uiteindelijk leiden organisatorische problemen tot
hogere gemiddelde kosten
Perfecte concurrentie
Stopzettingspunt - Combinatie van prijs & hoeveelheid waartegen het
bedrijf onverschillig is tussen produceren of stoppen
met de productie
Monopolie
Monopolie - Kan ontstaan omwille van:
Geen goede substituten
→ Verkoopt een goed dat geen directe substituten
heeft
Toetredingsdrempels
→ 3 Soorten toetredingsdrempels
1. Natuurlijk
2. Eigendom
3. Legaal
1. Natuurlijke toetredingsdrempel - Een markt waarin schaalvoordelen 1 onderneming in
staat stellen de gehele markt tegen de laagst mogelijke
kosten te bevoorraden
- Bv. kerncentrales
2. Eigendom barrières - Treedt op als een bedrijf een aanzienlijk deel van een
belangrijke bron of productiefactor bezit
- Bv. in vorige eeuw bezat diamantbedrijf ‘De Beers’ 90%
van de diamanten in de wereld
3. Juridische toetredingsdrempels - Creëren een wettelijk monopolie, een markt waarin de
mededinging & toegang worden beperkt door de
toekenning van een:
Openbare franchise
→ (openbare franchise op 1ste klas post te
vervoeren)
Overheidslicentie
→ (licentie om geneeskunde uit te oefenen)
Patent & auteursrecht
6