Product placement = producten in serie/film, in de hoop dat verkoop van dit product
steeg
- Bijvoorbeeld blikje cola die goed in beeld komt
Vragen die worden gesteld bij communicatieonderzoeken (bijvoorbeeld bij een
campagne)
1. Werkt het?
2. Wat is het effect?
3. Voor wie werkt het?
4. Verschillende effecten voor verschillende media?
5. Waarom werkt het?
De wetenschappelijke methode (METHOD OF SCIENCE)
Wetenschap = systematisch proces van vergaring van theoretische kennis door
middel van observatie
- Systematisch proces van vragen stellen en beantwoorden, resultaten openlijk
delen en laten zien dat je resultaten valide zijn
- Observatie = empirisme = werkelijk waarnemen
- Cumulatief proces: bouwt voort op bestaand onderzoek
Wetenschappelijke kennis
Method of Science = kennis vergaren via duidelijk omschreven regels/principes
Anders dan alledaagse kennis: bv: Waarom heb je bepaalde keuze gemaakt?
- Intuition/belief: ‘Dit voelt gewoon als het beste’
- Consensus: ‘iedereen om me heen heeft een iPhone’
- Authority: ‘Omdat mijn arts het zegt’
- Casual observation: ‘mijn studiegenoten doen het ook zo’
- Tenacity/gewoonte: ‘Zo heb ik het altijd gedaan’
Belangrijke vraag: wat vond je de belangrijke bron over COVID-19?
Is je belangrijke bron ook de meest betrouwbare bron?
Is een autoriteit altijd betrouwbaar?
▪ Wees altijd kritisch
Regels wetenschappelijk onderzoek
1. Empirisch toetsbaar: (toetsen aan de werkelijkheid, niet filosoferen)
o Gebaseerd op de werkelijkheid
o Waarneembare data
2. Repliceerbaarheid
o Studie moet herhaald kunnen worden met dezelfde resultaten
3. Objectiviteit
o Bevindingen niet ‘’persoons-gebonden’’
o Uniforme regels – vergelijkbare uitkomsten
o Geen ruimte voor subjectieve interpretatie
o wetenschappelijk onderzoek altijd zo objectief mogelijk
4. Transparant / openbaar
o Controleerbaar
o Open voor kritiek → zodat het verbeterd kan worden
, 5. Falsificeerbaar (belangrijke)
o Op zoek naar tegenbewijs
o Welke observatie is nodig om je verwachting tegen te spreken?
o Alleen maar bevestiging zoeken leidt niet vooruitgang
o Karl Popper
6. Logisch consistent/ intern coherent
o Consistent in je ideeen, verwchtingen en conclusies
o Consistent in je onderzoek: blijf bij je oorspronkelijke idee, pas niks aan
Inconsistent:
Voorbeeld: op canvas staat alles uitgelegd over MCO/S dus ik ga altijd eerst naar
Canvas’’
‘’Ik heb even met een medestudent gesproken en ik kom er niet uit’’
Consistent:
Voorbeeld: op Canvas staat alles uitgelegd over MCO/S dus ik ga altijd eerst naar
Canvas’’
’Ik heb alles over het vak gelezen maar ik kom er niet uit
Constante twijfel en zelf correctie. Resultaten zijn altijd voorlopig
De empirische cyclus: cyclus binnen wetenschappelijk onderzoek
1. Observatie
2. Inductie
3. Deductie
4. Toetsing
5. Evaluatie
Onderzoeksontwerpen
De opzet van een onderzoek, keuze uit verschillende methoden:
- Experiment
- Survey
- Inhoudsanalyse -> toon/mening/effect van mediabericht bekijken
- Gebruik bestaand materiaal
- Kwalitatief onderzoek
Kies op basis van onderzoeksvraag en onderzoeksdoel
Methoden van dataverzameling: observaties
Observeren van mensen, gebeurtenissen:
- Systematisch
- Alle stappen en keuzes moeten observeerbaar zijn
Methoden van dataverzameling: Stellen van vragen:
- Diepte-interviews
- Groepsinterviews
- Vragenlijsten
Wie ga je vragen
Wat ga je vragen
,Methoden van dataverzameling: Inhoudsanalyse:
Informatie uit bestaande beelden of teksten halen
- Selectie onderzoekseenheden: wat (tekst, beeld, geluid)
- Systematisch: codeervoorschrift
- Wat/hoe coderen?
Week 1 HC 2: Hoe ontstaat onderzoek?
Onderzoek & Paradigma’s
Paradigma = gedeelde opvattingen en aannames = wereldbeeld (hoe we over de
wereld denken)
→ voorbeeld: Aarde is plat = census (iedereen denkt het) = Paradigma
Paradigmaverschuiving door nieuwe/meer kennis
Cumulatief = meer kennis toevoegen waardoor we steeds meer kennis krijgen →
idee over bv de wereld kan verschuiven
Ontologie = ‘’zijnsleer’’ → hoe vinden wij de werkelijkheid om ons heen
Opvattingen over hoe de sociale werkelijkheid is opgebouwd
Bepaalt hoe wetenschappers denken en onderzoek verrichten
Binnen CW: ‘’Wat is communicatie?’’
‘’Wat is een attitude?’’
Ons wereldbeeld over de aard van communicatie en invloeden en systemen
daarbij
Paradigm shift binnen CW → Laswell’s Communication Model
Epistomologie = ‘’Kennisleer’’ → gaat door op ontologie
Opvattingen over wat als kennis telt en hoe kennis moet worden vergaard
Bepaalt welke onderzoeksmethoden worden gebruikt en wat de kwaliteit daarvan is
Binnen CW: ‘’Hoe vergaren we kennis over communicatie in de sociale
werkelijkheid?’
‘’Hoe observeren / meten we communicatie?’’
‘’Hoe observeren/ meten we attitude?’’
Belangrijke stromingen binnen CW:
Worldview I: Empirisch-analytisch = kwantitatief onderzoek (cijfermatig)
- Nadruk op wetmatigheden/generaliseren (algemene uitspraken willen we
gaan doen, veel onderzoeken→ nomothetische kennis
- Reductionistisch: Eenheid (persoon,organisatie) gereduceerd tot
variabelen (relaties mee in kaart brengen
- Doet niet mee, maar gaat vanuit een afstand een experiment aan: objectief
= ‘’derdepersoonsperspectief
Worldview II: Empirisch-interpretatief = kwalitatief onderzoek (proberen te begrijpen)
- Begrip van het unieke ‘Verstehen’’ (begrijpen van bepaalde
ervaring/gebeurtenis) → idiografische kennis
- Holistisch: Eenheid als geheel (we zien de wereld als 1)
, - Onderzoeker wil meedoen (partcipireren) en wil kijken hoe mensen het
ervaren: subjectief = ‘’eerstepersoonsperspectief’’
Empirisch = het is altijd gebaseerd op zintuigelijke waarneming (dit is altijd in
wetenschappelijk onderzoek)
(verschillen in hun ontologische en epistomologische ideeen → er wordt op andere
manier over wereld gedaan)
Tegenwoordig steeds vaker mixed-methods research! → Begint met kwalitatief
onderzoek om vervolgens kleiner te maken dmv kwantitatief onderzoek
Verschil:
Voorbeeld 1:
- Kwantitatieve methoden: (van afstand): hoeveel mensen nemen gratis ijs
- Kwalitatieve methoden: hoe voelde je je wanneer je het gratis ijs zag
Voorbeeld 2: kwaliteit van studentenlevel onderzoeken
- Empirisch-analytische benadering: cijfermatige aanpak
(algemeneconclusies trekken) : surveys, meten
- Empirisch-interpretatief: diepte-interviews afnemen :
groepsinterviews, hoe is het om te studeren?
De Empirische cyclus
Altijd volgen bij onderzoek
1. Observatie
2. Inductie
3. Deductie
4. Toetsing
5. Evaluatie
Vervolgonderzoek → vaak start bij onderzoek (cyclus proces, het kan altijd
doorgaan)
Observatie & Inductie:
Inductie = van het bijzondere naar het algemene redeneren
Observatie → patroon → Theorie
Observatie voorbeeld: 3 mensen in de trein die aan het bellen zijn dragen hun
mondkapje verkeerd
Patroon: Alle mensen in de trein die aan het bellen zijn dragen hun
mondkapje verkeerd
Theorie: Als iemand in de trein moet bellen, zal diegene zijn of haar
mondkapje verkeerd dragen
Kan een satirisch nieuwsprogramma de houding van mensen ten opzichte van een
besproken bedrijf veranderen? =
Inductie = vanuit observatie induceer je bepaalde theorie