Methodologie van de sociale
wetenschappen
Communicatiewetenschappen
H2: bouwstenen en soorten
sociaalwetenschappelijk onderzoek
1. Intro
Theorie: denken
Empirie:
observeren
Goede kennis is gebaseerd op zowel nadenken als observeren (geen
tegenstelling tussen theorie en empirie)
Sociaalwetenschappelijk onderzoek heeft beide componenten nodig = empirische
cyclus van onderzoek
METHODOLOGIE = op welke wijze kunnen we theorie en empirie combineren om
kennis te produceren?
Bronnen van kennis
- Wetenschap
- Persoonlijke ervaring
- Media
- Ideologie/religie
Wetenschappelijke kennis
Superieur aan de andere
bronnen:
- Observeerbare fenomenen (niet over bovennatuurlijke fenomenen-
- Gebaseerd op systematische observatie volgens de methodologische spelregels
- Enkel geïnteresseerd in de waarheid
Biedt de best mogelijke garantie op kennisproductie
2. Bouwstenen sociaalwetenschappelijk onderzoek
2.1 Theorie en empirie
Theorie: een verhaal dat verklaart hoe de wereld rondom ons in mekaar zit, een geheel van
samenhangende uitspraken of proposities die bepaalde fenomenen verklaren of beschrijven
Vb.: The Big Bang Theory, Darwin’s evolutie theorie, Job Deman Control Model
Job Demand Control Model – Karasek
theorie die verklaart waarom sommige jobs to meer stress leiden dan andere
,1
,Hogere werkdruk, minder autonomie: meer werkstress -> slopende job
Theoriën bestaan uit 2 basisblokken
- Concepten: abstract, label om fenomenen te
categoriseren Vb.: stress, werkdruk, autonomie, 4
types jobs
- Proposities: veronderstelde relatie tussen
concepten Vb.: slopende job is gelinkt aan het
fenomeen stress
Wetenschappelijke theorie moet voldoen aan kenmerken:
- Logisch consistent: de proposities mogen elkaar niet tegenspreken
- Verklaringskracht: theorie is beter naarmate ze meer succesvol de
wereld rondom ons te verklaren
- Veralgemeenbaar: theorie gaat niet over één concrete case, maar heeft
een ruimer toepassingsgebied
- Spaarzaam: hoe minder concepten en proposities je nodig hebt , hoe beter
- Empirisch toetsbaar: het moet mogelijk zijn om via observatie na te
gaan of de theorie overeenstemt met de realiteit
o Verifieerbaarheid: de fenomenen moeten observeerbaar zijn
o Falsifieerbaar: moet weerlegbaar zijn
Empirie: het ervaren van de wereld rondom ons door middel van waarneming
(zintuigen) Problemen:
- In welke mate is het mogelijk objectieve observaties te doen?
- Sociale wetenschappers zijn vaak geinteresseerd in fenomenen die niet
makkelijk observeerbaar zijn
Vb.: Job Control Demand model
Empirisch toetsen aan de hand van vragenlijsten of observeren terwijl ze aan
het werk zijn
2.2 Inductie en deductie
Theorie en empirie zijn met elkaar verbonden door twee processen: Inductie
& deductie Deductie
, 2
wetenschappen
Communicatiewetenschappen
H2: bouwstenen en soorten
sociaalwetenschappelijk onderzoek
1. Intro
Theorie: denken
Empirie:
observeren
Goede kennis is gebaseerd op zowel nadenken als observeren (geen
tegenstelling tussen theorie en empirie)
Sociaalwetenschappelijk onderzoek heeft beide componenten nodig = empirische
cyclus van onderzoek
METHODOLOGIE = op welke wijze kunnen we theorie en empirie combineren om
kennis te produceren?
Bronnen van kennis
- Wetenschap
- Persoonlijke ervaring
- Media
- Ideologie/religie
Wetenschappelijke kennis
Superieur aan de andere
bronnen:
- Observeerbare fenomenen (niet over bovennatuurlijke fenomenen-
- Gebaseerd op systematische observatie volgens de methodologische spelregels
- Enkel geïnteresseerd in de waarheid
Biedt de best mogelijke garantie op kennisproductie
2. Bouwstenen sociaalwetenschappelijk onderzoek
2.1 Theorie en empirie
Theorie: een verhaal dat verklaart hoe de wereld rondom ons in mekaar zit, een geheel van
samenhangende uitspraken of proposities die bepaalde fenomenen verklaren of beschrijven
Vb.: The Big Bang Theory, Darwin’s evolutie theorie, Job Deman Control Model
Job Demand Control Model – Karasek
theorie die verklaart waarom sommige jobs to meer stress leiden dan andere
,1
,Hogere werkdruk, minder autonomie: meer werkstress -> slopende job
Theoriën bestaan uit 2 basisblokken
- Concepten: abstract, label om fenomenen te
categoriseren Vb.: stress, werkdruk, autonomie, 4
types jobs
- Proposities: veronderstelde relatie tussen
concepten Vb.: slopende job is gelinkt aan het
fenomeen stress
Wetenschappelijke theorie moet voldoen aan kenmerken:
- Logisch consistent: de proposities mogen elkaar niet tegenspreken
- Verklaringskracht: theorie is beter naarmate ze meer succesvol de
wereld rondom ons te verklaren
- Veralgemeenbaar: theorie gaat niet over één concrete case, maar heeft
een ruimer toepassingsgebied
- Spaarzaam: hoe minder concepten en proposities je nodig hebt , hoe beter
- Empirisch toetsbaar: het moet mogelijk zijn om via observatie na te
gaan of de theorie overeenstemt met de realiteit
o Verifieerbaarheid: de fenomenen moeten observeerbaar zijn
o Falsifieerbaar: moet weerlegbaar zijn
Empirie: het ervaren van de wereld rondom ons door middel van waarneming
(zintuigen) Problemen:
- In welke mate is het mogelijk objectieve observaties te doen?
- Sociale wetenschappers zijn vaak geinteresseerd in fenomenen die niet
makkelijk observeerbaar zijn
Vb.: Job Control Demand model
Empirisch toetsen aan de hand van vragenlijsten of observeren terwijl ze aan
het werk zijn
2.2 Inductie en deductie
Theorie en empirie zijn met elkaar verbonden door twee processen: Inductie
& deductie Deductie
, 2