Opdracht Testbeoordeling
Naam, X. (studentnummer), Naam, X. (studentnummer), Naam, X. (studentnummer)
Cursus Grondslagen van de Psychologische Diagnostiek en Testtheorie: Opdracht
Testbeoordeling 2019-2020
Werkgroep:
Docent:
Faculteit Sociale Wetenschappen, Psychologie
Universiteit Utrecht
Datum: 07-10-2019
, 2
Inhoudsopgave
Betrouwbaarheid (1A – 1F).......................................................................................................... 3
Begripsvaliditeit (2A – 2E) ........................................................................................................... 6
Criteriumvaliditeit (3) ................................................................................................................ 11
Toepassingsvraag (4) .................................................................................................................. 13
Referenties ................................................................................................................................... 15
, 3
Vragen Betrouwbaarheid
1A.
Het doel van de CDI is het vroeg identificeren van de ernst van de symptomen van depressie bij
kinderen. Daarbij kan het ook gebruikt worden voor het evalueren van de effectiviteit van de
behandeling. Het meetinstrument is niet voldoende voor het stellen van een diagnose. De CDI
test op individueel niveau, met minder belangrijke beslissingen, zoals het geven van een
therapie-indicatie. Derhalve wordt voor het beoordelen van de betrouwbaarheid de volgende
richtlijn gehanteerd: onvoldoende: r < .70, voldoende: .70 ≤ r < .80, goed r ≥ .80.
1B.
Aangezien er in de kaders geen informatie wordt verstrekt over paralleltestbetrouwbaarheid, is
de beoordeling voor de paralleltestbetrouwbaarheid onvoldoende.
1C.
In kader B worden gegevens verstrekt over de betrouwbaarheid op basis van inter-itemrelaties. In
Tabel 3 zijn voor de vijf subschalen van de CDI de correlaties weergegeven. Middels een
steekproef van 1266 kinderen is de interne consistentie gemeten. Een hoge Cronbachs alfa
reflecteert een sterkere interne consistentie en dit is ondersteunend voor de betrouwbaarheid van
de test. De criteria volgens Nunnaly en Bernstein (1994) voor een onvoldoende betrouwbaarheid
is een alfa onder de .70. Een voldoende ontstaat bij een correlatie boven de .70 tot .80. Alles
boven de .80 wordt geïnterpreteerd als een goede betrouwbaarheid.
De totale CDI scoort een Cronbachs alfa tussen de .71 en .89. Dit wordt derhalve
geïnterpreteerd als een goede betrouwbaarheid voor de gehele CDI. In het onderzoek van Kovacs
(1992) wordt tevens de interne consistentie per subschaal berekend. De betrouwbaarheid van alle
subschalen (negative mood, interpersonal problems, ineffectiveness, anhedonia en negative self-
esteem) is onvoldoende, < .70. Dit biedt geen ondersteuning voor de inter-
itembetrouwbaarheid binnen de subschalen, ofwel er bestaat onvoldoende samenhang tussen de
items binnen een subschaal. Een kanttekening die bij het gebruik van de alfa coëfficiënt gemaakt
kan worden, is dat het aantal items invloed heeft op de grootte van deze coëfficiënt. Een hogere
coëfficiënt kan veroorzaakt worden door een groter aantal items. In dit geval bevat de gehele test