Geschiedenis samenvatting vwo 2 §1.2, §1.3, §3.5 en §4.1.

GS samenvatting par. 1.2 - 1.3 - 3.5 - 4.1:

1.2 De renaissance
 Omstreeks 1506 werd de Mona Lisa gemaakt door de Italiaanse
kunstenaar Leonardo da Vinci.
 Omstreeks 1500 kregen mensen in Italië een ander mens- en
wereldbeeld.

De kerk had altijd geleerd dat het leven een korte en ellendige
voorbereiding was op het eeuwige en gelukkige leven in de hemel.
Daarom moesten mensen zich richten op God. Memento Mori
(bedenk dat je zult sterven).

Geloofden nog steeds in god, alleen vonden de mens ook belangrijk.
De mens was het hoogtepunt van Gods schepping. Het aardse leven
was de moeite waard en je kon er maar beter van genieten. Carpe
diem (pluk de dag).

 Kunstenaars gingen de schoonheid van de mens, de natuur en het
leven laten zien.
 Mensen herkenden hun nieuwe mentaliteit in het werk van de
Grieken en Romeinen.
 Hierdoor ontstond veel belangstelling voor de cultuur van de
klassieke oudheid.
 Humanisten stelden de mens centraal bij de besturing van klassieke
teksten en Bijbelteksten.
 Kunstenaars namen de klassieke kunst als voorbeeld. Ze maakten
levensechte schilderijen en beelden en ontwierpen gebouwen met
klassieke elementen.

 In de 16e eeuw werd de renaissance over Europa verspreid door
reizende kunstenaars en geleerden en door verspreiding van
boeken (boekdrukkunst).

 Renaissance betekent letterlijk wedergeboorte.
 Humanisten zijn geleerden die in de renaissance de mens centraal
stelden.

 Erasmus ontdekte dat de Latijnse Bijbel vol fouten zat en maakte
daarom een nieuwe vertaling en dat werd het Nieuwe Testament
genoemd.

,  Leonardo da Vinci maakte anatomische studies door het menselijk
lichaam te onderzoeken.
 Kunstenaars imiteerden het perspectief in klassieke kunstwerken.

 Omstreeks 1450 maakte de Duitser Johannes Gutenberg een
drukpers waarmee snel en foutloos kopieën van boeken konden
worden gemaakt.
 Humanisten: stelden de mens centraal. Zij geloofden dat mensen
op eigen kracht hun leven konden verbeteren.
 Erasmus: was een bekende humanist. Door zijn kennis van de
Griekse taal kon hij de oudste bestaande bronnen van het Oude
Testament lezen en daarom een vertaling maken. Hij ontdekte dat
een deel van de kerk niets met het oorspronkelijke christendom te
maken had.


Begrippen:
- Humanist = geleerde die vanaf omstreeks 1500 klassieke teksten
bestudeerde.
- Mens- en wereldbeeld = kijk op het leven van mensen en de
wereld om hen heen.
- Mentaliteit = manier van denken en voelen.
- Nieuwe Testament = tweede deel van de Bijbel dat gaat over het
leven van Jezus en over de begintijd van het christendom.
- Oude Testament = eerste deel van de Bijbel dat gaat over de
vroege geschiedenis van de joden en het jodendom.
- Renaissance = (wedergeboorte) vernieuwing van de Europese
cultuur vanaf omstreeks 1500 met een herboren belangstelling voor
de klassieke cultuur.


Kenmerkend aspect 1.2:
Het veranderend mens- en wereldbeeld in de renaissance.
Aantekeningen:
1. Wat veranderde er?
2. Wat is de renaissance?
-------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. - Meer nadenken over het leven.
- Anders kijken naar eigen wereld.
- Genieten van het leven (carpe diem).
- Eerst memento mori (gedachte te sterven)
2. - Wedergeboorte van de oudheid.