100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Class notes

College aantekeningen Theoretische Filosofie 1 (Y)

Rating
-
Sold
1
Pages
19
Uploaded on
19-10-2022
Written in
2019/2020

Samenvatting van alle colleges van Theoretische Filosofie 1.

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
October 19, 2022
Number of pages
19
Written in
2019/2020
Type
Class notes
Professor(s)
-
Contains
All classes

Subjects

Content preview

Theoretische filosofie

Kennis en ontologische ideeën (metafysische entiteiten/metafysica) hangen samen

1 Plato en Aristoteles

Plato was burger van Athene -> wat moet je daar doen? / Aristoteles woonde in Macedonië -> hoe zit
de wereld in elkaar?

Plato en Aristoteles hebben elkaar beïnvloed

Plato schreef in dialoogvorm / Van Aristoteles hebben we geen werken, alleen zijn notities en citaten

Plato had iets met de wiskunde -> abstractie = wat je niet zintuigelijk waarneemt

 Abstracte is verbonden met het religieuze/hogere

Aristoteles heeft iets met biologie

 Empirische werkwijze, als inventariseren

Plato en Aristoteles geloven in het bestaan van universalia

- Bij Plato zijn deze Ideeën
- Bij Aristoteles zit dit algemene in dingen zelf

Basisideeën

Denken (binnen) -> aanraken -> buitenwereld (buiten)

Logica = leervormen -> kentheorie -> ontologie

Wetenschap moet consistent zijn (denkeigenschap), definities algemeen geldig, vaste kennis

Tegenhanger van relativisme, wat tot scepticisme komt

Zintuigelijke waarneming is onbetrouwbaar

Het voorwerp van wetenschap moet vast zijn (dus niet veranderlijk)

Wat leeft/stoffelijke werkelijkheid is veranderlijk en vergankelijk -> wisselvallig

Aristoteles

In het stoffelijke zit iets blijvends (universale in re) en dus iets algemeen geldigs

 Kennis volgt op zintuigelijke waarneming van dingen = a posteriori

Hiërarchie van cognitie/kennen

1. Waarneming (alle dieren hebben het; veranderlijk en daarom onbetrouwbaar; kan alleen
geen kennis geven)
2. Geheugen (sommige dieren hebben het; maakt ervaring en leren mogelijk ->
abstraheren)
3. Ervaring (herinneren van veel produceren één ervaring; kennis van individu)
 Vanaf hier wetenschappelijk (streven naar kennis over universalia en oorzaken)
4. Kunde/art (bewustzijn van oorzaken (het algemene); leren -> kennisvorming;
te onderwijzen)
5. Theoretische wetenschap (niet gericht op praktisch nut > gradueel onderscheid)

, 6. Wijsheid/geleerdheid/sofia
 Eerste filosofie/theologie = kennis van het eerste wezen/zijnde
 Ontologie = leer van het zijnde als zijnde = substantie (ipv materie/vormen)
> Kennis van oorzaken en eerste principes -> zijn bij gratie van substantie (bijv. kleur)
 Substanties/wezens/ousia is het zijnde als zijnde primair -> combinaties van vorm en materie
die op zichzelf bestaan
= Eerste principe en oorzaak

Oorzakenleer van een standbeeld

- Vorm (bijv. rond)
- Materie (bijv. brons)
 Kal: vorm en stof zijn principes van het concrete wezen
- Bewegingsoorzaak
- Doeloorzaak

Natuurlijke substanties

- Uit de natuur zelf voortgekomen, bijv. mensen, dieren, planten
- Hebben in zichzelf een principe van beweging/verandering en rust -> hun natuur
(materie/vorm)
 Vorm = wat het volgens de definitie ervan is
 Stof is algemeen (Kal); vorm en sto

Niet-natuurlijke substanties

- Kunstmatig tot stand gekomen, bijv. een stoel
- Hebben in zichzelf geen principe van beweging/verandering en rust

Plato

- Dialogen tussen Socrates en anderen
 Filosofisch inzicht met inzicht dat ze het net niet helemaal hebben
 Plato’s definitie van kennis is lang aangehouden
 Kennis is een ware mening gepaard met een redelijke verklaring (logos)

Het stoffelijk waarneembare is wisselvallig, dus geen kennisobject

 Wezens hebben niets vasts, maar zijn dynamisch
 Steeds een nieuwe definitie mogelijk (problematisch!)
 Kennis ligt niet in de empirie = scepsis
 Het vaste ligt voor het waarneembare (ante rem)
 Weten gaat vooraf aan de zintuigelijke waarneming van dingen = a priori

Herinnering-> kennis die je te binnen schiet -> definities

Idealen zijn wat is (algemene), wat we zien is het schijnbare

 Verdubbeling: echte is abstract, concrete is schijn
 Idee is normatief
 De soort (bijv.) de mens blijft continu bestaan als idee, zintuigelijke uiting ervan wisselt
> Vergelijking woekerkruid: onzichtbare continu wortels met vergankelijke bloemen
- Dialogen tussen Socrates en anderen
 Filosofisch inzicht met inzicht dat ze het net niet helemaal hebben

,  Plato’s definitie van kennis is lang aangehouden

Gesprek met Theatetus

1. Kennis door zintuiglijke waarneming die de ziel doet
2. Er zijn ook zaken die de ziel niet door middel van de zintuigen doet maar door middel van
zichzelf
3. Waarnemen is dat wat ze ziel doet door middel van zintuigen
4. Voor kennis is het nodig het zijn te bereiken (de Vormen is het echte zijn, waarneembare
imperfecte kopieën daarvan)
5. Het zijn wordt bereikt door de ziel dmv zichzelf, niet dmv zintuigen
6. Meningen vormen is wat de ziel doet als ze op zichzelf met het zijn bezig is
 Vormen meningen doet de ziel dmv zichzelf

Redenering tot indrukken

 Kennis is een juiste mening met redenen

Bij juiste meningen is er geen tegenwerping mogelijk

 Onvolledig, want je weet nooit of er echt geen tegenwerping is of dat je hem niet weet
 Kennis is een juiste mening met onderbouwing

S: Verschil juiste mening en kennis is dat eerste vluchtig is (-> kun je aan twijfelen) en tweede vast is
op basis van een redelijke verklaring

 Wat is een redelijke verklaring?
 Theaetetus: kleinste deeltjes bestaat alles uit, die zijn onverklaarbaar en dus onkenbaar
 Combinaties van deze elementen (lettergrepen) zijn wel kenbaar
 Idee verworpen (Socrates: om lettergrepen te kennen moet je letters kennen of lettergrepen
moeten beginselen en dus onkenbaar zijn)
 Nieuw idee: kleinste elementen zijn wel kenbaar

Drie mogelijke redelijke verklaringen

1. Uitdrukken van mening is verklaring
 Verworpen: kan iedereen
2. Alle elementen doorlopen
 Verworpen: verschillende talen -> onduidelijk wat elementen zijn/ware mening met
verklaring mogelijk die geen kennis is
3. Logos als teken waardoor object van alle andere verschilt
 Je moet de dingen waar het van verschilt ook kennen en daar juiste meningen over hebben



Gesprek met Meno

M: Hoe onderzoeken wat je niet kent? -> waarvan je niet weet hoe het is? -> je kunt het geen
hoedanigheid en dus geen eigenschappen toekennen

 Hoe deugd onderzoeken?

S: Slaaf kun je vragen stellen over wiskundige vormen, die kan vervolgens zelf met sturende vragen
op juiste antwoorden komen en het correcte antwoord kan herkennen wanneer hij het vindt
$5.95
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
ecdp

Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
ecdp Universiteit van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
7
Member since
3 year
Number of followers
5
Documents
9
Last sold
1 week ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions