GS kenmerkende aspecten
Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren
tot 3000 v. Chr.
prehistorie
1. De levenswijze van de jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen
3000 v. Chr. – 500 n. Chr.
oudheid
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse Stadsstaat
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische
godsdiensten
Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders
5000 - 1000
vroege middeleeuwen
middeleeuwen
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren
tot 3000 v. Chr.
prehistorie
1. De levenswijze van de jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen
3000 v. Chr. – 500 n. Chr.
oudheid
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse Stadsstaat
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische
godsdiensten
Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders
5000 - 1000
vroege middeleeuwen
middeleeuwen
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa