Economie Monetaire zaken
H1 Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving
algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid
en vermogensobject (of oppotmiddel).
Soorten geld:
Chartaal geld: munten en bankbiljetten die in omloop
zijn.
In omloop wil zeggen dat het geld in handen is van het
publiek (niet in bezit van de bank). Chartaal geld is het enige
wettige betaalmiddel van Nederland
Giraal geld: direct opeisbaar tegoed bij een bank.
Direct opeisbaar wil zeggen dat het geld direct in contanten is om te wisselen of dat
het gebruikt kan worden voor girale betalingen.
Manieren van giraal betalen:
Acceptgiro.
Pinpas.
Creditcard.
Internetbankieren.
Gezamenlijk vormen al het chartale en het girale geld dat in handen is van het
publiek de Maatschappelijke Geldhoeveelheid.
Vier functies van geld:
Ruilmiddel: je ruilt geld voor goederen of diensten.
Betaalmiddel: geld betalen zonder directe tegenprestatie.
Rekenmiddel.
Spaarmiddel.
Sparen: het niet uitgeven van een gedeelte van je inkomsten (bestedingen uitstellen)
Oppotten: geld in liquide vorm achter de hand houden (liquide: bank of kas tegoed.
Dit geld levert niets op.
Ontpotten: het naderhand uitgeven van het opgepotte geld.
Vormen van beleggen:
Spaarrekening op een bank
Je geeft je geld aan de bank, vergoeding: spaarrente
Weinig risico, maar ook een relatief laag rendement.
Aandelen
Kopen van eigendomsbewijzen bedrijf op de beurs, vergoeding bestaat uit dividend
(winstuitkering) en koerswinst.
Hoog risico, maar ook hoog rente als het goed gaat.
Obligaties
Verhandelbaar schuldbewijs voor lening van overheid/onderneming.
Laag risico, relatief laag rendement
Onroerend goed
Aankoop van gebouwen/grond, later verkopen of exploiteren.
Lenen:
Vraagkant van de vermogensmarkt: mensen/ instellingen die geld nodig hebben.
Aanbodkant van de vermogensmarkt: mensen/ instellingen die geld aanbieden.
H2 Het ontstaan van geld
, Ontstaan van geld:
Functies van geld:
Waarde van de munt:
Intrinsieke waarde (materiaalwaarde).
Nominale waarde (extrinsieke waarde): de waarde die op de munt vermeld
staat.
Wet van Gresham: als er munten in omloop zijn met dezelfde nominale waarde
maar een verschillende intrinsieke waarde dan geeft men de munten met de laagste
intrinsieke waarde (bad money) eerder uit dan de munten met de hogere intrinsieke
waarde (good money).
Mensen geven hun munten in bewaring bij goudsmeden en krijgen hiervoor een
ontvangstbewijs (= ontstaan bankbiljetten)
Fiduciair geld: ontvangstbewijzen die als betaalmiddel werden gebruikt ontleenden
hun waarde volledig aan vertrouwen.
H1 Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving
algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid
en vermogensobject (of oppotmiddel).
Soorten geld:
Chartaal geld: munten en bankbiljetten die in omloop
zijn.
In omloop wil zeggen dat het geld in handen is van het
publiek (niet in bezit van de bank). Chartaal geld is het enige
wettige betaalmiddel van Nederland
Giraal geld: direct opeisbaar tegoed bij een bank.
Direct opeisbaar wil zeggen dat het geld direct in contanten is om te wisselen of dat
het gebruikt kan worden voor girale betalingen.
Manieren van giraal betalen:
Acceptgiro.
Pinpas.
Creditcard.
Internetbankieren.
Gezamenlijk vormen al het chartale en het girale geld dat in handen is van het
publiek de Maatschappelijke Geldhoeveelheid.
Vier functies van geld:
Ruilmiddel: je ruilt geld voor goederen of diensten.
Betaalmiddel: geld betalen zonder directe tegenprestatie.
Rekenmiddel.
Spaarmiddel.
Sparen: het niet uitgeven van een gedeelte van je inkomsten (bestedingen uitstellen)
Oppotten: geld in liquide vorm achter de hand houden (liquide: bank of kas tegoed.
Dit geld levert niets op.
Ontpotten: het naderhand uitgeven van het opgepotte geld.
Vormen van beleggen:
Spaarrekening op een bank
Je geeft je geld aan de bank, vergoeding: spaarrente
Weinig risico, maar ook een relatief laag rendement.
Aandelen
Kopen van eigendomsbewijzen bedrijf op de beurs, vergoeding bestaat uit dividend
(winstuitkering) en koerswinst.
Hoog risico, maar ook hoog rente als het goed gaat.
Obligaties
Verhandelbaar schuldbewijs voor lening van overheid/onderneming.
Laag risico, relatief laag rendement
Onroerend goed
Aankoop van gebouwen/grond, later verkopen of exploiteren.
Lenen:
Vraagkant van de vermogensmarkt: mensen/ instellingen die geld nodig hebben.
Aanbodkant van de vermogensmarkt: mensen/ instellingen die geld aanbieden.
H2 Het ontstaan van geld
, Ontstaan van geld:
Functies van geld:
Waarde van de munt:
Intrinsieke waarde (materiaalwaarde).
Nominale waarde (extrinsieke waarde): de waarde die op de munt vermeld
staat.
Wet van Gresham: als er munten in omloop zijn met dezelfde nominale waarde
maar een verschillende intrinsieke waarde dan geeft men de munten met de laagste
intrinsieke waarde (bad money) eerder uit dan de munten met de hogere intrinsieke
waarde (good money).
Mensen geven hun munten in bewaring bij goudsmeden en krijgen hiervoor een
ontvangstbewijs (= ontstaan bankbiljetten)
Fiduciair geld: ontvangstbewijzen die als betaalmiddel werden gebruikt ontleenden
hun waarde volledig aan vertrouwen.